Frans mondeling dialoog D
1. met welke vakken ga jij je eindexamen in? 2. Ik koos voor Frans, economie, Nederlands, Engels, kunst beeldend, Duits en Geschiedenis. 3. En met welke vakken ga jij je eindexamen in? 4. Ik heb dezelfde vakken, buiten wiskunde.
1. Avec quelles matières tu vas passer ton bac? 2. J'ai choisi la français, l'économie, le Néerlandais, l'Anglais, les arts plastiques, l'Allemand et l'histoire. 3. Et toi avec quelles matières tu vas passer ton bac? 4. Avec les mêmes sujets, outre les maths.
1. hallo, hoe gaat het? 2. Hallo, met mij gaat het goed en met jou? 3. met mij gaat het ook goed!
1. Bonjour, ça va? 2. Bonjour, ça va bien et toi? 3. ça va bien aussi!
1. Hoe waren je jaren op de middelbare school? 2. Mijn jaren op de middelbare school waren goed, en bij jou? 3. Mijn jaren op de middelbare school waren ook goed, maar wel een beetje saai.
1. Comment étaient tes années au lycée? 2. Mes années au lycée étaient bonnes. et toi années au lycée? 3. Mes années au lycée étaient aussi bonnes, mais un peu ennuyeux.
1. Wat ga je doen na de middelbare school? 2. Ik ga een tandartsassistente opleiding doen in Alkmaar. En jij? 3. Ik ga een tandartsassistente opleiding doen in Alkmaar.
1. Qu'allez-vous faire après le lycée? 2. Je vais faire une étude d'assistante dentaire à Alkmaar. Et toi? 3. Je vais faire une étude d'assistante dentaire à Alkmaar
1. Wat ga je tijdens je zomervakantie doen? 2. Ik ga op vakantie naar Turkije. En jij, wat ga jij doen tijdens je zomervakantie? 3. Ik ga op vakantie naar Turkije 4. Oke, tot ziens!
1. Qu'est-ce que tu fais pendant les vacances d'été? 2. Je pars en vacances en Turquie. Et toi, qu'est-ce que tu vas faire pendant les vacances d'été 3. Je pars en vacances en Turquie. 4. D'accord, au revoir!
