Psychologie II

Réussis tes devoirs et examens dès maintenant avec Quizwiz!

beschrijf de drie verschillende opvoedingstijlen die diane baumrind onderscheidt?

'autoritaire ouders'. Deze willen het gedrag en de attitudes van het kind vormen, controleren, evalueren . 'permissieve ouders (laisser faire)'. Deze stellen weinig eisen m.b.t. orde gehoorzaamheid en verantwoordelijkheid. 'autoritatieve ouders'. Ze praten met het kind zaken uit, het is een kwestie van geven en nemen.

wat is de epigenetische theorie van Erik Erikson?

- een ontwikkelingsmodel: Erikson plaatste het streven van de mens om op een doelgerichte wijze te leven in interactie met de sociale omgeving centraal. Voor hem is de volwassene, maar ook het kind, een actieve onderzoeker van zijn omgeving, die zich aanpast aan zijn omgeving. Omdat hij opgeleid was vanuit een psychoanalytisch denkkader richtte hij zich in de eerste plaats op de ontwikkeling van het 'ego'. Zo kwam hij tot een 'epigenetisch' ontwikkelingsmodel voor de persoonlijkheidsontwikkeling. Volgens hem kan volledige persoonlijkheidsintegratie slechts op latere leeftijd worden bereikt worden, op voorwaarde dat een aantal noodzakelijk doorgemaakte crises een gunstige oplossing kregen in de voorafgaande levensperioden. De opeenvolging van de levensfasen, waarin deze crises zich uiten, voltrekt zich volgens het epigenetische principe: de opeenvolgende crises vinden plaats volgens een vooraf bepaald grondplan en bouwen op elkaar voort naar een steeds hoger functionerend en geïntegreerd geheel

leg het verschil uit tussen loszandgezinnen en kluwengezinnen?

'Loszandgezinnen' : gezinnen waar weinig betrokkenheid is. In deze gezinnen leven de gezinsleden wat naast elkaar. Ieder doet zijn ding, de ouders hebben weinig controle over hun kinderen, en geven hen weinig aandacht. 'Kluwengezinnen' : de gezinsleden voelen zich heel erg betrokken op elkaar. De autonomie en de individualiteit wordt weinig toegestaan"

leg het denken uit bij een baby volgens Piaget?

= sensomotorische fase Baby leert ordening te brengen in zijn sensorische en motorische impulsen, waardoor er schema's ontstaan die steeds complexer zullen worden en die de basis van het denken zullen uitmaken. Bestrijkt de periode tussen de geboorte en 18 maanden. Fase wordt onderverdeeld in 6 subfasen: Eerste vier in de babytijd Laatste twee in de peuterperiode

Wat is ontwikkelingspsychologie?

Ontwikkelingspsychologie gaat klassiek over de ontwikkeling van baby's, peuters, kleuters, lagere schoolkinderen, pubers en adolescenten. Hoe ontwikkelt de mens, van 'het niets' naar een volwaardig functionerende volwassene. Hoe bouwen de psychologische (cognitieve, emotionele en sociale functies) en de motorische functies zich op gedurende de kindertijd Oorspronkelijk zeer biologisch, nadien kwamen er sociale en cultureel psychologische dimensies bij.

Hoe kan je aan een kind zien dat het veilig gehecht is? Waarom is veilige hechting belangrijk ook op latere leeftijd?

Sociaal vaardiger Beter samenwerken Beter regels internaliseren Kracht om eigen mogelijkheden te ontdekken, experimenteren Zijn exploratief Meer aandacht en positief affect. zodat je als volwassene op jezelf kan terug vallen en de beweging (raprochement) naar de ander toe kan maken en daardoor uit de machtstrijd kan stappen.

Wat is rolverwarring?

Theorie van Erikson: Rolverwarring betekent dat men moeilijk in staat is de verschillende rollen te dragen die het leven met zich brengt en onvoldoende onderscheid kan maken tussen de formele vereisten van een rol en de persoonlijke verbondenheid ermee. Tijdens de jeugdjaren is rolverwarring de tijdelijke onzekerheid, het uittesten van de identiteit.

Stopt de morele ontwikkeling na het doorlopen van de fases?

Vanaf de adolescentie, waar hypothetisch denken zijn intrede doet, kunnen jongeren zich beginnen te richten op universele ethische principes. Deze kunnen conflicteren met juridische regels. Goed is alles wat overeenkomt met persoonlijke en algemene morele principes. Wanneer wet en principe botsen moet men handelen volgens het principe. Dit betekent dat de persoon kritisch moet komen te staan tegenover de aanvaarde morele conventies. dus ja, de morele ontwikkeling gaat door na het doorlopen van de fases maar er is een keuze in wat die moraliteit inhoudt.

Theorie van Vygotsky ppt6

Vygotsky legt een directe link tussen het geverbaliseerde denken en het reflexieve bewustzijn dat uit het denken ontstaat. Heel in het begin zijn spreken en denken zijn nog niet geïntegreerd. Vygotsky noemt dit de globale taalfunctie. Het kind leert woorden en zinnen gebruiken, maar het kind denkt nog niet in woorden en zinnen. Spreken is zoals huilen, lachen, .. nog een directe uiting van de beleving van het kind. Het is puur expressie. Geleidelijk krijgt het spreken een verwijzende of communicatieve functie.

leg uit wat is de informatietheorie en wat betekent die voor denken.

de informatietheorie gaat over het idee dat hoe ouder we worden hoe meer informatie we kunnen verwerken. Dat beïnvloed ook het denken. In de adolescentieperiode leert de jongere slimme strategieën te gebruiken om op die manier de functionele capaciteit van de informatieverwerking te vergroten. Een tweede belangrijk gegeven is het ontstaan van een 'metacognitie'. Dit is kennis over de eigen kennisverwerking. Dit alles (herhalen en ordenen van informatie) leidt tot automatisering.

Wat is praktische intelligentie?

intelligentie die voornamelijk verworven wordt door het observeren en kopiëren van andermans gedrag

Hoe ontwikkelt het tekenen en moet dit gestimuleerd worden bij ouderen?

tekenen vormt een beeldtaal waarin het kind communiceert met zijn omgeving. het laat op deze manier zien wat er in hem omgaat. > hulpverlening wordt tekenen gebruikt om met een kind te 'praten'. De tekeningen geven ook een beeld van het cognitief proces dat zich in het kind afspeelt. Tekenen is tegelijkertijd uitdrukking van dit proces, tegelijkertijd stimuleert het denken. Door te tekenen groepeert en hergroepeert het zijn werkelijkheid. In alle culturen kun je terugvinden dat de manier van tekenen in de eerste tien levensjaren op eenzelfde manier evolueert. In de eerste vijf jaar is er zelfs overeenkomst in wat kinderen tekenen. Grosso modo zijn er vijf stadia in de ontwikkeling van het tekenen van kinderen te onderscheiden. Dit is niet strikt te nemen. Kinderen slaan soms fasen over, of ze vallen terug op een vroegere fase in het tekenen,.. Ik denk dat tekenen gestimuleerd moet worden omdat ouderen vaak veel last hebben van hun oog-hand coördinatie, fijne motoriek afneemt, hun vingers en handen, dat daarom zeker handig kan zijn om dat te blijven stimuleren. het feit dat tekenen een vorm is van zelfexpressie, en dat het hen misschien ook kan helpen gedachten en emoties te verwerken. En dat het dat eenvoudiger maakt om tot integratie te komen .

wat is tijd en welke soorten onderscheidt men?

tijd is een concept, een construct. Je hebt de Circulaire tijd: alles komt terug. Deze tijd vormt een cirkel zonder begin en zonder einde. Je hebt de Lineaire tijd: de objectieve tijd: de tijd die gemeten wordt in seconden minuten, uren dagen,..

leg de evolutie uit hoe kinderen kunst beoordelen (parsons) leg uit de 7 functies van kunst?

7 functies van kunst= 1.Herinneren 2.Hoop 3.Leed 4.Weer in balans komen 5.Zelfinzicht 6.Ontwikkeling 7.Waarderen

belangrijkheid van gehechtheid, ook op latere leeftijd?

= belangrijke basis voor latere gedrag: basaal vertrouwen en ontwikkelen van autonomie. gehechtheid zorgt voor evenwicht tussen exploratie en veiligheid. Veilig gehechte kinderen en volwassenen zijn: - Sociaal vaardiger - Beter samenwerken -Beter regels internaliseren - Kracht om eigen mogelijkheden te ontdekken, - experimenteren - Zijn exploratief - Meer aandacht en positief affect gevolgen voor later? Het belang van hechting in dit is dat veilige hechting het mogelijk maakt om : Op jezelf terug te kunnen vallen (het tijdelijke verlies van de ander te kunnen dragen) De beweging naar de ander te kunnen maken (rapprochement) en daardoor uit de machtstrijd te stappen.

leg het denken uit bij een kind in de lagere school volgens piaget?

= de concreet operationele fase Er is de overgang van een gecentreerd denken naar een de-centrering. Een schoolkind staart zich niet meer blind op één enkel aspect van de beoordelingssituatie, maar kan met meerdere gegevens tegelijk rekening houden. Er is ook een overgang van toestanden naar transformaties. Waar de kleuter enkel de begin- en eindtoestand van een situatie kan aanschouwen, blijkt het schoolkind in staat om ook de tussenliggende veranderingsprocessen in aanmerking te nemen Het schoolkind kan de gebeurtenissen mentaal weer ongedaan maken door in gedachten de omgekeerde bewerking te maken. Dit is de omkeerbaarheid of reversibiliteit van het denken. Een schoolkind is in staat tot rolnemingsgedrag, hetgeen betekent dat het in zijn oordeel rekening kan houden met een ander waarnemingsstandpunt dan het zijne. Dit staat tegenover de egocentrische wijze waarop kleuters denken."

leg het denken uit van een adolescent volgens piaget?

= de formeel operationele fase Formele operaties : de jongere is nu in staat om problemen te analyseren die niet direct waarneembaar en voelbaar zijn. Hypothetisch deductief denken : Hypothetisch verwijst naar het vermogen om hypotheses te formuleren. Het maken van veronderstellingen, het trekken van gevolgen hieruit,.. maakt dat wij 'experimenterend gaan denken. Combinatorisch denken. Dit wil zeggen dat de adolescent in staat is alle mogelijke combinaties van eigenschappen na te gaan. inter-propositioneel denken: tussen de verschillende oordelen worden relaties gelegd. > gebruik van inversie Het denken wordt ruimer en duurzamer. Het gebruik van abstracte begrippen: zowel als wereldproblemen (milieuverontreiniging, oorlog, ..) als vrijheid, menselijke waardigheid, liefde,..

wat is de sensomotorische fase van Piaget?

= de ontwikkeling van denken bij baby's. In deze fase leert de baby ordening aan te brengen in deze sensorische en motorische impulsen. Hierdoor ontstaan er schema's die steeds complexer zullen worden en die de basis van het denken zullen uitmaken. De cognitieve ontwikkeling die het kind in deze fase doormaakt, begint wanneer de baby handelingen begint te internaliseren, wat tot uiting komt wanneer hij zelf 'actor' wordt van bepaalde gedragingen. Deze fase loopt naar zijn einde zodra deze geïnternaliseerde handelingen zich van hun sensorische en motorische componenten gaan losmaken.

leg het denken uit bij een peuter volgens Piaget?

= de preoperationele fase Dit stadium in het denken wordt gekenmerkt door een 'egocentrische' manier van denken. Met egocentrisme wordt bedoeld dat de kleuter zichzelf als het middelpunt van zijn wereld ziet. De wereld is zoals hij hem ziet. Dit geldt ook voor zijn gevoelens : zoals hij voelt en denkt, zo denken ook de anderen. Dit heeft een rechtstreeks verband met de persoonsontwikkeling. Tweede beperking: de 'onomkeerbaarheid'. Toestanden zijn 'statisch': het kind kijkt naar de uiterlijke kenmerken. Dit denken is nog zeer onvolkomen en het kind lost dit op via: 'Antropomorfisme' (of het animistisch karakter van het denken): levenloze objecten, krijgen dezelfde eigenschappen als het kind bij zichzelf ondervindt 'Fysiognomisch' waarnemen : voorwerpen worden waargenomen alsof ze een 'gezicht' hebben. Het 'artificialistisch' karakter van de manier waarop het kind zijn wereld bekijkt. Er is altijd iemand verantwoordelijk voor de fenomenen die zich aan hem voordoen.

wat is de rol van vrienden in adolescentie?

Adolescenten zijn afhankelijker van de leeftijdsgroep dan jongere kinderen. De banden met thuis worden losser, er komt afstand, of deze zou er moeten komen, .. De jongere zoekt steun buitenshuis. Ook bij zijn vrienden komen er soms verwarde emoties, twijfels naast euforie en dromen. Het behoren tot een grotere groep van lotgenoten maakt hem sterk. De nood aan verbondenheid met vrienden maakt dat de contacten heel intens kunnen zijn. Veel jeugdigen vertonen dan ook de neiging zich sterk te conformeren aan de groep vooral inzake kledij, keuze van muziek en taalgebruik Tegelijkertijd kan dit een periode van intense eenzaamheid zijn. Het is erg belangrijk dat de jongere door zijn leeftijdsgenoten aanvaard wordt en dat hij enkele intieme vrienden heeft. .

Hoe komt dat het denigrerend beeld van ouderen blijft bestaan?

Beelden over ouderen zijn meestal heel erg impliciet. Marcoen (2006) maakt onderscheid tussen het geleefd (of geëxisteerd) ouderenbeeld dat meer impliciet is, en het gesproken ouderenbeeld dat wel geëxpliciteerd is. Het geleefd ouderenbeeld "omvat een geheel van opvattingen, visies, verwachtingen en normen met betrekking tot hoe oudere mensen zijn en zouden moeten zijn." Hoe wij hiernaar kijken verraden we door ons gedrag in hele concrete situaties. Hij geeft het voorbeeld van een bejaarde dame die op een etentje bij haar dochter merkte hoe haar ene jeugdige tafelgenoot foto's als het ware over haar hoofd doorgaf naar haar andere jongere tafelgenoot aan haar andere zijde. Zij beleefde het als een bewijs van het 'onzichtbaar' worden van 'oudere mensen. Denk ook aan de ergernissen van sommige automobilisten wanneer een ouder iemand zogenaamd 'tergend traag' voor hen rijdt. Het beelden over ouderen worden soms manifest wanneer in een gezelschap iemand deze ergernissen uit . Dit bedoelt Marcoen met 'gesproken ouderenbeeld', waarbij de impliciete beelden even manifest worden. Wanneer dit aanleiding geeft tot een hele discussie hierover, wordt dit het 'besproken ouderenbeeld

leg het verschil uit tussen bevelhuishoudens en onderhandelingshuishoudens

Bevelshuishouden duidelijke gezagsverhouding tussen ouder en het kind Het kind wordt niet "gehoord". Gevolg: Het kind kan niet goed omgaan met kritiek tegen over hem, kan hier agressief op reageren. Staat negatief tegenover het leven dus als er positief gereageerd wordt kan hij dit nog steeds opvatten als negatief. Onderhandelingshuishouding: De verhoudingen tussen ouder en kind zijn beter verdeeld, er wordt naar de mening van het kind gevraagd. Het kind in bepaalde keuzes van de ouders betrokken en krijgt ruimte voor eigen beslissingen en een eigen mening. Gevolg: Het kind kan beter omgaan met problemen die hij tegen komt bij opgroeien.

leg uit de psychologische geboorte?

Bij de geboorte zijn kind en moeder één ongedifferentieerde massa. Het kind kan nog geen verschil maken tussen het eigen 'einde' en het 'begin' van moeder. De moeder maakt dit onderscheid wel en probeert de behoefte van kind te bevredigen. Vertrekkende vanuit zijn eigen behoeften, gaat het kind voelen dat er verschil is tussen moeder en hemzelf. Het gaat zien dat het gescheiden is van moeder, en dat moeder niet alle behoeften kan bevredigen zonder dat het kind hiervoor frustratie ervaart. Uiteindelijk resulteert dit in het feit dat het kind zijn moeder kan ervaren als een constante: moeder blijft aanwezig ook al is ze er niet (objectconstantie) Dit 'beseffen' van verschil zou men kunnen zien als de 'psychologisch geboorte'

leg de fases bij ouderen uit?

De 'jonge' groep 'ouderen'= Deze 'oudere volwassenen' variëren in leeftijd tussen 60 jaar en 70 à 75 jaar. De persoon verliest niet alleen het werk op zich, ook sociale contacten die gebonden zijn aan het werk, een vaste dagindeling, vermindering van inkomen en status, .. Of deze overgang zwaar valt of niet is afhankelijk van de vraag of men zin kan geven aan de pensionering. Dit alles leidt tot een vorm van identiteitsverandering: zichzelf erkennen als ouder wordend , het loslaten van het leven de volwassene. Vierde trotseerfase : men kiest actief voor een nieuw levensproject, waarin relaties en engagementen aangegaan worden die aansluiten bij de eigen identiteit. Dit kan op weerstand stuiten van buitenaf. Hoge ouderdom= Vanaf 70 à 75 jaar vormt het verouderen en de eigen eindigheid een concrete werkelijkheid en uitdaging. Daarbovenop wordt de autonomie van de bejaarde bepaald door zijn mentale mogelijkheden, zintuigen en motoriek. Belang van verschillende sociale netwerken ter ondersteuning. Menselijk contact wordt zo mogelijk nog belangrijker. De psychische beleving van het oud-zijn hangt af van de feitelijke veroudering van het lichaam, maar ook van de mogelijkheid die men heeft om met de beperkte mogelijkheden toch efficiënt om te gaan en van de manier waarop de omgeving hierop reageert. Ouderen komen tot een herschikking van hun levenswaarden. De groeiende belangstelling voor existentiële vragen en religieuze levensduidingen, het richten van de blik op "eeuwige waarden, bezig zijn met het leven na de dood, de eigen begrensdheid overstijgen door zicht te identificeren met de toekomst van zijn nakomelingen, willen blijven voortleven in de herinnering van anderen. Voor iedereen eindigt het leven door de "crisis van de dood". Afscheid nemen in aanvaarding en met waardigheid is daarbij erg belangrijk

leg uit: de nieuwe autoriteit van Haimer?

De nieuwe autoriteit is gebaseerd op: gerichte aandacht, aanwezigheid, nabijheid en interesse is vrij van iedere vorm van geweld. De boodschap van de ouders aan het kind: 'Ik kan jou niet verplichten om te doen wat ik zeg, maar ik zal weerstand bieden aan jouw negatief gedrag.' Wij zijn verantwoordelijk voor jou, wij zijn er wanneer je ons nodig hebt, maar ook om jouw negatief gedrag te begrenzen wij zullen niet wijken!' De boodschap van Omer aan ouders : 'Jullie moeten niet winnen, maar alleen volhouden!'

Wat is tijdshorizon?

De tijdhorizon of life space, geeft de tijdsrichting aan. Deze verwijst naar de betrokkenheid van de persoon op dingen of gebeurtenissen uit het verleden, heden of toekomst. Welke tijdsperiode (verleden-heden-toekomst) is manifest in denken en doen aanwezig. Zijn dit bijvoorbeeld herinneringen, of maakt de persoon eerder 'plannen voor de toekomst'. Verleden en toekomst maken dus deel uit van de actuele leefwereld en kunnen het gedrag beïnvloeden. De mens schept zich een tijdhorizon, waarin vroeger en later tegenover het ik-nu staat. De tijdshorizon berust essentieel op een voorstelling van inhouden (gebeurtenissen relaties, ervaringen) die betekenis hebben voor de persoon

Wat is tijdsorientatie?

De tijdoriëntatie betekent dat de persoon zich kan situeren in de objectieve tijd. Tijdsoriëntatie betekent dat de persoon zich een lineaire voorstelling heeft van tijd die verdeeld is in gelijke eenheden die in één richting lopen. Concreet betekent dit dat hij de datum kent, weet hoe laat het is, enz.. Tijdsoriëntatie gaat ook nog een stap verder. Dit verwijst naar het zich afstemmen op temporele ordeningskaders van de groepen waartoe men behoort (vb examentijd, vakantieperiode, dag-nachtritme,..)

leg de subfasen van de separatie-individuatiefase van de theorie van mahler (de psychologische geboorte) uit?

Differentiatie (5- 10 maand) Kind begint zijn moeder te herkennen Kind wordt eenkennig: zekere onrust bij vertrek moeder Geïnitieerd door biologische ontwikkelings- en rijpingsprocessen; Hoe beter de 'holding' hoe beter het kind is uitgerust om zich toenemend te differentiëren Practising (10-16maand) In de 'practicing fase (10-16 m)', oefent en exploreert het kind niet alleen zijn motoriek en de buitenwereld. Het oefent ook de band met moeder doordat het zelf de afstand kan vergroten. Afstand nemen van moeder roept spanning en angst op. Het kind heeft nood aan moeder om emotioneel bij te tanken. Rapprochement (16-24maand) De rapprochementfase (16-24 m) kan het kind al rechtop lopen, en wordt het minder in beslag genomen door het zich voortbewegen. Rond de 18e maand treedt er een geleidelijke internalisering op. Het kind wordt zich meer en meer bewust van het fysiek gescheiden zijn van het moederobject, wat bij het kind aanleiding geeft tot een intrapsychische crisis tussen zijn wens om bij moeder te blijven en zijn wens tot autonomie. Dit is de koppeling met de koppigheidsfase De wens tot autonomie manifesteert zich in een 'tegen reageren'. Deze evolutie maakt dat het kind zich pijnlijker bewust wordt van het gescheiden zijn, wat leidt tot een toename van de separatie-angst. Het gaat actief meer nabijheid zoeken van moeder en is schijnbaar constant bezig met de vraag waar moeder is. Consolidatiefase (24-36 maand) De laatste fase in de ontwikkeling is de consolidatiefase. het kind kan een separatie van moeder gemakkelijker verdragen. Het heeft een innerlijk beeld van de moeder. Het kind komt tot objectconstantie: zelf in afwezigheid van moeder kan het kind het beeld van moeder oproepen

Wat is het sociale aspect bij ouderen?

Dit heeft te maken met intimiteit. Verstraete (2006) bespreekt een aantal aspecten van intimiteit. Intimiteit is verbonden met gehechtheid. Intimiteit is verbonden met genieten en plezier hebben aan elkaar. > Seksualiteit > Geven en ontvangen, van elkaar kunnen genieten, leidt tot dankbaarheid en wederkerigheid en is relatie bevorderend. Intimiteit is verbonden met zorg. Zorgzaam met elkaar omgaan, open communicatie en gelijkwaardigheid, stemt mensen gelukkig.

effecten van mishandeling bij kinderen?

Een eerste stelling van Judith Herman is dat geweld tot een toestand van voortdurende alertheid leidt. De aanpassing aan de sfeer van voortdurend gevaar vereist een toestand van voortdurende alertheid. Deze kinderen voelen de gemoedstoestand van degenen die hen mishandelen haarfijn aan. De kleine tekenen, observaties, de non-verbale communicatie,.. krijgen een sterk automatisch karakter en dringt nauwelijks tot het bewustzijn door. Tweede stelling: geweld leidt tot een 'dubbel denken' en 'dubbel zelf'. Het kind kan niet daadwerkelijk aan de ondraaglijke realiteit ontsnappen of die veranderen, en verandert de werkelijkheid daarom in haar geest. Dissociatie: het kind gaat een abnormale bewustzijnstoestand te ontwikkelen, waarin het verband tussen geest en lichaam, werkelijkheid en verbeelding, kennis en geheugen verbroken is. Wanneer het onmogelijk is de realiteit van de mishandeling te vermijden moet het kind een zingevingsysteem bedenken dat de mishandeling rechtvaardigt. Het kind komt dan onvermijdelijk tot de conclusie dat haar aangeboren slechtheid de oorzaak is. Ze streeft ernaar alles te doen wat er van haar wordt verlangd, gedreven door de vertwijfelde behoefte om in de ogen van haar ouders genade te vinden. Meestal beschouwt ze haar actieve zelf als onecht en oneigenlijk. Een soortgelijke mislukte integratie doet zich voor ten aanzien van de innerlijke voorstelling die het kind van de ander heeft. Door de vertwijfelde pogingen van het slachtoffer om het vertrouwen in haar ouders te behouden, ontwikkelt zich bij haar vaak een sterk geïdealiseerd beeld van ten minste één ouder. Vaak voelt ze zich meer verbonden met de ouder door wie ze mishandeld wordt dan met de ouder, die ze als onverschillig beschouwt. Besluit: Chronische kindermishandeling heeft tot gevolg dat fragmentatie een centrale rol in de persoonlijkheidsstructuur gaat spelen. De fragmentatie van het bewustzijn verhindert een normale integratie van kennis, herinneringen, emoties en lichamelijke ervaringen. De fragmentatie van het innerlijke zelfbeeld verhindert een integratie van de identiteit. De fragmentatie van het innerlijke beeld van anderen verhindert de ontwikkeling van een betrouwbaar onafhankelijkheidsgevoel waarbij de verbondenheid met anderen blijft bestaan.

leg de leertheoretische benadering uit?

Een leertheoretische benadering gaat ervan uit dat alle gedrag aangeleerd is. Het geweten is hierbij een systeem van geïnternaliseerde (aangeleerde) normen. In het leerproces is eerst externe controle noodzakelijk, later niet meer. Mensen hebben deze normen verinnerlijkt. Deze benadering richt zich vooral op de opvoedingsstijl: vooral de reacties op overtredingen en de weerstand tegen 'verleiding'. Een accepterende warmvoelende stijl blijkt de beste voorwaarde te zijn om een goed functionerend geweten te ontwikkelen.

waarom vinden sommigen het lastig om volwassen te zijn?

Eigen aan onze maatschappij is dat wij allemaal, maar dus ook jonge mensen, enorm veel keuzes maken omdat er zoveel mogelijk is. Ga ik op buitenlandse stage of niet, studeer ik verder, ga ik op wereldreis, eerst in een café gaan werken en pas later 'echt' werken, blijf ik thuis wonen, .. De veelheid aan keuzemogelijkheden is eigenlijk een maatschappelijk probleem. Keuzes stoppen nooit. Misschien is er ergens toch nog een betere job? Een betere partner ? Een beter leven ? En kiezen is verliezen, en dit is iets waar velen het lastig mee hebben. Daarbovenop geeft ook de reclame-industrie ons steeds het idee dat 'een gelukkig leven' (wat het ook moge betekenen) een kwestie is van de juiste keuzes maken. In die zin is geluk koopwaar geworden : je moet de juiste dingen kopen.

Leg de theorie van Parsons uit, geef de 5 fases van dit model?

Estetische ontwikkeling: Parsons liet honderden proefpersonen, in leeftijd variërend van kleuters tot professoren in de kunstgeschiedenis, een aantal reproducties van schilderijen zien en ging daarover met hen het gesprek aan. Zijn doel was de 'esthetische ervaring' en ontwikkeling te beschrijven. Hij zag dit als : een constructie van de persoon, waarin deze zichzelf en zijn wereld tracht te begrijpen'. Parsons onderscheidt vijf stadia 1. Het associatieve stadium In deze fase is het oordeel van kinderen gebaseerd op associaties. Het kind ziet wat door de afbeelding bij hem aan gedachten wordt opgeroepen. Een afbeelding van een hond, doet hem denken aan de hond van de buurvrouw. In deze fase ziet het kind alleen 'verzamelde onderdelen' en niet de ganse structuur. Kleuren kunnen heftige emoties bij hem oproepen. 2. Het mimische stadium : realisme 3. Het expressieve stadium (gevoelswaarde) 4. Het formele stadium (stijl en vorm) 5. Het interpretatieve stadium (autonomie, post-conventioneel

Leg de psychoanalytische benadering van Freud uit?

Freud ontwikkelde een persoonlijkheidsmodel dat bestaat uit drie aspecten: het Es of het Id, het Ich of het Ego, en het Uber-Ich of superego. Elke persoon heeft drie instanties: het Es, het Ich en het Uber-Ich In de oedipale fase speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van het Uber-Ich Om zijn verlangens te realiseren, wordt het kind gedwongen de normen van 'de vader' over te nemen. Het kind gaat zich identificeren met de vader en neemt de normen over door introjectie. Dit proces wordt versterkt door 'schuldgevoelens'. Het kind voelt zich schuldig over zijn verlangens en zijn manier om 'aan zijn trekken te komen'. Het Uber-Ich is de instantie met geïnternaliseerde of geïntrojecteerde normen.

waarom speelt het kind? en geef de verschillende soorten spellen.

Freud zag het spel als een vorm van sublimatie: behoeften die in de realiteit gefrustreerd bleven, konden in het spel tot uitdrukking worden gebracht. Piaget : het spel biedt het kind de mogelijkheid om de vier functieterreinen te oefenen: lichaamshouding en beweging, zintuigen en waarneming, taal en denken, sociale omgang. Brunner : het kind oefent in het spel gedragingen en emoties die bij de cultuur horen waar het kind in leeft.

wat is gehechtheid?

Gehechtheid verwijst naar verbondenheid: mentale representatie van 'zijn met': 'ik met de anderen' Belangrijke basis voor latere gedrag: basaal vertrouwen en ontwikkelen van autonomie Heeft een biologische basis: Hormonale huishouding van moeder is afgestemd op baby Om te overleven is kind volledig aangewezen op baby Primaire hechting betreft de moeder

Beschrijf hoe de groepsvorming verloopt in de lagere school en wat is het verschil met de groepen waartoe jij behoort?

Geleidelijk aan, en zeker bij het begin van de lagere school, wordt de groep zichtbaar. Er ontstaan vriendschappen, die nog heel zwart wit zijn, en die vaak ontstaan doordat je naast elkaar zit in de klas, of in dezelfde straat woont, .. Tegelijkertijd dient het woord 'groep' wat gerelativeerd te worden. Vaak blijft het gewoon het 'samen bezig zijn', maar er zijn natuurlijk ook duidelijk groepen met een duidelijk wij-gevoel. Binnen groepen onderscheidt Kohnstamm vier soorten kinderen. • Randfiguren horen eigenlijk bij geen enkele groep. Bij interacties wordt met hen niet of nauwelijks rekening gehouden • Wisselaars die nooit voor lang, maar wel intensief bij een formatie horen • Blijvers die binnen een klein groepje jarenlang een hechte band hebben • Intensieven die zowel met sommige kinderen jarenlang dezelfde hechte band kunnen hebben als met andere kinderen intensieve kortdurende contacten

foetaal leren: wat is habituatie en klassieke conditionering?

Habituatie betekent dat de foetus zijn ervaringen (en de opeenvolging ervan) ergens 'opslaat' waardoor er een vorm van verwachtingspatroon ontstaat. Dit wordt zichtbaar vanaf de 20e week Klassieke conditionering betekent dat de foetus anders gaat reageren op aangename dan op onaangename prikkels, waardoor er op basis van dit proces eveneens een leerproces zichtbaar wordt. Ook dit manifesteert zich vanaf de 20e week

Leg de protestfase uit?

Het 'neen zeggen' is voor de peuter een daad van zelfbevestiging. Door 'neen' te zeggen, geeft de peuter aan dat hij bestaat. Bij Freud is dit gekoppeld aan de anale fase. Agressie, meer bepaald de agressieregulatie, is volgens dit psychoanalytisch denken eveneens een thema dat verbonden wordt met de problematiek van de anale fase. Bij Erikson wordt deze fase gekoppeld aan de psychosociale crisis die leidt tot autonomie, of wanneer zich problemen voordoen tot schaamte en twijfel

leg de protestfase uit?

Het 'neen zeggen' is voor de peuter een daad van zelfbevestiging. Door 'neen' te zeggen, geeft de peuter aan dat hij bestaat. Bij Freud is dit gekoppeld aan de anale fase. Agressie, meer bepaald de agressieregulatie, is volgens dit psychoanalytisch denken eveneens een thema dat verbonden wordt met de problematiek van de anale fase. Bij Erikson wordt deze fase gekoppeld aan de psychosociale crisis die leidt tot autonomie, of wanneer zich problemen voordoen tot schaamte en twijfel

Wat zijn de relevantie van sprookjes bij kinderen en volwassenen?

Het belang van sprookjes :Volgens Bettelheim schuilt het belang van sprookjes in volgende elementen : Ze houden zich bezig met de innerlijke processen in het kind en kunnen daarbij oplossingen bieden voor het kind. De goede afloop geeft hoop en werkt geruststellend . het kind kan zo meer orde brengen in zichzelf: transformaties bieden een oplossing voor het feit dat hij twee tegenstrijdige aspecten van eenzelfde persoon moeilijk kan integreren Extreme karakters helpen hem orde te scheppen in de chaos

Adolescenten maken een grote sprong in hun cognitieve ontwikkeling. Wat houdt dit in en wat is het effect op het denken? Betrek Piaget erbij en hoe bekijk je dit zelf als je naar u eigen jeugd kijkt?

Het denken van een adolescent breidt zich zowel kwantitatief en kwalitatief enorm uit. Een kwalitatieve benadering focust op een 'sprong' in het denken. Deze benadering kadert in een fasemodel. > de benadering van Piaget, die deze fase in de ontwikkeling benoemde als de 'formeel operationele fase'. De grote verandering in deze levensfase is dat de jongere nu in staat is tot abstract logisch denken. Dit is een belangrijke kwalitatieve sprong, waardoor heel wat combinaties en redeneringen mogelijk worden. Een kwantitatieve benadering richt zich op veranderingen in de capaciteit van het cognitieve systeem. Dit zijn informatieverwerkingsmodellen die geïnteresseerd zijn in de wijze waarop informatie verwerkt wordt, en de manier waarop de informatie gebruikt worden bij het oplossen van problemen. Piaget noemt dit 'de formeel operationele fase". Met formele operaties wordt bedoeld dat de jongere nu in staat is problemen te analyseren die niet direct waarneembaar en voelbaar zijn. Hij kan zich mentaal voorstellen wat het effect ervan is. Het hoeft niet reëel meer te zijn. Het kan mentaal getoetst worden. De impact hiervan is enorm, zowel naar zichzelf toe, als naar zijn kijk op de maatschappij. Het mogelijke wordt primair. De adolescent kan eerst in zijn denken allerlei mogelijkheden bedenken, en daarna deze in de realiteit nagaan.

wat houdt de psychologische navelstreng in?

Het loskomen van en volledig psychologisch afhankelijk zijn, is een proces. In het leven vallen wij terug op afhankelijkheid, van bijvoorbeeld de thuissituatie, of een andere persoon die veiligheid biedt. Het is een voortdurend evenwicht zoeken tussen onze eigenheid en het afhankelijk zijn. Soms wordt dit uitgelokt door levenssituaties: een ernstige ziekte, een ongeval, een scheiding, een overlijdens, (psychiatrische) problemen,... Dit kunnen allemaal situaties zijn waarbij het loskomen (even) niet kan of 'gevaarlijk' is.

waarom spelen kinderen? wat zijn de kenmerken van een spel en wat zie je er in terug bij een spel kaarten voor volwassenen?

Het spel als expressie en ontwikkelingsmedium: Volwassenen associëren 'spelen' met ontspanning, iets wat je doet dat 'geen praktisch nut' heeft, iets 'voor het plezier',.. Voor een kind daarentegen is spel van levensbelang, maar hij doet het voor de lol. het spel is belangrijk voor de ontwikkeling later en nu. Zelfexpressie als volwassenen Marcoen (1997) vermeldt op basis van een aantal onderzoeksresultaten een aantal kenmerken van het spel. Het gaat hierbij o.a. om : Het feit dat er geen extern doel is Het kind beleeft er plezier aan en doet het graag Het bevat elementen uit de concrete werkelijkheid Er is een 'alsof realiteit': afspelen in 'alsof werkelijkheid: winkeltje spelen Er is een 'activeringscyclus': er is een typisch verloop van spanningontspanning in het spel

Verschil zelfconcept en zelftheorie. Nog andere veranderingen die je merkt bij jou uit de adolecente periode

Identiteit bevat twee elementen: een 'zelfconcept': onze kennis over wie we zijn, de inhoud. Het beeld dat de persoon van zichzelf heeft, de antwoorden die hij geeft op de vraag zichzelf te beschrijven. > Dit gaat dus over de inhoud, met andere woorden het beeld dat we over onszelf hebben. een zelftheorie : de handeling van het denken over onszelf, de manier waarop we over onszelf denken. > De zelftheorie is een theorie die iemand construeert over zichzelf.

Hoe bouwt denken zich op? Wat zijn de verschillen tussen de theorie van Piaget, Vygotsky en de informatieverwerkingsbenadering?

In de theorie van Piaget zijn er bepaalde stadia (of fasen) te onderscheiden in de cognitieve ontwikkeling. (het denken) Dit impliceert dat het denken van een kind in de verschillende leeftijdsfasen een andere vorm aanneemt. In de baby/peuterleeftijd behandelen we de sensorimotorische fase, in de kleuterleeftijd de pre-operationele fase, in de lagere schoolleeftijd de concreet operationele fase, en in de adolescentie de formeel-operationele fase verschil tussen vygotski en Piaget? vygotski stelt dat het denken zichtbaar wordt via spraak. Het bewustzijn is volgens hem niet aangeboren maar het resultaat van een cultuur gestuurd ontwikkelingsproces. Piaget stelt dat kinderen actief kennis opbouwen door om te gaan en verkennen van de wereld. Volgens Piaget wordt elk individu geboren met twee fundamentele tendensen : de tendens tot adaptatie en de tendens tot organisatie De tendens tot organisatie: Dit is de aangeboren tendens van elk organisme de eigen processen tot coherente systemen te integreren.

wat maakt dat opvoeden zo moeilijk is in deze tijd?

In onze westerse samenleving maken de snelle technologische en maatschappelijke evoluties het huidig leven erg boeiend, maar zeker ook complex. Ouders voelen zich onder druk staan, ze willen het beste voor hun kinderen, en zitten met heel veel vragen. Vroeger: dorpsgemeenschappen, met een relatief gesloten cultureel systeem. De leden waren economisch afhankelijk van elkaar. Hoe meer afhankelijk, hoe duidelijker de boodschappen die in de opvoeding moesten doorgegeven worden. Vandaag : 'wereldburgerschap'. De sociale groep waartoe we behoren is veel groter en multicultureel bepaald. De belangrijkste consequentie: opvoeding is vandaag een individueel proces geworden: Hoe kleiner de groep, hoe meer opvoeding een verantwoordelijkheid is van de groep. Hoe groter het sociale verband, hoe meer opvoeding een individueel gebeuren wordt. Het doel van de opvoeding is veel minder duidelijk. De huidige ouders kunnen deze verwachtingen en eisen veel moeilijker inschatten evenmin als de vaardigheden waar ze aan moeten voldoen. De 'standaardbiografie' heeft plaats gemaakt voor 'levenslang leren', waarbij veel keuzes moeten gemaakt worden. de samenleving verandert zo snel dat het voor ouders moeilijker wordt hun kinderen voor te bereiden op het maken van keuzes waarbij ook zij het gevoel hebben niet over alle elementen te beschikken en zeker niet alle consequenties te overzien.

leg de theorie van Ivan Boszormenyi-Nagy uit mbt loyautiteit tussen ouders en kinderen?

Ivan Boszormenyi-Nagy stelde in zijn theorie de 'balans van geven en nemen' centraal. Hieruit volgde een uitgewerkt begrippenkader: Verticale loyauteit: de onverbrekelijke existentiële band tussen ouders en kinderen Horizontale loyauteit: de loyauteit t.o.v. gekozen relaties. Vb tussen vrienden . Gespleten loyauteit: wanneer het 'natuurlijke' proces van geven en ontvangen tussen ouders en kinderen verstoord wordt, gaat het kind kiezen tussen een van de ouders, met schuldgevoelens tot gevolg. Delegaat: de verwachtingen die bv ouders tov hun kinderen hebben.. Meerzijdige partijdigheid: de basishouding voor de hulpverlener. Destructieve gerechtigheid: wanneer een partij niet ontvangt waar hij redelijkerwijs recht op heeft

Wat zijn de kenmerken van jongvolwassenen?

Jeffrey Arnett (2008) onderscheidde vijf kenmerken, die eigen zijn aan deze periode. 1. Het tijdperk van exploratie van de identiteit. 2. Het is een tijdperk van instabiliteit: het maken van keuzes 3. Het is een tijdperk, waarin de persoon erg op zichzelf gericht is 4. Het is een tijdperk met het 'er tussenin'-gevoel. 'Nog even' want daarna wordt het 'serieus'. 5. Het is een tijdperk van ongebreidelde mogelijkheden

Leg de cognitieve benadering van Kohlberg uit?

Kohlberg onderzocht bij tien tot zestienjarige Amerikaanse jongens wat zij eerlijk (ethisch) vonden. Hij deed dit door hen verhaaltjes voor te leggen, die een moreel dilemma bevatten. Op basis van zijn onderzoek kwam hij tot een ontwikkelingsverloop dat volgens hem steeds op dezelfde wijze en overal in de wereld voorkomt. Hij onderscheidt drie niveaus: 1 Het preconventionele niveau: De straf - gehoorzaamheidsoriëntatie situeert zich op een egocentrisch - individualistisch niveau. De geldende regels worden gevolgd vanuit een beloning versus straf oriëntatie. Goed is wat gedaan wordt omdat het extern opgelegd wordt. Het handelen wordt gestuurd op wat mij nu hier en nu het meest voordelen oplevert. 2. Het conventionele niveau: Hier ligt de oriëntatie op waarden die in bepaalde gemeenschap gedeeld worden (sociale orde, afspraken, regels). Goed gedrag is wat door je naasten verwacht wordt. Goed gedrag is alles wat conform is aan de regels, gebruiken en autoriteiten 3. Het postconventionele niveau: Vanaf de adolescentie, waar hypothetisch denken zijn intrede doet, kunnen jongeren zich beginnen te richten op universele ethische principes. Deze kunnen conflicteren met juridische regels. Goed is alles wat overeenkomt met persoonlijke en algemene morele principes. Wanneer wet en principe botsen moet men handelen volgens het principe. Dit betekent dat de persoon kritisch moet komen te staan tegenover de aanvaarde morele conventies. Deze benadering heeft erg veel weerklank gevonden. Er is een groot kritiekpunt: moreel denken wil nog niet zeggen dat mensen ook moreel gaan handelen. Naast deze cognitief geïnspireerde theorie kent ook de leertheoretische opvatting vele aanhangers. Kern van deze benadering is dat mensen zich aanpassen omdat dit hen voordelen oplevert. Hierdoor ontstaat er een regelsysteem dat geleidelijk verinnerlijkt wordt. Hierdoor volgens mensen deze regels, ook als geen directe controle wordt uitgeoefend.

wat is de levenslooppsychologie?

Levenslooppsychologie wil de mens bekijken in de context van zijn levensloop, die ingebed is in een sociaal-culturele context. Dit betekent een voortdurend aanpassen aan veranderende levensomstandigheden. Ieder doet dit vanuit de mogelijkheden waar hij over beschikt, vanuit de omstandigheden waarin hij zich bevindt en vanuit de positie die hij in het leven inneemt.

Pestgedrag lagere school en wat te doen?

Onderscheid tussen ruzie maken, plagen en pesten. Wat als pestgedrag ervaren wordt, is daarom niet altijd zo bedoeld. Er zijn een aantal vormen van pesten, zoals het verbaal pesten, fysiek pesten, het treiteren met spullen, enz.. De 'gepeste' is soms, maar zeker niet altijd, iemand die afwijkt van de norm. Het grootste probleem is dat de 'gepeste' niet op een 'gepaste' manier op de agressie kan reageren. De 'pester' is vaak fysiek sterker, wil imponeren, .. Hij omringt zich vaak met meelopers, wat zijn aanzien doet stijgen. Toch worden ze eerder gevreesd dan geliefd in de groep. 'Meelopers' zijn op de hoogte van het pesten, maar doen niets. Ze zijn bang om zelf slachtoffer te worden en staan soms onder druk van de pester. No blame aanpak - George Robinson en Barbara Maines Essentiële elementen in de procedure: Geen schuld Aanmoedigen van empathie Gedeelde verantwoordelijkheid Probleemoplossend Uitgangspunten : Geen labels "plakken": Niet op zoek naar dé "waarheid" De 'gepeste' niet willen veranderen. Eventueel wel NADAT het pesten gestopt is, indien nodig de 'gepeste' trainen in socio-emotionele vaardigheden, sleutelen aan lichaamstaal enz. NOOIT straffen omdat er gepest wordt . Als pesten opgemerkt wordt of gemeld kan je de volgende stappen zetten: Stap één - gesprek met het doelwit Stap twee - roep de gekozen leerlingen samen Stap drie - leg het probleem uit Stap vier - deel de verantwoordelijkheid Stap vijf - vraag de groep naar hun voorstellen Stap zes - laat het aan hen over Stap zeven - een volgende bijeenkomst

Vanaf de geboorte zijn er verschillen vast te stellen wat temperament betreft. Leg uit?

Onderverdeling van Thomas & Chess (1977) Temperament verwijst naar de basisgeaardheid van het individu gemakkelijke kinderen: honger en slaap op voorspelbare tijden, moeilijke baby's kennen weinig regelmaat in hun gedrag en zijn erg prikkelbaar slome, traag op gang komende baby's reageren behoedzaam en voorzichtig op nieuwe situaties Belangrijk is de 'goodness of fit'. Dit is de mate waarin het temperament van het kind overeenkomt met de verwachtingen van de ouders

Leg de ecologische theorie uit van bronfenbrenner?

Ook het gezin is onderdeel van bredere systemen: de ecologische theorie van Bronfenbrenner Microsysteem: primaire groepen (gezin, vriendengroep, klas,...) Mesosysteem: interactie tussen de verschillende microsystemen (het contact met de grootouders, de bredere familie, de huisarts,...) Exosysteem: uitbreiding van het mesosysteem (de buurt, de krant, de televisie,...) Macrosysteem: overkoepelende institutionele systemen (politiek, economie, ...)

Moreel denken bij kleuter, lagere school , adolescentie (cognitieve benadering van kohlberg)

Op basis van onderzoek kwam hij tot een ontwikkelingsverloop dat volgens hem steeds op dezelfde wijze en overal in de wereld voorkomt. Hij onderscheidt drie niveaus: Het preconventionele niveau: De straf - gehoorzaamheidsoriëntatie situeert zich op een egocentrisch - individualistisch niveau. De geldende regels worden gevolgd vanuit een beloning versus straf oriëntatie. Goed is wat gedaan wordt omdat het extern opgelegd wordt. Het handelen wordt gestuurd op wat mij nu hier en nu het meest voordelen oplevert. Het conventionele niveau: Hier ligt de oriëntatie op waarden die in bepaalde gemeenschap gedeeld worden (sociale orde, afspraken, regels). Goed gedrag is wat door je naasten verwacht wordt. Goed gedrag is alles wat conform is aan de regels, gebruiken en autoriteiten. Het postconventionele niveau: Vanaf de adolescentie (hypothetisch denken) kunnen jongeren zich beginnen te richten op universele ethische principes. Deze kunnen conflicteren met juridische regels. Goed is alles wat overeenkomt met persoonlijke en algemene morele principes. Wanneer wet en principe botsen moet men handelen volgens het principe.

wat is parentificatie?

Parentificatie houdt kortweg in dat een kind veel te vroeg de rol van volwassene heeft aanvaard en op zich heeft genomen op emotioneel en sociaal gebied. Het kind krijgt reeds op jonge leeftijd de rol van adviseur, trooster of bemiddelaar, terwijl het daar te jong voor is

leg de drie culturen uit van Pinto?

Pinto onderscheidde drie soorten culturen: Een F-cultuur heeft de neiging erg aan te leunen bij een traditionele cultuur. Het individu is lid van het geheel, dat sterk aan elkaar hangt. Er zijn sterke rolpatronen en duidelijke regels voor de leden. Het doel in het leven wordt traditioneel bepaald door religie en tradities. De goede naam van de groep is belangrijk, en hieruit volgen wederzijdse verplichtingen zoals gastvrijheid en eer. De vijand van een familielid is de vijand van allen. Conflicten ontstaan wanneer er normen worden overschreden. Geen gezichtsverlies lijden is belangrijk. Er heersen strenge moraalregels vooral voor de vrouwen, die het genetisch materiaal van de groep beheren. De out-groep staat er echt buiten. Ook bijvoorbeeld politieke gezagsdragers. Of hun boodschap gehoord wordt, hangt af van de status van deze mensen. In een G-cultuur staat het individu voorop. Zelfontplooiing is belangrijk en wordt bereikt via individuele keuzes. Elk individu kiest zijn eigen rol, en elke rolinvulling kan anders zijn. Onafhankelijk denken wordt gewaardeerd. Het manvrouw patroon is onafhankelijk en mag individueel worden ingevuld. Mannen hebben evenveel te verantwoorden, er is geen hoofd van het gezin. Vrouwen zijn zelfstandig en hebben eigen verantwoordelijkheden. Seksualiteit is ieders persoonlijke keuze. Een M-cultuur hangt wat tussen beiden. Groepslid zijn is nog sterk aanwezig, maar ook het losmaken van de groep is belangrijk. Vanuit deze middenpositie, is Psychologie II 66 Academiejaar 2017-2018 www.kdg.be het niet altijd eenvoudig om duidelijk positie te kiezen. Rolverwarring, wisselende loyauteit, statusverwarring, individuele keuzes maken, met het risico in conflict te komen met de groep. Deze cultuurverschillen veroorzaken verschillen in de opvoedingscultuur. Als opvoeder is het belangrijk: • de eigen cultuurgebonden normen en waarden te leren kennen • de normen en waarden en gedragscode van de ander te leren kennen • bepalen hoe je in de gegeven situatie omgaat met de geconstateerde verschillen.

Wat is de F en M cultuur en hoe verschillen de opvoedingstaken hier

Pinto onderscheidde drie soorten culturen: Een F-cultuur heeft de neiging erg aan te leunen bij een traditionele cultuur. Het individu is lid van het geheel, dat sterk aan elkaar hangt. Er zijn sterke rolpatronen en duidelijke regels voor de leden. Het doel in het leven wordt traditioneel bepaald door religie en tradities. De goede naam van de groep is belangrijk, en hieruit volgen wederzijdse verplichtingen zoals gastvrijheid en eer. De vijand van een familielid is de vijand van allen. Conflicten ontstaan wanneer er normen worden overschreden. Geen gezichtsverlies lijden is belangrijk. Er heersen strenge moraalregels vooral voor de vrouwen, die het genetisch materiaal van de groep beheren. De out-groep staat er echt buiten. Ook bijvoorbeeld politieke gezagsdragers. Of hun boodschap gehoord wordt, hangt af van de status van deze mensen. In een G-cultuur staat het individu voorop. Zelfontplooiing is belangrijk en wordt bereikt via individuele keuzes. Elk individu kiest zijn eigen rol, en elke rolinvulling kan anders zijn. Onafhankelijk denken wordt gewaardeerd. Het manvrouw patroon is onafhankelijk en mag individueel worden ingevuld. Mannen hebben evenveel te verantwoorden, er is geen hoofd van het gezin. Vrouwen zijn zelfstandig en hebben eigen verantwoordelijkheden. Seksualiteit is ieders persoonlijke keuze. Een M-cultuur hangt wat tussen beiden. Groepslid zijn is nog sterk aanwezig, maar ook het losmaken van de groep is belangrijk. Vanuit deze middenpositie, is het niet altijd eenvoudig om duidelijk positie te kiezen. Rolverwarring, wisselende loyauteit, statusverwarring, individuele keuzes maken, met het risico in conflict te komen met de groep. Deze cultuurverschillen veroorzaken verschillen in de opvoedingscultuur. Als opvoeder is het belangrijk: • de eigen cultuurgebonden normen en waarden te leren kennen • de normen en waarden en gedragscode van de ander te leren kennen • bepalen hoe je in de gegeven situatie omgaat met de geconstateerde verschillen.

wat is reminiscentie. Leg dit uit op emotioneel en psychologisch vlak. Is dit enkel bij ouderen aanwezig of kan dit bij iedereen voorkomen? Ppt13

Reminiscentie is het terugdenken, het op levendige en gevoelsgeladen wijze ophalen van en of verwijlen bij herinneringen aan gebeurtenissen uit zijn verleden. 3 soorten: eenvoudige reminiscentie > Dit is het ongedwongen ophalen van herinneringen, gebeurtenissen uit het verleden , bijvoorbeeld bij familiebijeenkomsten, senioren clubs, begrafenissen. Een tweede groep bestaat uit de evaluatieve reminiscentie > Dit is een natuurlijk voorkomend universeel cognitief proces, dat gekarakteriseerd wordt door een progressief terugkeren in het bewustzijn van ervaringen uit het verleden, waarbij onbewuste conflicten opnieuw beleefd worden. Deze ervaringen worden ook wel 'life review' genoemd. Een derde groep bestaat uit de obsessieve, defensieve reminiscentie. Hierbij vertelt de persoon steeds weer opnieuw dezelfde gebeurtenissen. Het gaat hierbij vaak om persoonlijke conflicten, meestal met schuldgevoelens overladen. Het gaat vaak om mensen die afgewezen worden door hun omgeving. Ze zitten hierin vast in een vicieuze cirkel. Is bij iedereen aanwezig.

leg uit wat sociale cognitie is?

Rita Kohnstamm stelt dat sociale cognitie een heel apart soort kennis is. • In de eerste plaats hebben levende mensen een eigen wil. Hierdoor zijn ze niet zo voorspelbaar als dingen. Op sociaal vlak gaat het eerder over waarschijnlijkheden dan over zekerheden. • In de tweede plaats gebeurt bij de ander juist hetzelfde : ook de ander maakt inschattingen. Wat men uit eigen ervaring kent, past men ook toe op de ander. Zelfkennis en mensenkennis hangen dus samen. Dit maakt dat sociale cognitie dynamisch is, en geen statische kennis is. • Een derde factor is de empathie. Dit mee-vibreren met de ander heeft met logisch redeneren weinig te maken. • Ten vierde ben je als persoon eigenlijk geen kenner van de sociale wereld, maar een medespeler. Er is een verstrengeling tussen kenner en object van de kennis. • Ten vijfde ontstaat mensenkennis uit de interactie. Een driftig kind zal andere reacties ontlokken dan een rustig kind. Op die manier kan er een vicieuze cirkel ontstaan : hoe meer stereotiep het eigen gedragsrepertoire, hoe beperkter de mensenkennis.

Leg de verschillende spelsoorten uit?

Sensopathisch spel Dit is het vastnemen van voorwerpen, zand tussen je vingers laten lopen, in water plonsen,.. Gewoon omwille van de zintuiglijke sensaties. Functiespel: Genieten van het functioneren van uw lichaam. Lopen om te lopen, roepen voor het plezier van het roepen, genieten van de bewegingen zelf, iets doen en het effect daarvan zien . Illusiespel: In de eigen fantasie, eigen verlangens en wensen uitleven. Rollenspel: Het kind speelt mensen na, vb de mama, de juf, .. Eerst speelt het alleen, later leert het samenspelen en de rollen te verdelen Aanvankelijk is het spel inhoudelijk nog arm en fragmentair. Dit wordt complexer, zeker naar de lagere school toe. De 'alsof' werkelijkheid is belangrijk. Constructiespel: Geleidelijk aan wordt er iets gemaakt. Er is een eindproduct van het spel: vb blokken: toren bouwen. Regelspel: Een regelspel heeft drie kenmerken: Spelregels competitie (winnaar en verliezer) beurtrollen (om beurten spelen) Het regelspel vraagt al heel wat vaardigheden van het kind. Het moet geduld hebben om zijn beurt af te wachten. Dit betekent dat het impulsen die in hem opkomen moet kunnen inhiberen. Dit vraagt al heel veel controle, die samenhangt met de 'rijping' van de hersenen. Wanneer het betrokken wordt in een spel van groteren, leert het kind wat van hem verwacht wordt. Het 'meedoen met de groten' is op zich al heel belonend. Met inhiberen wordt helemaal moeilijk wanneer het bijvoorbeeld om een gezelschapsspel gaat. Het moeten stil zitten en toezien dat bijvoorbeeld de ander hem op het speelbord 'voorbijsteekt', is voor jonge kinderen een onmogelijke opgave. Meestal is dit pas bij het begin van de lagere school mogelijk.

Tijd bestaat niet. leg uit?

Strikt genomen bestaat tijd niet. Het is een concept, een construct. Dit 'construct' heeft meerdere componenten. > Tijd is een construct. Wij construeren tijd : de waarneming van tijd is ontstaan door het samenvoegen van andere waarnemingen (vormen, kleurwaarneming, opeenvolging,..) > De 'objectieve' tijd is relatief: tijd kan een bondgenoot zijn, tijd kan een vijand zijn. Tijd heeft altijd een persoonlijke component

Wat zijn de taken van ouders in de opvoeding?

Structureren= Het stellen van regels: structuur is belangrijk voor de begrenzing en de veiligheid van het kind. Straffen en belonen: belonen van gewenst gedragen en gepaste straffen. Gepaste aandacht en zorg (versus verwennen): behoeften in de levensnoodzakelijke aankopen. op een gepaste manier consumptiegoederen geven en niet de bovenhand laten nemen. niet altijd op de eisen van het kind ingaan. Monitoring: ouders moeten weten waar hun kinderen 'uithangen'. vooral in de adolescentieperiode heel belangrijk. Sensitief reageren= Praten en luisteren: is belangrijk. de bovenpositie nemen wanneer dit nodig is, om te vermijden dat je 10x iets moet uitleggen. Sensitief-responsief gedrag : In hoeverre vangen de ouders signalen op van hun kinderen en gaan ze hier op in. Knuffelen en affectie tonen: belangrijk om affectie te tonen. samen spelletjes spelen, tv kijken etc...

wat is het verband van taalontwikkeling en ontwikkeling van denken? Ppt6

Taal stimuleert en structureert het denken Taal zorgt voor ordening van de perceptie en van het geheugen. Taal symboliseert . denken is niet enkel een cognitief gebeuren: alle psychologische functies worden erbij betrokken.

hoe ontwikkelt het denken zich volgend piaget. Ppt6

Volgens Piaget wordt elk individu geboren met twee fundamentele tendensen : de tendens tot adaptatie en de tendens tot organisatie. De tendens tot adaptatie is de tendens van het organisme om zich aan te passen aan de omgeving. Deze tendens kent twee componenten die complementair werken : assimilatie en accommodatie. - Assimilatie is de tendens van het organisme om de omgeving in te passen (en in die zin te veranderen) om deze in zijn eigen opgebouwde denk- en handelingsstructuren in te passen. - Accommodatie is de tendens van het organisme om zichzelf te veranderen en zich aan te passen aan de omgeving. Dit wil zeggen : zijn denk- en handelingskader aanpassen. Assimilatie en accommodatie zijn complementair. In elke gedrag van het organisme kan men een aspect van assimilatie en accommodatie onderkennen. De tendens tot organisatie: Dit is de aangeboren tendens van elk organisme de eigen processen tot coherente systemen te integreren. In de theorie van Piaget zijn er fasen te onderscheiden in de cognitieve ontwikkeling. Dit impliceert dat de cognitieve structuur van een kind in de verschillende leeftijdsfasen een andere vorm aanneemt. In de baby/peuterleeftijd behandelen we de sensorimotorische fase. kleuterleeftijd > de pre-operationele fase. lagere schoolleeftijd > de concreet operationele fase adolescentie > de formeel-operationele fase,

wat is de epigenitische theorie van erikson?

Volgens hem kan volledige persoonlijkheidsintegratie slechts op latere leeftijd worden bereikt worden, op voorwaarde dat een aantal noodzakelijk doorgemaakte crises een gunstige oplossing kregen in de voorafgaande levensperioden. De opeenvolging van de levensfasen, waarin deze crises zich uiten, voltrekt zich volgens het epigenetische principe: de opeenvolgende crises vinden plaats volgens een vooraf bepaald grondplan en bouwen op elkaar voort naar een steeds hoger functionerend en geïntegreerd geheel

Hoe komt het dat opvoeden moeilijker geworden is, wat zijn de opvoedingstaken en worden die het zelfde toegepast in f en m cultuur ja dan nee? Ppt 5

Vroeger leefden men in dorpsgemeenschappen met een cultureel gesloten systeem. Ze waren meer economisch afhankelijk van elkaar waardoor opvoeding duidelijk moest worden doorgegeven. vandaag is opvoeden een individueel proces geworden door wereldburgerschap grotere sociale groep en multicultureel bepaald. Hoe kleiner de groep hoe meer opvoeding de verantwoordelijkheid is van de groep. Hoe groter de groep, hoe meer opvoeding een individueel gebeuren wordt. Het doel van de opvoeding is ook minder duidelijk omdat verwachtingen en eisen veel moeilijker in te schatten zijn, net zoals de vaardigheden waar ze aan moeten voldoen. Er moeten veel keuzes gemaakt worden levenslang leren. SL verandert te snel zodat moeilijker wordt om de kinderen voor te bereiden op de vele keuzes die dienen gemaakt te worden. Opvoedingstaken: structuur brengen: stellen van regels, straffen en belonen, aandacht en zorg, monitoring sensitief reageren: praten en luisteren, sensitief-responsief gedrag, knuffelen en affectie tonen.

Wat is wijsheid en wat zijn de psychosociale veranderingen bij bejaarden ptt13

Wijsheid is deskundige kennis over de praktische aspecten van het leven. In die zin is wijsheid een opeenstapeling van kennis, ervaringen en overdenkingen, wat zich opstapelt gedurende de jaren. Erikson stelt in deze fase het komen tot 'ego-integriteit' als centraal ontwikkelingsthema Ego-integriteit betekent een verzoening met het leven zoals het geweest is, zowel het vreugdevolle als de gemiste kansen en tegenslagen. De oudere ervaart dat het goed en zinvol geweest is. Ego-integriteit houdt dus een zelfbeoordeling in. Hoe heb ik mijn leven vorm gegeven ?

beschrijf de verschillende opvoedingsstijlen volgens Macoby en Martin?

autoritaire stijl: strenge afgedwongen regels, weinig effectieve steun, veel controle gekoppeld aan een laag niveau van acceptatie van het gedrag van het kind. autoritatieve stijl, ook wel gezaghebbende stijl genoemd : grote acceptatie van het kind, een redelijke controle met strikte en duidelijke regels die goed beargumenteerd worden. permissieve onverschillige stijl: grote acceptatie met gebrek aan interesse in het gedrag van het kind . permissieve verwaarlozende stijl: geringe acceptatie, veel conflicten en problemen, laag niveau van controle en interesse in wat het kind doet of bezighoudt

wat zijn de 3 fasen van de psychologische geboorte van Mahler

de autistische fase 0-3m Baby erg op zichzelf gericht Moeder is onderdeel van zichzelf Geen besef van buitenwereld de symbiotische fase 3-5m Toenemende belangstelling voor de buitenwereld Moeder en kind zijn één geheel maar moeder is al een beetje buitenwereld en bevredigt de behoeften van het kind "holding. Moeder zorgt voor een veilige omgeving voor de baby door de 'holding'. Er is met andere woorden een symbiotisch geheel. separatie-individuatiefase 5-36m Vorming van afzonderlijke identiteit en individualiteit . Separatie: verschillend van fysieke scheiding = bewust wording van het onderscheiden zijn = beleving van eigenheid loskomen van moeder / opbouwen van eigen identiteit, via internalisatie, identificatie, splitsen Innerlijk leven wordt meer en meer - gedifferentieerd - bevolkt door geïnternaliseerde (deel)objecten

leg de stadia van volwassenheid uit?

de cognitieve volwassenheid: het vermogen tot impulscontrole, wat zich situeert in de prefrontale cortex het vooruitzien : planning ook de prefrontale cortex een kritische zelfbeoordeling: omdat je meer elementen bij je analyse kan betrekken Post-formeel denken is logisch denken, dat rekening houdt met 'op de realiteit gebaseerde argumenten'. de sociale volwassenheid: Volwassenheid wordt in onze samenleving meestal gelijkgesteld met sociale volwassenheid. Het is de leeftijd waarop je 'volwassen rechten en verantwoordelijkheden kan opnemen: auto rijden, stemmen, trouwen de jongvolwassenen: de vroege volwassenheid: De vroege volwassenheid is de leeftijdsfase tussen 30 - 45 jaar. Deze periode ligt aan de basis van de creatieve expansie en de zelfrealisatie in beroep, huwelijk en gezin. Drijvende motivatie is dat de mens iemand wil zijn in de samenleving. In deze fase staat het 'definitief' worden van een aantal keuzen uit de vorige periode centraal: de beroepskeuze, de persoonlijke relaties, de eigen woonst en gezin, ... Erikson spreekt in deze fase over de dualiteit tussen de generativiteit versus stagnatie. de middelbare volwassenheid: De middelbare leeftijd, die zich ongeveer situeert tussen 50 à 65 jaar, is een sterk onderschatte levensfase. Na een al dan niet manifest crisisachtige overgang, komt er een nieuwe periode naar voren. Ook hier wegen culturele en historische achtergronden van deze fase op de mensen in deze leeftijdscategorie. Vele mensen kijken immers wat negatief tegen deze periode aan. Soms heeft dit te maken met opvattingen over deze levensfase die te maken hebben met levensomstandigheden van 'vroeger'.

wat is de kern en theorie van M.Mahler?

de psychologische geboorte: Bij haar ligt de nadruk op de ontwikkeling van de objectrelaties, wat zich in de eerste drie levensjaren, vooral in de omgang met de moederfiguur, voltrekt. Voor het kind betekent dit de evolutie van totale afhankelijkheid naar objectconstantie. Bij de geboorte zijn kind en moeder één ongedifferentieerde massa. Het kind kan nog geen verschil maken tussen het eigen 'einde' en het 'begin' van moeder. De moeder maakt dit onderscheid wel en probeert de behoefte van kind te bevredigen. Vertrekkende vanuit zijn eigen behoeften, gaat het kind voelen dat er verschil is tussen moeder en hemzelf. Het gaat zien dat het gescheiden is van moeder, en dat moeder niet alle behoeften kan bevredigen zonder dat het kind hiervoor frustratie ervaart. Uiteindelijk resulteert dit in het feit dat het kind zijn moeder kan ervaren als een constante: moeder blijft aanwezig ook al is ze er niet (objectconstantie) Dit 'beseffen' van verschil zou men kunnen zien als de 'psychologisch geboorte'. Haar theorie van separatie-individuatie poneert de noodzakelijkheid van een gepaste moederlijke zorg om een gezonde persoonlijkheidsvorming bij het jonge kind mogelijk te maken. De baby moet zich geleidelijk kunnen afscheiden van het moederbeeld terwijl intussen een solide identiteit kan worden opgebouwd.

Wat zijn de elementen van taal?

fonologie: verwijst naar klanken. baby leert klanken (fonemen) te gebruiken. = begin brabbelfase. van polyglot naar monoglot babbelen = taalontwikkeling is cultureel bepaald. semantiek: verwijst naar de betekenis van de klanken. klanken vormen woorden die verbonden zijn met een betekenis = conceptvorming. syntaxis: verbindt de woorden tot zinvolle gehelen pragmatiek: verwijst naar de manier waarop taal gebruikt wordt in de sociale context. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het leren hoe iemand aangesproken dient te worden, wat vanuit beleefdheid verwacht wordt

Wat betekent 'volwassen zijn'? Wat zijn de voor- en nadelen aan volwassen zijn?

het is de leeftijd waarop de cognitieve kenmerken en persoonlijkheidstrekken vaste vorm krijgen en de persoon in staat stellen los te komen van de ouders en op eigen benen komen te staan.

wat is het belang van taal?

taal structureert ons denken en geeft richting aan ons handelen.

Hoe evolueert tekenen in de ontwikkeling bij kinderen? Zouden volwassenen gestimuleerd moeten worden om te tekenen ikv hun verdere ontwikkeling?

tekenen vormt een beeldtaal waarin het kind communiceert met zijn omgeving. het laat op deze manier zien wat er in hem omgaat. > hulpverlening wordt tekenen gebruikt om met een kind te 'praten'. De tekeningen geven ook een beeld van het cognitief proces dat zich in het kind afspeelt. Tekenen is tegelijkertijd uitdrukking van dit proces, tegelijkertijd stimuleert het denken. Door te tekenen groepeert en hergroepeert het zijn werkelijkheid. In alle culturen kun je terugvinden dat de manier van tekenen in de eerste tien levensjaren op eenzelfde manier evolueert. In de eerste vijf jaar is er zelfs overeenkomst in wat kinderen tekenen. Grosso modo zijn er vijf stadia in de ontwikkeling van het tekenen van kinderen te onderscheiden. Dit is niet strikt te nemen. Kinderen slaan soms fasen over, of ze vallen terug op een vroegere fase in het tekenen,..

leg uit hoe tijdsperceptie verloopt?

tijdsperceptie is verbonden met tijdsbeleving: soms gaat tijd heel snel, soms traag. onderzoek van david eagleman, wijst uit dat tijdsperceptie erg gevoelig is voor temporele illusies. gebeurtenissen die ver in verleden gebeurd zijn worden dichterbij geschat (forward telescoping) en die recent gebeurd zijn worden verder weg in de tijd geschat (backward telescoping). het leven gaat sneller als je ouder wordt. Douwe draaisma is de eerste die zich op het autobiografisch geheugen. Volgens hem heeft het feit dat een tijdsperiode van 5 jaar voor een 60 jarige veel sneller gaat dan voor een 15 jarige, te maken met het vertragen van onze biologische klok, die bij het ouder worden langzamer gaat draaien. Hierdoor ontstaat er een paradox: hoe trager onze interne tijdsklok gaat, hoe sneller onze subjectieve tijdsbeleving loopt. Ook het aantal gebeurtenissen die zich voordoen, speelt een rol. Hoe ouder je bent, hoe meer routine er in je leven zit, en hoe minder specifieke nieuwe gebeurtenissen plaats vinden. Het geheugen heeft het moeilijk met routine. 'Altijd hetzelfde' wordt niet goed opgeslagen, waardoor dit een 'lege periode' wordt. Hierdoor kan de subjectieve indruk ontstaan dat een periode sneller voorbij ging en dat hierdoor vroegere feiten en gebeurtenissen dichterbij zijn gekomen Tijdsperceptie is ook cultureel bepaald. Wij zien tijd als een lijn: wij trachten zaken te plannen, op een logische en efficiënte manier. Activiteiten worden op de tijdslijn geplaatst, waarbij tijd 'verbruikt' wordt. Tijd kan immers 'op' geraken, in die zin beheersen tijdsschema's, agenda's ons leven. Dit noemt een sequentiële tijdsperceptie. Ander culturen zien tijd meer als een rekbaar begrip. Tijd is niet de opeenvolging van strakke, precieze eenheden, maar eerder een flexibel concept waarin tijd uitgerekt en ingekrompen kan worden. In deze beleving van tijd, stellen mensen wel doelen, maar voor hen is er geen 'meest efficiënte route' of 'rechte tijdslijn' naar dit doel. Men noemt dit een synchrone tijdsbeleving.

wat is tijdsperceptie?

verwijst naar het waarnemen en ervaren van tijd. Het is de ervaring van opeenvolging van gebeurtenissen. Een element hiervan is de ervaring van duur, ook wel de subjectieve tijd, of tijdsestimatie genoemd.

leg uit het verschil met vygotski piaget ppt6

vygotski stelt dat het denken zichtbaar wordt via spraak. Het bewustzijn is volgens hem niet aangeboren maar het resultaat van een cultuur gestuurd ontwikkelingsproces. Piaget stelt dat kinderen actief kennis opbouwen door om te gaan en verkennen van de wereld. Volgens Piaget wordt elk individu geboren met twee fundamentele tendensen : de tendens tot adaptatie en de tendens tot organisatie De tendens tot organisatie: Dit is de aangeboren tendens van elk organisme de eigen processen tot coherente systemen te integreren.


Ensembles d'études connexes

Lab 4: plant diversity and life cycles

View Set

Insurance Pre-licensing : Chapter 3 quiz

View Set

Social Media Investigation Final

View Set

Chapter 2- Understanding Contract Law, Part 2

View Set

M1-Airframe Systems & Applications

View Set