Seksuologie: Thema 1.1.2

¡Supera tus tareas y exámenes ahora con Quizwiz!

Zojuist hebben we gezien dat verlangen hoofdzakelijk een psychisch fenomeen is, terwijl dit in de fysiologische veranderingen tijdens de respons cyclus nauwelijks terug te vinden is.Toch is ook voor het verlangen wel een plaats in de fysiologie, maar dan dieper gelegen in ons zenuwstelsel. -Beschrijf kort hoe seksuele prikkels in ons systeem verwerkt worden. Beperk u tot hoofdlijnen, specifieke zenuwbanen hoeft u niet te benoemen. -Maak daarbij wel zorgvuldig onderscheid tussen afferente en efferente processen, en tussen sympatisch, parasympatisch, autonoom en somatisch zenuwstelsel. -Probeer vervolgens zo specifiek mogelijk aan te geven waar in dit systeem het psychologisch beleefde verlangen optreedt.

Allereerst is er de fase van seksuele opwinding. Deze kan ontstaan door stimulatie van de genitaliën, maar ook door een seksuele stimulus die ons bereikt via de zintuigen, of een herinnering of fantasie in het brein. Wanneer daar sprake van is, dan worden via efferente banen vanuit het ruggenmerg prikkels verzonden naar de genitaliën. Dit gebeurt hoofdzakelijk via het parasympathisch deel van het autonome zenuwstelsel, dat een belangrijke rol speelt bij erectie van penis en clitoris, en bij lubricatie van de vagina. Ook diverse klieren, de baarmoeder en de zaadblaasjes staan deels onder invloed van dit deel van het zenuwstelsel. Deze organen worden echter tevens beïnvloedt door efferente banen van het sympathisch deel van het autonome zenuwstelsel, dat de werking van het parasympathisch zenuwstelsel kan tegengaan. Wanneer er eenmaal sprake is van opwinding, en het individu gaat over tot seksuele activiteit, dan worden als gevolg van de stimulatie van de genitaliën, prikkels vanuit sensorische zenuwuiteinden via afferente banen naar het ruggenmerg verzonden en tevens naar hoger gelegen delen van het centrale zenuwstelsel, inclusief de hersenen. Dit veroorzaakt via het parasympathisch zenuwstelsel een verhoging van de seksuele opwinding tot een drempelwaarde bereikt wordt. Als deze bereikt is, dan treden specifieke efferente banen van het sympathisch zenuwstelsel in werking. Deze stimuleren diverse organen, maar met name bij de man ook de hals van de urineblaas, de zaadblaasjes en de prostaat, waardoor de emissie van sperma op gang komt. Dit leidt tot slot tot de derde fase, waarbij efferente prikkeling vanuit het somatisch zenuwstelsel leidt tot spiercontracties van de buikwand en de bekkenbodem die samengaan met de beleving van een orgasme en tevens leiden tot ejaculatie. In het boek wordt dus wel expliciet genoemd de beleving van het orgasme, maar niet de beleving van het verlangen. Op basis van de incentive-motivatietheorie is echter wel te veronderstellen dat verlangen optreedt op het moment dat de hoger gelegen delen van het centrale zenuwstelsel zich mengen in de fase van seksuele opwinding. Dat kan dus gebeuren als er een intiële prikkel vanuit de hersenen optreedt, of wanneer fantasieën of herinneringen worden ontlokt door afferente prikkels uit de erogene zones. Het verlangen is dan het psychologisch fenomeen dat de seksuele opwinding begeleidt, net zoals het orgasme een psychologisch fenomeen is dat de spiercontracties begeleidt tijdens de ejaculatiefase.

De man

Bij de man zien we op hoofdlijnen vergelijkbare veranderingen in de fase van opwinding (en plateau). Ademhaling, bloeddruk en hartslag nemen toe. Ook de seksblos en de spiercontracties zien we bij de man. Soms kan ook een tepelerectie optreden. De penis neemt bij opwinding snel toe in lengte en omtrek. Deze erectie is snel omkeerbaar bij afleiding. Het scrotum trekt samen en wordt platter, de testes worden opgetrokken en naar het eind van de opwindingsfase neemt de omvang van de testes met maximaal 50% toe. In de orgasmefase zien we net als bij de vrouw veel van deze fysiologische veranderingen een hoogtepunt bereiken en zien we dezelfde verwijding van de pupil. Door sterke contracties van ampul, prostaat en zaadblazen wordt de emissie van het sperma in werking gezet. Contracties van de penisurethra en de spieren rond de basis van de penis zorgen vervolgens voor de expulsie van het ejaculaat. Net als bij de vrouw zien we in de herstelfase de meeste van deze veranderingen snel weer omkeren. Alleen de volledige verslapping van de penis en de verdwijning van de tepelerectie duurt langer.

De seksuele-responscyclus werd oorspronkelijk geformuleerd door Masters en Johnson (1966) en is sindsdien een van de centrale modellen van de seksuologie geworden. Sindsdien is een aantal wijzigingen van dit model voorgesteld. Hierover gaat deze opdracht. Benoem allereerst de vier fasen van het oorspronkelijke model, en probeer deze kort te karakteriseren in psychologische termen. Welke herzieningen stelde Kaplan (1979) voor, en welke argumenten voerde hij hiervoor aan?

De oorspronkelijke seksuele-responscyclus bestond uit: opwinding, plateau, orgasme en resolutie (ook wel ontspanning of herstel). Op basis van het boek is een psychologische beschrijving niet gemakkelijk te geven, omdat Masters en Johnson de cyclus vooral beschreven als een fysiologisch model. Toch is er wel informatie uit het boek te halen. In geval van seksueel verlangen zal iemand gaan zoeken naar seksuele stimulatie, die leidt tot een steeds verdergaande toename van seksuele opwinding. Na voldoende stimulatie, bereikt het individu de plateaufase, waarin men een orgasme kan bereiken. Indien de stimulatie stopt, zal de opwinding echter weer afnemen tot beginniveau. De fase van het orgasme duurt over het algemeen kort (5 tot 30 seconden) en werd door Masters en Johnson omschreven als de subjectieve ervaring van de piek in de fysiologische reactie op seksuele stimuli. In de resolutiefase na het orgasme treedt ontspanning op en herstel van het seksuele vermogen. Bij mannen gaat deze meestal begeleid van een refractaire periode waarin zij ongevoelig zijn voor seksuele stimulatie. Bij vrouwen kan voortdurende stimulatie echter leiden tot een herhaald optreden van het orgasme. Kaplan constateerde dat een terugkerende klacht in de hulpverlening was dat mensen wel in staat waren tot seksuele opwinding, maar ondanks dat geen zin hadden in seks. Verlangen en opwinding waren dus twee verschillende zaken. Op basis van dat argument voegde hij de fase van verlangen toe aan het model. Bovendien bleek het onderscheid tussen opwinding en plateau niet te maken en werden deze dus samengevoegd tot een fase.

Zojuist hebt u uit de tabellen en figuren op pagina 86-91 zo veel mogelijk informatie gehaald en deze in het model van Kaplan geprobeerd in te passen. U hebt daardoor een goed beeld gekregen van de verschillende fysiologische veranderingen die optreden in elke fase bij zowel de man als de vrouw. Vergelijk nu op hoofdlijnen de overlap tussen dat overzicht dat u gecreëerd hebt, en de fasen van het model van Kaplan. Wat valt u op? Is er een duidelijke relatie tussen de responscyclus van Kaplan en het overzicht van fysiologische veranderingen? Is elke fase goed vertegenwoordigd? Wat concludeert u hieruit? Globaal kijkend naar de verschillen tussen de fasen, waar zitten de grootste kwalitatieve verschillen? In welke fase gebeurt echt wat anders? Wat concludeert u hieruit?

Gek genoeg is er in het overzicht in tabellen 4.2 en 4.3 en figuur 4.8 en 4.9 niets te vinden over de fase van verlangen. Kennelijk zijn er geen duidelijk fysiologische veranderingen die daarmee samenhangen. Bovendien wordt juist wel heel expliciet onderscheid gemaakt tussen de fase van opwinding en de fase van plateau, terwijl dat onderscheid volgens Kaplan en andere onderzoekers niet goed te maken was. Kennelijk houdt dit overzicht zich nog aan de oorspronkelijke cyclus zoals die door Masters en Johnson werd geformuleerd. Kijkend naar de verschillen tussen de fasen, zien we dat het verschil tussen opwinding en plateau vooral een kwantitatief verschil is. De processen die optreden in de fase van opwinding, nemen verder toe in de plateaufase, maar grote kwalitatieve verschillen zijn er niet. In de orgasmefase zien we wel echt andere processen optreden. Terwijl de eerste fasen vooral gericht zijn op uiterlijke veranderingen (zwelling van uiterlijke organen, seksblos enzovoorts), treden zowel bij de man als bij de vrouw tijdens het orgasme heel duidelijk enkele interne processen op die daarvoor nog nauwelijks aan de orde waren: sterke innerlijke contracties die respectievelijk de expulsie van het ejaculaat en de receptie daarvan bewerkstelligen. Deze conclusies bevestigen de meer recente opvatting dat opwinding en plateau eigenlijk een en dezelfde fase zijn, terwijl de fasen van orgasme en herstel echt een ander karakter en een andere functie hebben.

Nu we een globaal beeld hebben van de responscyclus kunnen we bekijken wat er fysiologisch verandert in het lichaam in de verschillende fasen van die cyclus. We gaan hierbij uit van de indeling van de responscyclus zoals die is sinds de herziening door Kaplan: verlangen, opwinding, orgasme, herstel. Probeer voor elk van deze fasen kort samengevat te beschrijven wat er in het lichaam verandert. Doe dit voor vrouw en man afzonderlijk. De vrouw:

In de fase van opwinding (en plateau) nemen ademhaling, bloeddruk en hartslag aanzienlijk toe. Bovendien kunnen spiercontracties optreden. Vanwege betere doorbloeding ontstaat een seksblos op de huid en nemen borsten in omvang toe. De tepels worden stijf en de tepelhof wordt groter. Het voorste deel van de baarmoeder gaat recht op staan. De buitenlippen van de vagina gaan opzij en omhoog waardoor de vagina zich opent. Naarmate de opwinding toeneemt zwellen ook deze op. Ook de binnenlippen zwellen op waardoor het vaginakanaal wat langer wordt. De clitoris zwelt in eerste instantie op, maar trekt zich naar het eind van deze fase juist terug. In de orgasmefase zien we veel van deze veranderingen een hoogtepunt bereiken. Seksblos, ademhaling, hartslag en bloeddruk bereiken hun hoogtepunt. Onwillekeurige spiercontracties worden heviger, met name in de anus, vagina en baarmoeder. Opvallend is ook de verwijding van de pupillen door adrenaline afgifte. In de herstelfase zien we snelle omkering van de meeste veranderingen. Tepelerectie, seksblos, ademhaling, hartslag en bloeddruk nemen snel af. Dit geldt ook voor de doorbloeding, waardoor de schaamlippen, clitoris en borsten hun gebruikelijk vorm weer aannemen. Met name de baarmoeder herstelt slechts langzaam, de baarmoedermond blijft bijvoorbeeld nog zo'n 20 tot 30 minuten geopend.

In de vorige vraag bleek dat we met kijken naar fysiologische veranderingen weinig te weten komen over het verlangen. In de psychologische theorie is wel een duidelijk idee over seksueel verlangen en het ontstaan daarvan. -Hoe ontstaat seksueel verlangen volgens deze theorie? -Wat heeft dit voor gevolgen voor de plaats van het verlangen in de responscyclus? -In welke variant van de responscyclus is dit het beste terug te vinden?

Verlangen wordt volgens het informatieverwerkingsmodel het beste begrepen vanuit de incentive-motivatietheorie. Deze stelt dat het verlangen gewekt wordt door de aantrekkelijkheid van mogelijke beloningen en de daarmee gepaard gaande emoties. De activatie van het verlangen wordt echter niet alleen veroorzaakt door externe stimuli, maar ook door biologische factoren die de gevoeligheid van het seksuele systeem beïnvloeden, bijvoorbeeld testosteron. Er zijn zelfs aanwijzingen dat die gevoeligheid van ons seksuele systeem deels door een genetische component verklaard kan worden. Seksueel verlangen resulteert dus uit de combinatie van een voldoende gevoelig seksueel systeem dat vervolgens door interne of externe stimuli geactiveerd wordt. Zodra dat systeem geactiveerd raakt, door seksuele prikkels, ontstaat seksuele opwinding. Deze fysiologische opwinding wordt vervolgens door het individu ervaren als lust en deze gaat gepaard met een ervaring van zin in de beloning die het seksuele gedrag zal brengen. Dit gevoel van zin om het seksuele doel te bereiken, is het seksueel verlangen. Vanuit het informatieverwerkingsperspectief is dus een theorie op te stellen over verlangen. In deze theorie lijkt het verlangen echter vooral een psychisch correlaat te zijn van de fase van opwinding: het is de ervaring die gepaard gaat met fysiologische opwinding. Daarom is in recente opvattingen van de responscyclus, ook geen onderscheid meer tussen opwinding en verlangen, maar worden deze als overlappend gezien. Kijk bijvoorbeeld naar het model van Levin (2001) waarin opwinding en verlangen hand in hand gaan.

Op basis van de incentive-motivatietheorie is echter wel te veronderstellen dat verlangen optreedt op het moment dat

de hoger gelegen delen van het centrale zenuwstelsel zich mengen in de fase van seksuele opwinding. Dat kan dus gebeuren als er een intiële prikkel vanuit de hersenen optreedt, of wanneer fantasieën of herinneringen worden ontlokt door afferente prikkels uit de erogene zones. Het verlangen is dan het psychologisch fenomeen dat de seksuele opwinding begeleidt, net zoals het orgasme een psychologisch fenomeen is dat de spiercontracties begeleidt tijdens de ejaculatiefase.

Kijkend naar de verschillen tussen de fasen, zien we dat het verschil tussen opwinding en plateau vooral

een kwantitatief verschil is. De processen die optreden in de fase van opwinding, nemen verder toe in de plateaufase, maar grote kwalitatieve verschillen zijn er niet.

Seksueel verlangen resulteert dus uit de combinatie van

een voldoende gevoelig seksueel systeem dat vervolgens door interne of externe stimuli geactiveerd wordt. Zodra dat systeem geactiveerd raakt, door seksuele prikkels, ontstaat seksuele opwinding. Deze fysiologische opwinding wordt vervolgens door het individu ervaren als lust en deze gaat gepaard met een ervaring van zin in de beloning die het seksuele gedrag zal brengen. Dit gevoel van zin om het seksuele doel te bereiken, is het seksueel verlangen.

Kennelijk zijn er geen duidelijk

fysiologische veranderingen die daarmee samenhangen. Bovendien wordt juist wel heel expliciet onderscheid gemaakt tussen de fase van opwinding en de fase van plateau, terwijl dat onderscheid volgens Kaplan en andere onderzoekers niet goed te maken was. Kennelijk houdt dit overzicht zich nog aan de oorspronkelijke cyclus zoals die door Masters en Johnson werd geformuleerd.

Vanuit het informatieverwerkingsperspectief is dus een theorie op te stellen over verlangen. In deze theorie lijkt het verlangen echter vooral een psychisch correlaat te zijn van de fase van opwinding:

het is de ervaring die gepaard gaat met fysiologische opwinding. Daarom is in recente opvattingen van de responscyclus, ook geen onderscheid meer tussen opwinding en verlangen, maar worden deze als overlappend gezien. Kijk bijvoorbeeld naar het model van Levin (2001) waarin opwinding en verlangen hand in hand gaan.

Allereerst is er de fase van seksuele opwinding. Deze kan ontstaan door stimulatie van de genitaliën, maar ook door een seksuele stimulus die ons bereikt via de zintuigen, of een herinnering of fantasie in het brein. Wanneer daar sprake van is, dan worden via efferente banen vanuit het ruggenmerg prikkels verzonden naar de genitaliën. Dit gebeurt hoofdzakelijk via

het parasympathisch deel van het autonome zenuwstelsel, dat een belangrijke rol speelt bij erectie van penis en clitoris, en bij lubricatie van de vagina. Ook diverse klieren, de baarmoeder en de zaadblaasjes staan deels onder invloed van dit deel van het zenuwstelsel. Deze organen worden echter tevens beïnvloedt door efferente banen van het sympathisch deel van het autonome zenuwstelsel, dat de werking van het parasympathisch zenuwstelsel kan tegengaan.

Dat kan dus gebeuren als er een intiële prikkel vanuit de hersenen optreedt, of wanneer fantasieën of herinneringen worden ontlokt door afferente prikkels uit de erogene zones. Het verlangen is dan

het psychologisch fenomeen dat de seksuele opwinding begeleidt, net zoals het orgasme een psychologisch fenomeen is dat de spiercontracties begeleidt tijdens de ejaculatiefase.

Verlangen wordt volgens het informatieverwerkingsmodel het beste begrepen vanuit de incentive-motivatietheorie. Deze stelt dat

het verlangen gewekt wordt door de aantrekkelijkheid van mogelijke beloningen en de daarmee gepaard gaande emoties. De activatie van het verlangen wordt echter niet alleen veroorzaakt door externe stimuli, maar ook door biologische factoren die de gevoeligheid van het seksuele systeem beïnvloeden, bijvoorbeeld testosteron. Er zijn zelfs aanwijzingen dat die gevoeligheid van ons seksuele systeem deels door een genetische component verklaard kan worden.

In het boek wordt dus wel expliciet genoemd de beleving van het orgasme, maar niet de beleving van

het verlangen. Op basis van de incentive-motivatietheorie is echter wel te veronderstellen dat verlangen optreedt op het moment dat de hoger gelegen delen van het centrale zenuwstelsel zich mengen in de fase van seksuele opwinding. Dat kan dus gebeuren als er een intiële prikkel vanuit de hersenen optreedt, of wanneer fantasieën of herinneringen worden ontlokt door afferente prikkels uit de erogene zones. Het verlangen is dan het psychologisch fenomeen dat de seksuele opwinding begeleidt, net zoals het orgasme een psychologisch fenomeen is dat de spiercontracties begeleidt tijdens de ejaculatiefase.

Kaplan constateerde dat een terugkerende klacht in de hulpverlening was dat mensen wel in staat waren tot seksuele opwinding, maar

ondanks dat geen zin hadden in seks. Verlangen en opwinding waren dus twee verschillende zaken. Op basis van dat argument voegde hij de fase van verlangen toe aan het model. Bovendien bleek het onderscheid tussen opwinding en plateau niet te maken en werden deze dus samengevoegd tot een fase.

De fase van het orgasme duurt over het algemeen kort (5 tot 30 seconden) en werd door Masters en Johnson omschreven als de subjectieve ervaring van de piek in de fysiologische reactie op seksuele stimuli. In de resolutiefase na het orgasme treedt

ontspanning op en herstel van het seksuele vermogen. Bij mannen gaat deze meestal begeleid van een refractaire periode waarin zij ongevoelig zijn voor seksuele stimulatie. Bij vrouwen kan voortdurende stimulatie echter leiden tot een herhaald optreden van het orgasme. Kaplan constateerde dat een terugkerende klacht in de hulpverlening was dat mensen wel in staat waren tot seksuele opwinding, maar ondanks dat geen zin hadden in seks. Verlangen en opwinding waren dus twee verschillende zaken. Op basis van dat argument voegde hij de fase van verlangen toe aan het model. Bovendien bleek het onderscheid tussen opwinding en plateau niet te maken en werden deze dus samengevoegd tot een fase.

In geval van seksueel verlangen zal iemand gaan zoeken naar seksuele stimulatie, die leidt tot een steeds verdergaande toename van seksuele opwinding. Na voldoende stimulatie, bereikt het individu de

plateaufase, waarin men een orgasme kan bereiken. Indien de stimulatie stopt, zal de opwinding echter weer afnemen tot beginniveau. De fase van het orgasme duurt over het algemeen kort (5 tot 30 seconden) en werd door Masters en Johnson omschreven als de subjectieve ervaring van de piek in de fysiologische reactie op seksuele stimuli. In de resolutiefase na het orgasme treedt ontspanning op en herstel van het seksuele vermogen. Bij mannen gaat deze meestal begeleid van een refractaire periode waarin zij ongevoelig zijn voor seksuele stimulatie. Bij vrouwen kan voortdurende stimulatie echter leiden tot een herhaald optreden van het orgasme. Kaplan constateerde dat een terugkerende klacht in de hulpverlening was dat mensen wel in staat waren tot seksuele opwinding, maar ondanks dat geen zin hadden in seks. Verlangen en opwinding waren dus twee verschillende zaken. Op basis van dat argument voegde hij de fase van verlangen toe aan het model. Bovendien bleek het onderscheid tussen opwinding en plateau niet te maken en werden deze dus samengevoegd tot een fase.

Dit leidt tot slot tot de derde fase, waarbij efferente prikkeling vanuit het somatisch zenuwstelsel leidt tot

spiercontracties van de buikwand en de bekkenbodem die samengaan met de beleving van een orgasme en tevens leiden tot ejaculatie.

In de orgasmefase zien we wel echt andere processen optreden. Terwijl de eerste fasen vooral gericht zijn op uiterlijke veranderingen (zwelling van uiterlijke organen, seksblos enzovoorts), treden zowel bij de man als bij de vrouw tijdens het orgasme heel duidelijk enkele interne processen op die daarvoor nog nauwelijks aan de orde waren:

sterke innerlijke contracties die respectievelijk de expulsie van het ejaculaat en de receptie daarvan bewerkstelligen. Deze conclusies bevestigen de meer recente opvatting dat opwinding en plateau eigenlijk een en dezelfde fase zijn, terwijl de fasen van orgasme en herstel echt een ander karakter en een andere functie hebben.

Wanneer er eenmaal sprake is van opwinding, en het individu gaat over tot seksuele activiteit, dan worden als gevolg van de stimulatie van de genitaliën, prikkels vanuit sensorische zenuwuiteinden via afferente banen naar het ruggenmerg verzonden en tevens naar hoger gelegen delen van het centrale zenuwstelsel, inclusief de hersenen. Dit veroorzaakt

via het parasympathisch zenuwstelsel een verhoging van de seksuele opwinding tot een drempelwaarde bereikt wordt. Als deze bereikt is, dan treden specifieke efferente banen van het sympathisch zenuwstelsel in werking. Deze stimuleren diverse organen, maar met name bij de man ook de hals van de urineblaas, de zaadblaasjes en de prostaat, waardoor de emissie van sperma op gang komt.


Conjuntos de estudio relacionados

History Exam: 04.04 The Reformation and Counter-Reformation

View Set

Lost In Yonkers- Involving Aunt Bella

View Set

Spanish Cooking Commands - positive and negative

View Set

Pediatric Cancer NCLEX Questions

View Set

Chapter 13: Purchasing, Inventory, and quality Control

View Set

ATI Skills Module 3.0: Ostomy Care

View Set

Nursing 123 (N. 2) Final PrepU Q's

View Set