Nachschlageteil Lesen (Veelvoorkomende examenvragen, inhoud)

Wovon handelt der 6.Absatz?

Waar gaat het om in de zesde alinea?

Worum geht es in diesen Zeilen?

Waar gaat het om in deze regels?

Warum steht ... im Text in Anführungszeichen?

Waarom staat ... in de tekst tussen aanhalingstekens?

Worauf bezieht sich '...' (Zeile 24)?

Waarop heeft '...' (regel 24) betrekking?

Was wird in diesem Satz ausgesagt?

Wat wordt er in deze zin verklaard?

Wie ist dies zu verstehen?

Wat wordt hiermee bedoeld?

Welche Antwort auf diese Frage ist, dem 5.Absatz nach, richtig?

Welk antwoord op deze vraag is volgens de vijfde alinea juist?

Welches Problem wird im 1.Absatz angesprochen?

Welk probleem wordt in de eerste alinea ter sprake gebracht?

Welches Wort beschreibt ... am besten?

Welk woord omschrijft ... het best?

Welche Kritik wird am Ende des 1.Absatzes geübt?

Welke kritiek wordt er aan het einde van de eerste alinea gegeven?

Welche Aussage ist richtig?

Welke uitspraak is juist?

Welcher der untenstehenden Sätze hat dieselbe Bedeutung?

Welke van de onderstaande zinnen heeft dezelfde betekenis?