Natuur en techniek Begrippen

अब Quizwiz के साथ अपने होमवर्क और परीक्षाओं को एस करें!

lichtbreking

Als lichtstralen vanuit een medium (bijvoorbeeld lucht) naar een ander medium (bijvoorbeeld water of plexiglas) gaan, worden de lichtstralen gebroken. Breking wordt veroorzaakt door het verschil in snelheid van licht in beide media en de kleur van het licht. De lichtstralen gaan onder een andere hoek verder. De mate van breking geef je aan met de brekingsindex.

Amerikanisering

Amerikanisering is het overnemen van aspecten van de Amerikaanse cultuur, ook in Nederland. Amerikaanse bedrijven verspreiden zich over de wereld: McDonalds, Coca Cola, Pepsi, KFC, Starbucks. ...

- Immigranten

Amsterdam groeide door toeloop van immigranten uit de zuidelijke Nederlanden, maar ook door Joden uit Spanje en Portugal en later ook Hugenoten, protestanten uit Frankrijk. Immigranten droegen bij aan de economische bloei van Amsterdam en die bloei trok weer nieuwe immigranten aan.

Handelsoorlogen

Andere Europese landen zagen dat de Republiek veel verdiende aan de zeehandel en wilden dat natuurlijk ook. Vooral met Engeland werden daarom zogenaamde 'handelsoorlogen' op zee uitgevochten.

Status Aruba, Curaçao en Sint Maarten

Aruba is vanaf 1996 een eigen land in het Koninkrijk der Nederlanden. Datzelfde geldt voor Curaçao en Sint Maarten sinds 2010. Deze landen maken alle deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden.

Auschwitz

Bekendste concentratiekamp, gelegen in Polen.

Hanzesteden

Belangrijke producten waarin gehandeld werd zijn graan en hout.

energievorm

Bijvoorbeeld: bewegingsenergie, potentiële energie, warmte, licht, enzovoort

Kroonblad

Binnenste, vaak fel gekleurde, bladeren van een bloem die meestal als funcite het aantrekken van insecten hebben

Ader

Bloedvat waardoor zuurstofarm bloed vanaf de organen naar het hart stroomt om afvalstoffen af te voeren. Een ader heeft een dunne wand en een lage bloeddruk. Uitzondering is de longader: die bevat zuurstofrijk bloed

Slagader

Bloedvat waardoor zuurstofrijk bloed van het hart wegstroomt om de verschillende organen van zuurstof te voorzien. Een slagader heeft een dikke wand, is elastisch en de bloeddruk in de slagaders is hoog. Alleen de longslagader bevat zuurstofarm bloed

Stempel

Bovenste deel van de stamper; Hierop komen stuifmeelkorrels terecht bestuiving

Darwin

Britse bioloog en grondlegger van de evolutietheorie (evolutie van soorten gedreven door natuurlijke selectie)

Huid

Buitenste bekleding van het lichaam van dieren en mensen. Heeft o.a. als functies: bescherming tegen schadelijke bacteriën en temperatuurregeling (o.a. door het uitscheiden van vocht (zweet)). De huid is het grootste orgaan en een belangrijk zintuig (voelen)

Celmembraan

Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft

Kelkblad

Buitenste, meestal groen gekleurde, bladeren van een bloem die de bloemknop beschermen

Burgerslachtoffers

Burgers die niet in het leger vechten, maar toch overlijden als gevolg van de oorlog.

- Belastingen

Centraal werd er ook belasting geheven. Dat maakte de vorst minder afhankelijk van de adel: in plaats van legers van de adel kon hij nu huurlegers inzetten.

- Vorst en adel

Centrale belastinginning leidde wel tot botsingen met steden, die zich beriepen op hun privileges.

- Huygens

Christiaan Huygens hield zich bezig met de wiskunde en sterrenkunde.

- Columbus

Columbus wist het Spaanse hof te interesseren voor zijn plan om naar het westen te varen en zo Indië te bereiken. In 1492 ontdekte hij Amerika. Columbus was ervan overtuigd Indië gevonden te hebben en noemde de inwoners indianen.

Propaganda

Communicatie die heel sterk één enkele boodschap laat horen en vaak de waarheid heel simpel voorstelt. Propaganda had in de Tweede Wereldoorlog vaak de vorm van posters.

Computers

Computers hebben een centrale plaats verworven in het leven van de hedendaagse mens. Computers zorgen voor een enorm veranderde manier van werken.

Constantijn

Constantijn de Grote is de eerste Romeinse keizer die koos voor het christendom (in 313) en een einde maakte aan de vervolgingen van christenen. Constantijn is ook de stichter van Constantinopel (nu Istanboel).

Containment

Containmentpolitiek houdt in het ondersteunen van volken, die bedreigd worden in hun vrijheid. Een voorbeeld van containmentpolitiek is de steun die Amerika aan Europa gaf na WO II om te voorkomen dat Rusland invloed zou krijgen in deze landen.

- Heliocentrisch wereldbeeld

Copernicus en Galilei bestudeerden het heelal en kwamen met hun constatering dat niet de aarde maar de zon het middelpunt is: het heliocentrisch wereldbeeld. De katholieke kerk verzette zich tegen het idee van het heliocentrisch wereldbeeld. Galilei werd hiervoor buiten de kerk gesloten en pas in 1992 zuiverde de paus zijn naam.

Jongerencultuur

Cultuur van de eerste naoorlogse generatie, fel protesterend tegen autoriteiten en instellingen. De jongeren gingen over tot acties, demonstraties, bezettingen en kraken (tegen de woningnood).

Bloei van wetenschap en kunst, uitvindingen

Dankzij het geld van de handel, het goede onderwijs en de tolerantie waren er in de Republiek veel wetenschappers en kunstenaars actief. Dat leidde onder andere tot veel nieuwe uitvindingen zoals de microscoop en de telescoop.

Agrarische Revolutie

De Agrarische Revolutie is de overgang van het nomadisch bestaan van jagers-verzamelaars naar het boerenbestaan. Door de Agrarische Revolutie kwamen omstreeks 5300 v. C. de eerste boeren in de Lage Landen.

Kennedy en Chroetsjov

De Amerikaanse president Kennedy en de Russische leider Chroetsjov weten te voorkomen dat er een nieuwe wereldoorlog ontstaat. De kernraketten gaan weer weg van Cuba. In ruil hiervoor trekt Amerika de kernraketten uit Turkije terug.

Reagan en Gorbatsjov

De Amerikaanse president Reagan en de Russische leider Gorbatsjov zijn de leiders, die de meeste kou van de Koude Oorlog via verdragen weten weg te nemen.

Bataven

De Bataven waren een Germaans volk, dat zich gevestigd heeft in wat nu de Betuwe heet. Lange tijd werkten de Bataven nauw samen met de Romeinen. Bataven maakten deel uit van het Romeinse leger. In 69 n.C. kwamen de Bataven o.l.v. Julius Civilis in opstand tegen de Romeinen. De Bataven of Batavieren leven nog steeds voort als voorbeeld van een moedig volk dat in opstand kwam tegen vreemde overheersers.

Bijbel

De Bijbel is het heilige boek van de christenen. De Bijbel bestaat uit het Oude en het Nieuwe Testament. De Bijbel gaat over het handelen van God met de wereld vanaf de schepping.

Persoonsbewijzen

De Duitsers verplichtten alle Nederlanders van veertien jaar en ouder om een persoonsbewijs bij zich te hebben. Dankzij de persoonsbewijzen konden de Duitsers direct iemand controleren op illegale activiteiten.

Franken

De Franken namen na het instorten van het Romeinse Rijk de leiding over in Noordwest Europa. Zij onderwierpen andere volken. En speelden een belangrijke rol bij de verbreiding van het christendom. Wanneer na 500 volken zich onderwierpen aan de Franken werd geëist dat ze zich bekeerden tot het christendom.

Franse Revolutie

De Franse Revolutie brak in 1789 uit toen de bevolking van Parijs in opstand kwam tegen het bestuur door de koning. De leus van die opstand was 'vrijheid, gelijkheid en broederschap'. Ze eisten inspraak en richtten zelf een regering op. Frankrijk werd toen een republiek. De Franse Revolutie begon met de bestorming van de gevangenis de 'Bastille' op 14 juli. Nog altijd is 14 juli de nationale feestdag in Frankrijk.

Geloof - polytheïsme

De Grieken en de Romeinen geloofden in meerdere goden, zoals Jupiter, Mars en Venus. Al die goden hadden een eigen tempel in de stad. Ook Romeinse keizers lieten zich vereren als een god. Geloven in meerdere goden heet polytheïsme. Het geloof in meerdere goden heeft in de Romeinse tijd plaatsgemaakt voor het geloof in één god (monotheïsme).

- Beeldhouwwerken

De Grieken en de Romeinen maakten fraaie beeldhouwwerken. Musea in Leiden en Nijmegen hebben voorbeelden van dergelijke beelden.

Nederlandse Antillen

De Nederlandse Antillen is een verzamelnaam voor eilanden in de Cariben, die verbonden zijn met Nederland. Het gaat om Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Saba, St. Eustatius en Bonaire.

NAVO

De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) is een samenwerkingsverband op het gebied van defensie tussen Amerika en de bondgenoten, opgericht in 1949. Leden waren naast de Verenigde Staten Canada en West-Europese landen.

- Magalhães

De Portugees Fernao Magalhães maakte in opdracht van het Spaanse hof de eerste reis om de wereld (1519-1522). is De Straat Magalhães is vernoemd naar de reis van Magalhães. Hij heeft zelf de reis niet overleefd. Hij sneuvelde onderweg op de Filippijnen.

- Diaz

De Portugezen namen het initiatief om dit te proberen. Bartolomeus Diaz was de eerste ontdekkingsreiziger die over zee de meest zuidelijke punt van Afrika bereikte (1486).

- Da Gama

De Portugezen wilden verder dan de zuidpunt van Afrika. Vasco da Gama bereikte in 1498 India. Na de ontdekking van de route naar India kwamen voortaan specerijen over zee naar Lissabon.

Republiek der Verenigde Nederlanden

De Republiek der Verenigde Nederlanden ontstond tijdens de Opstand tegen Spanje.

Economische wereldmacht

De Republiek dreef zeer veel handel (voornamelijk over zee) en werd daardoor het rijkste land ter wereld.

Slavernij

De Romeinen hielden ook slaven: huisslaven of slaven om het land te bewerken. Ontwikkelde Grieken zijn geliefd als huisslaaf o.m. als huisleraar.

- Heteluchtverwarming

De Romeinen ontwikkelden voor de huizen en badhuizen verwarmingsinstallaties: vuren in de kelder verhitten water en de zo ontstane hete lucht werd door het (bad)huis gevoerd. Daar is ook te zien hoe het badhuis verwarmd werd.

Romeinse Rijk

De Romeinen vormden tussen ongeveer 750 v.C. tot circa 400 n.C. door veroveringen een groot rijk, dat de hele Middellandse Zee omvatte. Ook Griekenland werd veroverd. De Romeinse cultuur werd beïnvloed door de Griekse cultuur, vandaar de naam Grieks-Romeinse cultuur. De Romeinen noemden de Middellandse Zee 'mare nostrum', 'onze zee'.

Romeinse wereldrijk

De Romeinen vormden tussen ongeveer 750 v.C. tot circa 400 n.C. door veroveringen een groot rijk, dat de hele Middellandse Zee omvatte. Zij veroverden ook Griekenland. De Romeinse cultuur werd beïnvloed door de Griekse cultuur, vandaar de Grieks-Romeinse cultuur. De Romeinen noemden de Middellandse Zee 'mare nostrum', 'onze zee'.

- Wegen

De Romeinen zorgden voor goede wegen in het Rijk, zodat legers zich (relatief) snel konden verplaatsen. Een belangrijke weg liep bijvoorbeeld van Maastricht naar Nijmegen en van Aken naar Heerlen.

Perestrojka

De Russische leider Gorbatsjov probeert omstreeks 1990 economische en staatkundige hervormingen binnen de communistische partij door te voeren. Glasnost is samen met perestrojka de aanpak van Gorbatsjov om de economie in de Sovjet-Unie weer op gang te krijgen en corruptie uit te bannen. Hij hoopt onder andere zo te bereiken dat er meer eigen initiatief komt.

Glasnost

De Russische leider Gorbatsjov probeert omstreeks 1990 openheid (glasnost) te brengen in de communistische partij in Rusland. Glasnost is samen met perestrojka de aanpak van Gorbatsjov om de economie in de Sovjet-Unie weer op gang te krijgen.

- Barentsz

De Terschellinger Barentsz probeert een noordoostelijke doorvaart naar Indië te vinden in 1596. Barentsz liep vast op het ijs bij Nova Zembla en overwinterde daar in het Behouden Huys. Na vertrek in sloepen overleed Barentsz. Zijn manschappen wisten terug te keren.

Veiligheidsraad

De Veiligheidsraad is onderdeel van de Verenigde Naties en is verantwoordelijk voor vrede en veiligheid in de wereld. De Raad bestaat uit vijftien leden, waaronder de permanente leden Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten, China en Rusland. Besluiten worden alleen aangenomen als de permanente leden allemaal voor stemmen; zij hebben vetorecht.

Verenigde Naties

De Verenigde Naties is de overkoepelende organisatie van landen in de wereld, opgericht in 1945. De Verenigde Naties houden zich bezig met mensenrechten, wereldeconomie, veiligheid en cultuur.

WIC

De West-Indische Compagnie werd in 1621 opgericht om handel te drijven met Afrika en Amerika. Het kreeg net zoals de VOC een monopolie op die handel. De WIC handelde uiteindelijk vooral in slaven, die vanuit Afrika naar Amerika werden gebracht.

Sociale kwestie"

De arbeiders kwamen vaak in kleine, slechte woningen terecht, waar ze met grote gezinnen woonden. Er was geen riolering of stromend water en vaak ook geen daglicht of ventilatie. De omstandigheden waren dus beroerd en leidden tot veel ziektes. Langzaam zagen steeds meer mensen hoe erg deze sociale kwestie was en probeerden ze er iets aan te doen.

Lodewijk Napoleon

De broer van Napoleon Bonaparte. Hij werd door Napoleon aangesteld als koning van het Koninkrijk Holland. Hij hield zich echter te veel bezig met het zorgen voor Nederland en leverde te weinig winst op voor Frankrijk, waarna zijn broer hem ontsloeg als koning.

- Burgemeesters

De burgemeesters verzorgden de uitvoerende taken van het stadsbestuur. - het bevorderen van de handel (via een waaggebouw en verkoophallen);

Burgerij

De burgerij was een sociale laag in de maatschappij. Het waren mensen die wel goede banen en geld hadden, maar geen invloed hadden op het bestuur.

- Burgerlijke stand

De burgerlijke stand is het systeem waarin wordt bijgehouden wie geboren wordt, wie overlijdt, waar iemand woont, enzovoorts.

Consumptiemaatschappij

De consumptiemaatschappij is een maatschappij waarin de mensen geld hebben om producten te kopen: te consumeren. Tot die producten horen in deze tijd ook de televisie en de auto.

Grafgiften/Hiernamaals

De doden krijgen in hun graf giften mee: grafgiften. Dat wijst op een geloof in een leven na de dood in een soort hemel, het hiernamaals. Tot de grafgiften behoren potten met voedsel, maar ook gebruiksvoorwerpen en wapens.

Grachtengordel

De drie grachten (Prinsen-, Keizers- en Herengracht) in Amsterdam heten samen de grachtengordel. Omdat de Amsterdamse grachten een bijzonder bouwwerk zijn, staan ze op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

Handelskapitalisme

De economie van de zeventiende eeuw wordt het 'handelskapitalisme' genoemd. Handelaren investeerden hun winst in andere bedrijven en maakten daarmee de groei van de economie mogelijk.

Aletta Jacobs

De eerste Nederlandse vrouw die officieel aan de universiteit mocht studeren (in 1871). Ze bleef zich daarna inzetten voor vrouwenrechten.

Hunebedbouwers / hunebedden

De eerste boeren boven de grote rivieren in de Lage Landen waren de Hunebedbouwers (3400 -2850 v.C.). Zij bouwden van grote stenen hunebedden die dienst deden als begraafplaats. Zij woonden vooral in Noordoost Nederland. Er zijn nu nog 54 hunebedden in Nederland. Dit zijn herinneringen aan de Hunebedbouwers.

Bandkeramiekers

De eerste boeren in de Lage Landen waren de Bandkeramiekers (5300-4900 v.C.) Zij vestigden zich op de lössgronden in Limburg. Hun aardewerk was versierd met banden. Vandaar de naam. Opgravingen van grafvelden van Bandkeramiekers leverden talrijke Bandkeramische potten op.

- Willibrord

De eerste was Willibrord (omstreeks 690), actief vanuit Utrecht.

Status Saba, St. Eustatius en Bonaire

De eilanden Saba, St. Eustatius en Bonaire zijn bijzondere gemeenten. Als bijzondere gemeenten maken ze deel uit van Nederland.

- Gewesten

De gewesten waren de delen van het land. Zij hadden besloten samen te werken op het vlak van buitenlandse politiek en oorlog om zo sterker te staan.

- Staten-Generaal

De gewesten werkten samen in de Staten-Generaal, een overleg waar elk gewest een aantal politici naar toe stuurde.

Hanze

De handel was eerst lokaal, maar werd geleidelijk internationaal. De Hanze is een verbond van handelssteden uit de noordoostelijke Lage Landen (onder andere Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen) en steden uit het Duitse rijk. De handelaren van de Hanzesteden verbonden het Oostzeegebied met de rest van Europa.

- Raadspensionaris

De hoogste ambtenaar van de Staten-Generaal. De functie van raadspensionaris is te vergelijken met de minister-president van tegenwoordig: hij is de leider van de overheid.

lichaamscellen

'gewone' cellen met in de celkern een dubbele set chromosomen (chromosoomparen)

trilharen

'haartjes' op slijmvliescellen, o.a. neusslijmvlies, die ervoor zorgen dat vuil, slijm en ziekteverwekkers naar buiten worden gewerkt. Bijvoorbeeld in de luchtpijp: ziekteverwekkers komen via de trilharen in de mondholte, waar je ze inslikt. In de maag worden de ziekteverwekkers onschadelijk gemaakt

spanning

'kracht' of 'druk' waarmee elektronen een bepaalde kant opgeduwd worden

veerkracht

(tegen)kracht die wordt uitgeoefend op een voorwerp als het wordt vervormd. Bijvoorbeeld: bij het uittrekken van een veer.

klonen

(vorm van) ongeslachtelijke voortplanting; de nakomelingen zijn genetisch hetzelfde als het ouderorganisme. Klonen kan zowel natuurlijk (bollen, knollen, stekken, uitlopers) als kunstmatig (bij planten: cel in petrischaal groeit uit tot plantenweefsel; bij dieren: kern van lichaamscel wordt ingebracht in eicel zonder kern en in draagmoeder geplaatst).

- Adel

- Adel (de heren, de leenmannen) ontwikkelden zich tot een erfelijke stand. - De eerste stand was de geestelijkheid.

- Boeren

- Boeren (de werkers op het land). - De tweede stand was de adel.

Boekdrukkunst

De kunst om boeken te drukken is uitgevonden in het midden van de vijftiende eeuw door de Duitser Gutenberg. Deze uitvinding is van grote betekenis geweest voor de wetenschappelijke ontwikkeling. Als uitvinder van de boekdrukkunst wordt wel genoemd Laurens Jansz Coster. Zijn standbeeld staat in Haarlem. Maar Gutenberg moet toch eerder geweest zijn ...

Leerplichtwet

De leerplichtwet maakt het verplicht voor kinderen om naar school te gaan tot een bepaalde leeftijd. Bij het invoeren in 1901 was dat vanaf hun 6e tot hun 12e jaar.

- Inpolderingen

- De Republiek bestond voor een groot deel uit moerassig gebied en wateren. Om die gebieden te kunnen gebruiken, werden ze 'ingepolderd'. Dat betekent dat ze door een systeem van molens drooggepompt werden, zodat er nieuwe grond ontstond. De Beemster is een bekend voorbeeld van een polder die in de zeventiende eeuw werd drooggelegd. Flevoland is ook een polder, maar pas in de twintigste eeuw ingepolderd.

- Geestelijkheid

- Geestelijkheid (de geestelijken die ook als bestuurders optraden en die een grote invloed kregen op het dagelijks leven van de mensen) Deze standen kregen vorm in de tijd van monniken en ridders:

- Michiel de Ruyter

- Michiel de Ruyter was een admiraal in dienst van de Republiek en wist de Engelse vloot enkele keren te verslaan. Begin 2015 is een Nederlandse film over Michiel de Ruyter uitgebracht, met veel beelden van de zeeslagen.

- Turfwinning

- Turf is gedroogd veen. Turf kan als brandstof gebruikt worden.

- Stadsmuren

- een eigen bestuur;

D-Day

6 juni 1944, de dag waarop de legers van de Verenigde Staten, Engeland en Canada Frankrijk via de kust binnenvielen om Europa te bevrijden.

Satellietstaten

Aan beide blokken zijn landen verbonden, die formeel onafhankelijk zijn, maar toch bij een blok horen. Satellietstaten van het Oostblok waren Polen, Oost-Duitsland (DDR), Tsjecho-Slowakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije.

Onafhankelijkheid Indonesië 1949

Aan die oorlog kwam een einde in 1949 toen Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië erkende. Nieuw-Guinea vormde geen onderdeel van de overeenkomst. Dit gebied hoorde tot 1969 bij Nederland.

Absolutisme

Absolutisme is een manier van regeren waarbij alle macht bij de koning (vorst) van het land ligt. Hij kan alles zelf beslissen, zonder dat anderen invloed hebben. Lodewijk XIV is het bekendste voorbeeld van een absoluut vorst. Hij vond dat hij door God was aangesteld als koning en gaf vooral om uitbreiding van Frankrijk en zijn eigen uitstraling.

Razzia

Actie waarbij een straat of wijk werd afgezet en alle huizen werden gecontroleerd op onderduikers of andere vijanden.

Haarvat

Allerkleinste bloedvaten in de organen. De wand is heel dun, zodat het bloed en orgaan stoffen gemakkelijk kunnen uitwisselen

Onafhankelijkheid Suriname 1975

Als al vele landen in Afrika en Azië onafhankelijk geworden zijn gaan in Suriname ook stemmen op om onafhankelijk te worden. Op 25 november 1975 wordt die onafhankelijkheid een feit. Alle inwoners van Suriname moeten kiezen of ze Surinaams of Nederlands staatsburger willen worden. Ruim 130.000 Surinamers komen naar Nederland in 1975.

breking

Als lichtstralen vanuit een medium (bijvoorbeeld lucht) naar een ander medium (bijvoorbeeld water of plexiglas) gaan, worden de lichtstralen gebroken. Breking wordt veroorzaakt door het verschil in snelheid van licht in beide media en de kleur van het licht. De lichtstralen gaan onder een andere hoek verder. De mate van breking geef je aan met de brekingsindex.

vorm snavel

bek van een vogel is aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels.

water

belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en die nodig is voor de fotosynthese van planten

genetische variatie

bestaan van verschillen in genetisch materiaal van een populatie of een soort. Deze verschillen ontstaan doordat (1) bij geslachtelijke voortplanting het genetisch materiaal van twee ouders wordt gecombineerd en er bij voldoende verschillende allelen in de populatie een groot aantal combinaties mogelijk is, en (2) door mutaties.

hout

bestanddeel van houtige planten, kan bijvoorbeeld dienst doen als brandstof

ingrediënt

bestanddeel waaruit materialen of producten zijn gemaakt

kruisbestuiving

bestuiving, waarbij stuifmeel van één bloem wordt overgebracht naar de stempel van een ándere bloem van dezelfde soort.

zekering

beveiliging in een elektrische installatie of een elektrisch apparaat tegen oververhitting als gevolg van een hoge stroomsterkte: een smeltzekering of een automatische zekering 'brandt door' ('springen de stoppen' = zekeringen) als er te veel stroom door loopt en laat dan geen stroom meer door. Grote stromen kunnen optreden bij overbelasting (teveel vermogen ingeschakeld) en kortsluiting (te grote stroom door te weinig (of geen) weerstand in de stroomkring).

ei

bevruchte eicellen dat kan uitgroeien tot een larve (bijvoorbeeld kikkervisje of rups) of jong (vogel)

gewrichten

beweeglijke verbinding tussen twee botten/beenderen

banen

bewegingen die manen, planeten, maar ook satellieten rond een ander hemellichaam uitvoeren

zaad

bij (bloem)planten: bevruchte en gerijpte eicel, waaruit een nieuwe plant kan groeien. Ontwikkelt zich in het zaadbeginsel. Bij dieren (en mensen): mannelijke, onbevruchte voortplantingscel.

vorm-functie relaties

bij een ontwerpvoorstel is de vorm van het te ontwerpen product gebaseerd op de te vervullen functie. Vorm en functie zijn op elkaar afgestemd, net als in de natuur, waardoor ontwerpers zich graag laten inspireren.

koudbloedig

bij koudbloedige dieren wisselt de lichaamstemperatuur met de temperatuur van de omgeving (warmte van de zon).

suikers

bijvoorbeeld glucose en saccharose. Suikers zijn koolhydraten.

kleine schaamlippen

binnenste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina

kroonblad

binnenste, vaak fel gekleurde, bladeren van een bloem die meestal als functie het aantrekken van insecten hebben

biomassa

biologisch afbreekbare materialen en resten (afvalstoffen van landbouw en GFT-afval) die dienst kunnen doen als brandstof. Kan gezien worden als vorm van duurzame energie. In biologie: totale massa van organismen in een ecosysteem (plantaardig en dierlijk).

naaldvormig

bladeren in de vorm van opgerolde bladeren (naalden). De meeste naaldbomen hebben in de zomer en winter naalden. Door het oprollen van de bladeren vindt er minder verdamping van water plaats.

ader

bloedvat waardoor zuurstofarm bloed vanaf de organen naar het hart stroomt om afvalstoffen af te voeren. Een ader heeft een dunne wand en een lage bloeddruk. Uitzondering is de longader: die bevat zuurstofrijk bloed.

slagader

bloedvat waardoor zuurstofrijk bloed van het hart wegstroomt om de verschillende organen van zuurstof te voorzien. Een slagader heeft een dikke wand, is elastisch en de bloeddruk in de slagaders is hoog. Alleen de longslagader bevat zuurstofarm bloed.

stempel

bovenste deel van de stamper; hierop komen stuifmeelkorrels terecht bij bestuiving

brede basis

brede onderkant in constructies (smaller naar boven toe).

voedingsstoffen

bruikbare delen in voedingsmiddelen (voedsel); voedingsstoffen worden direct opgenomen in de darmen of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen in de darmen

buis van Eustachius

buis die het binnenoor verbindt met de keelholte. Door slikken of geeuwen kun je je oren 'klaren': lucht wordt dan aan- of afgevoerd en daarbij wordt de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk.

luchtpijp

buis met kraakbeenringen die de mondholte verbindt met de bronchiën, waardoor lucht naar binnen en buiten stroomt

huid

buitenste bekleding van het lichaam van dieren en mensen. Heeft o.a. als functies: bescherming tegen schadelijke bacteriën en temperatuurregeling (o.a. door het uitscheiden van vocht (zweet)). De huid is het grootste orgaan en een belangrijk zintuig (voelen)

celmembraan

buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.

grote schaamlippen

buitenste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina

kelkblad

buitenste, meestal groen gekleurde, bladeren van een bloem die de bloemknop beschermen

energie

capaciteit/vermogen om arbeid te verrichten. Dit geldt voor personen en voorwerpen. Natuurkundige grootheid uitgedrukt in de eenheid Joules (J).

chromosoomparen

chromosomen komen in tweetallen (in paren) voor in celkernen van lichaamscellen. Per paar is één chromosoom afkomstig van de ene ouder en één chromosoom van de andere ouder.

mengsel

combinatie van twee of meer stoffen die van elkaar gescheiden kunnen worden door een scheidingstechniek

competitie

concurrentie (strijd) tussen organismen om bijvoorbeeld water, licht of voedsel. De concurrerende organismen kunnen van dezelfde soort zijn of van verschillende soorten.

smeltpunt

de (grens)temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vaste fase naar de vloeibare fase. Het smeltpunt van water is 0°C.

kookpunt

de (grens)temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vloeibare fase naar de gasvormige fase. Het kookpunt van water is 100°C.

beweging (van de aarde)

de aarde beweegt in iets meer dan 365 dagen om de zon. Vanaf de Noordpool gezien tegen de wijzers van de klok in. Deze beweging veroorzaakt in combinatie met de gekantelde stand van de aarde de seizoenen. Daarnaast draait de aarde in circa 24 uur, ook tegen de klok in, om haar eigen as, wat zorgt voor het optreden van dag en nacht.

warmtegeleiding

de beweging van warmte door een voorwerp heen. Metalen zijn goede warmtegeleiders, kunststof en hout slechte.

warmtegeleiding

de beweging van warmte door een voorwerp heen: de beweging van de moleculen aan één kant van een voorwerp worden van molecuul tot molecuul doorgegeven tot aan de andere kant van het voorwerp. Bijvoorbeeld: metalen zijn goede warmtegeleiders, piepschuim is een slechte warmtegeleider.

netvlies

de binnenste laag van het oog dat bestaat uit zintuigcellen (staafjes en kegeltjes), die beelden omzetten in elektrische signalen. Deze signalen gaan via de oogzenuw naar de hersenen.

vorm van blad

de bouw van een blad is aangepast (adaptatie) aan en geeft informatie over de leefomgeving van een plant. Bijvoorbeeld: in het regenwoud (veel neerslag) staan vaak planten met heel grote bladeren, die veel water kunnen verdampen en cactussen (in droge omgeving) hebben vaak doornvormige bladeren en verdampen juist weinig water.

vorm van stengel

de bouw van een stengel is aangepast (adaptatie) aan en geeft informatie over de leefomgeving van een plant. Bijvoorbeeld: cactussen (in droge omgeving) hebben sterk verdikte stengels waarin zij water kunnen opslaan.

primaire lichtkleuren

de drie basiskleuren van licht: rood, groen en blauw. Door deze te mengen kunnen alle andere kleuren licht worden gemaakt. Rood, groen en blauw geven samen wit licht

primaire verf- of inktkleuren

de drie basiskleuren van verf of inkt: rood, geel en blauw. Door deze te mengen, kunnen alle andere kleuren verf of inkt worden gemaakt.

energieverbuik

de hoeveelheid elektriciteit en gas die in een bepaalde tijdsperiode is verbruikt. In formule: energieverbruik (in kilowattuur, kWh)

wisselwerking

de invloed van biotische en abiotische factoren onderling en op elkaar

nestvlieders

de jongen van een dier zijn bij de geboorte al genoeg ontwikkeld om de plaats waar ze zijn geboren te verlaten en op eigen kracht hun ouder(s) te volgen.

nestblijver

de jongen van een dier zijn bij de geboorte nog niet ver genoeg ontwikkeld en moeten langere tijd in hetzelfde nest of hol doorbrengen, waar hun ouders ze verzorgen.

seizoensinvloed

de levenscyclus van veel planten is afhankelijk van de verschillende jaargetijden (seizoenen). Bijvoorbeeld: kieming van zaden en bloei van sommige planten kan alleen plaatsvinden bij bepaalde groeivoorwaarden (minimumtemperatuur, voldoende vocht en licht). Deze groeivoorwaarden doen zich niet in alle seizoenen voor.

beweging (van de maan)

de maan beweegt in circa 28 dagen om de aarde. Als gevolg van deze beweging én de weerkaatsing van zonlicht zien wij de schijngestalten van de maan.

voortdurende snelheidsafname

de snelheid van een voorwerp neemt met een vaste hoeveelheid per tijdseenheid af. Het v-t-diagram ziet eruit als een schuine rechte lijn omlaag.

voortdurende snelheidstoename

de snelheid van een voorwerp neemt met een vaste hoeveelheid per tijdseenheid toe. Het v-t-diagram ziet eruit als een schuine rechte lijn omhoog.

smeltpunt

de temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vaste fase naar de vloeibare fase. Het smeltpunt van water is 0°C (bij een luchtdruk van 1 atmosfeer).

kookpunt

de temperatuur waarbij stoffen overgaan van de vloeibare fase naar de gasvormige fase. Het kookpunt van water is 100°C (bij een luchtdruk van 1 atmosfeer).

vogeltrek

de trektocht die (trek)vogels ondernemen om de winter door te brengen op een warmere plaats en de terugkeer hiervandaan bij het begin van het volgende broedseizoen. Bijvoorbeeld: boerenzwaluw en tjiftjaf.

bronchiën

de twee hoofdvertakkingen van de luchtpijp, met kraakbeenringen

genotype

de verzameling genen; de genetische of erfelijke informatie van een individu

voedselkeuze

de voorkeur voor een bepaald soort voedsel. Het lichaam is aangepast aan de voedselkeuze. Bijvoorbeeld: de lengte van het spijsverteringsstelsel en het gebit verschillen bij herbivoren en carnivoren.

ouderzorg

de zorg die één of beide ouders verlenen aan hun jongen, bijvoorbeeld voeden (eten geven) en opvoeden (leren).

kleine bloedsomloop

deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofarm bloed weer zuurstofrijk kan worden: zuurstofarm bloed stroomt van het hart door de longslagader naar de longen. Van de longen stroomt het zuurstofrijke bloed via de longader terug naar het hart.

grote bloedsomloop

deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofrijk bloed door het lichaam stroomt naar alle organen (behalve de longen).

dikke darm

deel van de darm waar nog enkele voedingsstoffen en veel water in het bloed worden opgenomen; onverteerbare resten gaan naar de endeldarm.

dunne darm

deel van de darm waar verdere vertering plaatsvindt en de meeste voedingsstoffen in het bloed worden opgenomen.

longblaasje

deel van de longen waar uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaatsvindt tussen lucht en bloed

bijballen

deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen.

prostaat

deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen.

bloem

deel van de plant (orgaan) dat dient voor de geslachtelijke voortplanting van de plant.

baarmoeder

deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte.

eileider

deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats.

clitoris

deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; zeer gevoelig plekje van een vrouw, dat bij aanraking voor seksuele opwinding zorgt.

elektron

deel van een atoom; elektronen (negatief geladen) draaien om de kern (positief geladen) van een atoom. Elektronen kunnen zich vrij bewegen en zorgen voor transport van elektrische lading en energie (warmte).

gen

deel van een chromosoom, dus een stukje van het DNA met een code: informatie over één erfelijke eigenschap.

orgaan

deel van een organisme met een specifieke vorm en functie. Een orgaan bestaat vaak uit verschillende weefseltypes.

zaad (kiem, reservevoedsel)

deel van een plant dat een embryo (kiem) bevat en kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Een zaad is ontstaan uit een zaadbeginsel na versmelting van de eicel en een stuifmeelkorrel. Zaad bevat reservevoedsel voor de kieming en de eerste groei van het kiemplantje, voordat de fotosynthese op gang komt.

vrucht

deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en één of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.

blad

deel van een plant met als belangrijkste functies fotosynthese en verdamping.

uitvoer

deel van een regelsysteem dat een actie uitvoert

invoer

deel van een regelsysteem dat een meting doet

sensor

deel van een regelsysteem dat zorgt voor de invoer. Een geautomatiseerd systeem ontvangt informatie via één of meer sensoren en zet een temperatuur, geluid, licht of iets anders wat gemeten moet worden, om in een elektrische spanning.

slakkenhuis

deel van het binnenoor, gevuld met vloeistof. Het ontvangt geluidstrillingen van de gehoorbeentjes en zet deze om in elektrische signalen. Zintuigcellen in het slakkenhuis geven de signaaltjes door aan de gehoorzenuw.

gele vlek

deel van het netvlies waar het scherpste beeld gevormd wordt (veel kegeltjes)

lens

deel van het oog (achter de pupil) dat ervoor zorgt dat lichtstralen naar elkaar toe gebogen worden en op het netvlies terecht komen

trommelvlies

deel van het oor; het vlies gaat trillen door geluidstrillingen en geeft deze trillingen door aan de gehoorbeentjes

zaadbeginsel

deel van het vruchtbeginsel, waarin zich een eicel bevindt die kan worden bevrucht. Uit het zaadbeginsel kan na bevruchting een zaad ontstaan.

ruggenmerg

deel van het zenuwstelsel dat binnen in de wervelkolom ligt, speelt een rol bij het doorgeven van signalen in het zenuwstelsel.

vagina

deel van vrouwelijke geslachtsorganen; verbindt de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam.

duurzaamheid

definitie van de drie P's (People, Planet, Profit): rekening houden met mensen, welvaart en aarde bij alles wat je doet. Definitie uit "Our Common future":"Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen."

noordpool en zuidpool

delen van een magneet waar de magnetische kracht het grootst is. Gelijksoortige polen (noord-noord en zuid-zuid) stoten elkaar af, ongelijksoortige (noord-zuid) trekken elkaar aan.

normaal

denkbeeldige lijn, loodrecht op een (spiegel)oppervlak getekend. De hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal heet de hoek van inval. De hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal heet de hoek van terugkaatsing.

normaal

denkbeeldige lijn, loodrecht op een oppervlak getekend. De hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal heet de hoek van inval. De hoek tussen de gebroken lichtstraal en de normaal heet de hoek van breking.

moleculaire afweer

derde afweer: antistoffen (gemaakt door witte bloedlichaampjes) schakelen ziekteverwekkers uit. Elke antistof is specifiek gericht op een ziekteverwekker.

dichtheid

dichtheid = massa/volume (kg/dm3); grootheid die aangeeft hoeveel massa van een bepaald materiaal aanwezig is in een bepaald volume

zon

dichtstbijzijnde ster van de planeet aarde

prooi

dier dat als voedsel dient voor een predator

gewervelde dieren

dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben. Van het inwendige skelet bestaan de rug en nek uit wervels, de zogenaamde wervelkolom of ruggengraat. Groepen: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.

eierleggend

dieren die zich voortplanten door het leggen van eieren waarin het jong zich ontwikkelt en waaruit het wordt geboren.

levendbarend

dieren waarbij een jong zich in de moeder ontwikkelt en uit de moeder wordt geboren.

ongewervelde dieren

dieren zonder wervelkolom of ruggengraat, zoals holtedieren, sponzen, wormen, weekdieren, stekelhuidigen en geleedpotigen

kernschaduw

donkere schaduw waarin een eventuele waarnemer volledig is afgeschermd van de achterliggende lichtbron(nen). Dit treedt op bij een lichtbron met een bepaalde minimale grootte of wanneer sprake is van meer dan één lichtbron.

biotoop

door abiotische factoren bepaald gebied(je) binnen een ecosysteem waar organismen kunnen leven. Bijvoorbeeld: droge en warme heidegebieden vormen een biotoop voor de adder.

snaar (bij muziekinstrument)

door een snaar langer of korter te maken, strakker of slapper te spannen of een zwaardere of een lichtere snaar te gebruiken, kan de toonhoogte van een snaarinstrument veranderen.

broeden

door warmte uit laten komen van eieren (bij vogels); moeder en/of vader broeden de eieren uit.

lens

doorzichtig voorwerp met één of meer ronde oppervlakken, waardoor lichtstralen kunnen worden gebroken

medium

drager van materie of golven (licht of geluid). Ook wel tussenstof genoemd waar licht of geluid doorheen gaat.

gehoorbeentjes

drie kleine botjes in het middenoor, die geluidstrillingen doorgeven aan het slakkenhuis

prisma

driehoekig stuk glas of plexiglas. Als wit licht (dat bestaat uit alle kleuren licht) hierop valt, worden de kleuren verschillend gebroken. Daardoor wordt het witte licht 'uit elkaar' gehaald en zijn de kleuren van de regenboog te zien.

onderhuidse vetlaag

een aanpassing om in koude omstandigheden te overleven door reservestoffen (vetten) onder de huid aan te leggen. Bijvoorbeeld: ijsbeer, zeehond.

rui

een aanpassing van vogels of zoogdieren waarbij zij veren of de vacht vervangen. Veel vogels hebben een zomerkleed en een winterkleed. Door het winterkleed zijn de vogels klaar voor een trektocht en/of om de winter te overleven. Vogels ruien ook om een opvallend verenkleed te krijgen voor de balts en de voortplanting. Zoogdieren hebben een zomer- en een wintervacht als aanpassing aan wisselende temperaturen.

stroomkring

een aantal onderdelen die er samen voor zorgen dat de elektrische stroom kan rondstromen. Stroom kan alleen blijven stromen in een gesloten stroomkring en stroomt van een pluspool naar de minpool.

microfoon

een apparaat dat geluid kan omzetten in een elektrisch signaal

ster

een bolvormig hemellichaam dat veel energie uitzendt in de vorm van straling (met verschillende golflengten). Bijvoorbeeld: de zon.

dierlijke cel

een cel met een celkern. Dierlijke cellen hebben geen celwand en bevatten geen bladgroenkorrels.

v-t-diagram

een diagram waarbij de snelheid van een voorwerp (y-as) is uitgezet tegen de tijd (x-as)

s-t-diagram

een diagram waarbij de versnelling van een voorwerp (y-as) is uitgezet tegen de tijd (x-as)

dominant

een dominante eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) volledig tot uiting. Het allel is dominant over een recessief allel.

waterkracht

een energiebron, energie kan worden opgewekt met behulp van waterkracht (in een waterkrachtcentrale), vaak samen met een stuwmeer: water stroomt van een hooggelegen plaats naar een laaggelegen plaats, waarbij bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie. Vorm van duurzame energie.

wind

een energiebron, energie kan worden opgewekt met behulp van wind: een windturbine zet de bewegingsenergie van wind om in elektrische energie. Vorm van duurzame energie.

zon

een energiebron, energie van de zon in de vorm van warmte en licht kan door zonnecellen worden omgezet in elektrische energie. Vorm van duurzame energie.

magnetisch veld

een gebied rondom een magneet waar de magnetische krachten werken

territorium

een gebied van een dier om voedsel te zoeken en jongen te verzorgen. Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten. Verdediging bij vogels door zang (roodborst), dreigen of vechten. Verdediging bij bijvoorbeeld de hond ook door geur.

licht

een golfverschijnsel; de kleur van licht die het oog kan waarnemen hangt af van de golflengte

voedselpiramide

een grafische afbeelding waarin verschillende organismen van een voedselketen zijn weergegeven, met de producenten (planten) onderaan en predatoren (roofdieren/carnivoren/vleeseters) bovenin. De piramidevorm geeft het verlies van organische stoffen en energie aan in iedere stap van de keten.

maan

een hemellichaam dat om een planeet heen draait. Onze planeet aarde heeft één maan.

voedselketen

een keten van eten en gegeten worden, waarbij elk organisme een voedselbron is voor een volgend organisme. Een voedselketen begint altijd met een plant (producent). Bijvoorbeeld: gras → rups → koolmees.

bolle lens

een lens die in het midden dikker is dan aan de randen (positieve lens) die de lichtstralen in een lichtbundel naar één (gemeenschappelijk) punt laat bewegen (= convergerende werking)

holle lens

een lens die in het midden dunner is dan aan de randen (negatieve lens) die de lichtstralen in een lichtbundel van één (gemeenschappelijk) punt af laat bewegen

organisme

een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen (levenskenmerken), zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.

stofwisseling

een lichamelijk proces bij alle levende organismen, waarbij verschillende processen voedingsstoffen omzetten in energie

determineertabel

een lijst met vragen en/of kenmerken om de naam van een organisme te achterhalen

materiaal-eigenschap relaties

een materiaal wordt bij een ontwerpvoorstel geselecteerd op basis van zijn eigenschappen, met het oog op een bepaalde toepassing. Bijvoorbeeld: voor elektriciteitsleidingen wordt meestal koper gebruikt, omdat dit materiaal de elektrische lading goed geleidt en daarbij buigzaam en sterk is.

paddenstoel

een paddenstoel is het vruchtlichaam van een schimmel; het is maar een klein deel van de schimmel. De rest zit onder de grond of in een ander organisme, zoals een boomstam.

winterslaap

een periode waarbij een dier een lage lichaamstemperatuur heeft, langzaam ademhaalt en een laag hartritme heeft, om de winter te overleven zonder te zoeken naar voedsel. Bijvoorbeeld: vleermuis en egel.

aarde

een planeet, vanaf de zon gerekend de derde planeet in ons zonnestelsel. Het is de planeet waarop wij wonen.

recessief

een recessieve eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) alleen tot uiting als beide allelen op het chromosomenpaar recessief zijn. Wanneer een dominant allel aanwezig is, overheerst de dominante eigenschap en zal de recessieve eigenschap niet tot uiting komen.

accu

een spanningsbron, waarbij chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

batterij

een spanningsbron, waarbij chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

hart

een spier die regelmatig samentrekt en zorgt voor het stromen van het bloed door het bloedvatenstelsel.

zuivere stof

een stof die geheel bestaat uit één soort molecuul, dus niet gemengd is met andere stoffen. Heeft specifieke stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, dichtheid en oplosbaarheid).

virus

een stukje DNA met eiwit eromheen dat organismen ziek kan maken. Een virus is geen organisme, omdat het geen levensverschijnselen vertoont.

geluid

een trilling (= een golf) met een bepaalde frequentie (= 1/golflengte) en volume (= amplitude)

allel

een van de verschillende varianten van een bepaald gen. Bijvoorbeeld: een allel voor bruine ogen ligt op het ene chromosoom van een chromosoompaar en een allel voor blauwe ogen ligt op het andere chromosoom.

vaccin

een verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker wordt gebruikt bij inenting (vaccinatie), zodat het lichaam zelf antistoffen kan gaan maken tegen deze ziekte.

beweging

een voorwerp beweegt als de snelheid (v) > 0

constante snelheid

een voorwerp beweegt met een constante snelheid als de snelheid (v) > 0

rust

een voorwerp is in rust wanneer de snelheid (v) = 0 en

schutkleur

een vorm van camouflage: de kleur (of vorm) valt weg tegen de achtergrond of het landschap. Vorm van adaptatie om het organisme te beschermen tegen predatie of vraat. Bijvoorbeeld: wandelende tak.

van vruchtbeginsel tot vrucht

een vruchtbeginsel (deel van de stamper van een bloem) kan na bevruchting uitgroeien tot een vrucht.

katrol

een werktuig waarbij de trekrichting van een touw wordt veranderd (enkelvoudige katrol). Een meervoudige katrol (= takel) maakt het mogelijk om een zware last met een beperkte kracht op te hijsen. Net als bij een hefboom geldt: "Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand". Dat wil zeggen dat je meer touw nodig hebt, wanneer de kracht kleiner wordt.

wiel en as

een wiel draait om een as. Een as is een (soms denkbeeldige) staaf of ronde balk waaromheen iets anders draait.

van zaad tot plant

een zaad kan uitgroeien tot een volwassen plant (een volwassen plant kan zich voortplanten).

kiemingsfactoren (zoals licht, temperatuur, water)

een zaadje kan gaan kiemen en is daarbij afhankelijk van licht, temperatuur en water.

reflex

een zeer snelle reactie van het zenuwstelsel, waarbij het signaal in eerste instantie niet via de hersenen verloopt, maar alleen via het ruggenmerg

neus

een zintuig; orgaan met reukzintuigcellen die geuren kunnen waarnemen, waardoor je kunt ruiken

tong

een zintuig; orgaan met smaakzintuigcellen die smaken kunnen waarnemen, waardoor je kunt proeven

oor

een zintuig; orgaan met zintuigcellen die geluidstrillingen registreren/waarnemen, waardoor je kunt horen

oog

een zintuig; orgaan met zintuigcellen die licht registreren/waarnemen, waardoor je kunt zien

bacterie

eencellige organismen zonder kern. Bacteriën hebben vaak nuttige eigenschappen voor mensen (10% van het lichaamsgewicht bestaat uit bacteriën): ze ruimen dode organismen op, maken voedingsmiddelen en helpen bij de spijsvertering. Ze kunnen ook schadelijke eigenschappen hebben, zoals ziekten veroorzaken en voedselbederf.

mechanische afweer

eerste afweer door aanpassingen aan de buitenkant van het lichaam om ziekteverwekkers uit te schakelen of tegen te houden. Voorbeelden bij de mens: huid en slijm(vlies).

kiemblad

eerste blaadje van een kiemplantje

twaalfvingerige darm

eerste deel van de dunne darm dat direct na de maag komt.

larve

eerste levensfase nadat het dier uit het ei gekomen is en waarbij het uiterlijk en de levenswijze afwijkt van het volwassen dier. Bijvoorbeeld een kikkervisje,

levenscyclus kikker

ei (kikkerdril) - larve (kikkervisje) - volwassen dier (kikker); ook deze ontwikkeling wordt metamorfose of gedaanteverwisseling genoemd.

weerstand

eigenschap van een voorwerp die aangeeft hoe goed het voorwerp spanning 'weerstaat'. Een grote weerstand betekent dat bij een grote spanning weinig stroom gaat lopen.

erfelijke aanleg

eigenschappen die overerfbaar zijn, overgedragen van generatie op generatie door overerving van genen.

ovulatie

eisprong: een eicel barst uit een rijpe follikel (blaasje met vocht in de eierstok) en komt vanuit de eierstok in de eileider terecht.

statische elektriciteit

elektriciteit die voorkomt in niet- of slecht geleidende stoffen, waarbij geen stroom loopt, maar wel een hoge spanning aanwezig is, door een ongelijke verhouding tussen elektronen en protonen. Omdat er geen stroom loopt, wordt elektrische lading opgebouwd. Statische elektriciteit kan ontstaan door wrijving tussen voorwerpen van verschillende materialen of door wrijving met lucht.

elektrische energie

energie die door een elektrische schakeling loopt en kan worden omgezet in een andere energievorm, bijvoorbeeld licht, warmte of beweging. De eenheid is meestal kWh, in plaats van Joules.

kernenergie

energie die wordt opgewekt in een kerncentrale, door kernsplijting van uranium of plutonium. De warmte die ontstaat, wordt via bewegingsenergie omgezet in elektrische energie.

chemische energie

energie die zit opgesloten in bijvoorbeeld voedsel of brandstoffen als benzine en olie en vrijkomt bij verbrandingsreacties. Deze energie is afhankelijk van de hoeveelheid stof en de energie-inhoud van de stof.

duurzame energie

energie waarover de mens voor onbeperkte tijd kan beschikken en waarbij (door het gebruik ervan) het milieu (leefomgeving) en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld. Oftewel, duurzame energie raakt niet op en is altijd beschikbaar.

adaptatie

erfelijke eigenschap van een soort of populatie, waardoor de bouw en/of het gedrag van een individu van die soort is aangepast aan de specifieke omgeving waarin het leeft. Door deze aanpassing heeft een organisme een grotere kans op overleven en nakomelingen.

voeding

eten, voedsel

randaarde

extra veiligheid op apparaten met een metalen buitenkant en in geaarde stopcontacten, die zorgt dat een apparaat bij een storing niet onder stroom komt te staan. Op de buitenkant is een aardedraad aangesloten die (via elektrische bedrading) de grond in gaat. Stroom kiest de weg van de minste weerstand en zal dus bij een storing via de aarde wegstromen.

gas

fase waarin een stof zich kan bevinden; de moleculen bevinden zich op grote afstand van elkaar en bewegen snel en kriskras door elkaar. De bindingen tussen de moleculen zijn zeer zwak.

gasvormig

fase waarin een stof zich kan bevinden; de moleculen bevinden zich op grote afstand van elkaar en bewegen snel en kriskras door elkaar. De bindingen tussen de moleculen zijn zeer zwak.

vloeibaar

fase waarin een stof zich kan bevinden; de moleculen bewegen kriskras door elkaar, maar blijven nog wel met elkaar in contact.

vast

fase waarin een stof zich kan bevinden; de moleculen zitten op een vaste plaats ten opzichte van elkaar en zijn aan elkaar gebonden. De moleculen trillen op hun plek.

vloeibaar

fase waarin een stof zich kan bevinden; moleculen bewegen kriskras door elkaar, maar 'kleven' nog wel aan elkaar.

rijpen

faseovergang van gas naar vast (warmte vrij)

sublimeren/vervluchtigen

faseovergang van vast naar gas (warmte nodig)

alarmsysteem

feedbacksysteem dat een alarm (geluid, licht) geeft bij bijvoorbeeld een inbraak of brand. De sensor reageert bijvoorbeeld op beweging, warmte of rook.

thermostaat

feedbacksysteem, schakelaar om een bepaalde temperatuur in een ruimte te handhaven (behouden).

gas

fossiele brandstof (gas), ook wel aardgas genoemd; in een ver verleden uit plantenresten gevormd. Gas in het algemeen is een fase van een stof.

kolen

fossiele brandstof (vast), ook wel steenkool genoemd; in een ver verleden uit plantenresten gevormd.

olie

fossiele brandstof (vloeibaar), ook wel aardolie genoemd; in een ver verleden uit plantenresten gevormd.

verstoring

gebeurtenis die ervoor zorgt dat een ecosysteem verandert

schijngestalten van de maan

gedaanten van de maan: volle maan, laatste kwartier, nieuwe maan en eerste kwartier

nestbouw

gedrag dat vooraf gaat aan de voortplanting (paring): opbouwen van een nest om jongen in groot te brengen (o.a. bij vogels, insecten en vissen).

balts

gedrag dat vooraf gaat aan de voortplanting (paring): verleiden of versieren van een partner

voedselweb

geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap

regenboog

gekleurde cirkelboog die je aan de hemel kunt waarnemen en onstaat door de breking van licht in waterdruppels als het regent en tegelijkertijd de zon schijnt of als de luchtvochtigheid hoog is en de zon erg fel

regenboog

gekleurde cirkelboog die je aan de hemel kunt waarnemen en ontstaat door de breking van licht in waterdruppels als het regent en tegelijkertijd de zon schijnt of als de luchtvochtigheid hoog is en de zon erg fel.

klimaat

gemiddelde weerstoestand over een periode van minimaal dertig jaar

skelet

geraamte, botten- of beenderenstelsel, met als functies: stevigheid, bescherming, aanhechting van spieren en aanmaak van bloedcellen

voortplantingscellen

geslachtscellen. Bij planten: stuifmeelkorrels (man) en eicellen (vrouw);

secundaire geslachtskenmerken

geslachtskenmerken van jongens en meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei bij jongens en borsten en bredere heupen bij meisjes.

slokdarm

gespierde 'buis' van de mondholte naar de maag; peristaltische bewegingen in de slokdarm zorgen voor het vervoer van voedsel richting de maag.

tandwielen

getand wiel dat wordt gebruikt in machines. Hiermee kunnen bewegingen overgebracht worden en van snelheid of richting veranderen.

vis

gewerveld dier, koudbloedig, huid bedekt met schubben, legt eieren zonder schaal in het water, haalt adem met kieuwen

reptiel

gewerveld dier, koudbloedig, leerachtige huid met schubben, legt eieren met een leerachtige schaal, haalt adem met longen

amfibie

gewerveld dier, koudbloedig, met een dunne slijmerige huid, legt eieren zonder schaal in het water, haalt als jong adem met kieuwen en huid, haalt als volwassen dier adem met huid en longen

zoogdier

gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met haren, levendbarend, zoogt de jongen, haalt adem met longen

vogel

gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met veren, legt eieren met een kalkschaal, haalt adem met longen

celdeling (mitose)

gewone celdeling: één moedercel deelt zich in tweeën. Hierbij ontstaan twee dochtercellen, die genetisch hetzelfde zijn als de moedercel, met hetzelfde aantal chromosomen. Dit type deling zorgt o.a. voor groei van een organisme en voor herstel van weefsel. Ook bij ongeslachtelijke voortplanting door deling is sprake van mitose en gewone celdeling. Mitose is het proces van (gewone) kerndeling die aan de celdeling vooraf gaat.

bladgroen

groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese

bladgroenkorrel

groene korrels waarin fotosynthese plaatsvindt; ze bevinden zich in het celplasma van planten.

weefsel

groep cellen met dezelfde vorm en functie (hetzelfde celtype)

soort

groep organismen (individuen) die in staat zijn zich onderling voort te planten en waarbij de nakomelingen vruchtbaar zijn.

soort

groep organismen die zich samen geslachtelijk kunnen voortplanten en dan vruchtbare nakomelingen krijgen. Dat betekent dat de nakomelingen ook weer nakomelingen kunnen krijgen.

populatie

groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten

spinachtigen

groep van geleedpotigen met acht poten, bijvoorbeeld hooiwagens en teken

insecten

groep van geleedpotigen met zes poten, met duidelijk kop, borst en achterlijf. Bijvoorbeeld: libellen, wandelende takken en vliegen.

kreeftachtigen

groep van geleedpotigen waarbij aan de segmenten tien tot veertien poten zitten. Bijvoorbeeld: krabben, kreeften en garnalen.

duizendpoten

groep van geleedpotigen waarbij aan elk segment poten zitten

sponzen

groep van ongewervelde dieren die niet symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben dat bestaat uit skeletnaalden. Sponzen leven in het water en zetten zich vast aan de bodem.

weekdieren

groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig of geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus), mossel en slak.

geleedpotigen

groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig skelet hebben in de vorm van een pantser. Ze hebben een geleed lichaam (segmenten) en gelede poten. Bijvoorbeeld: duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten.

wormen

groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben

stekelhuidigen

groep van ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet van kalk hebben. Bijvoorbeeld: zeester, zee-egel en zeekomkommer.

eilandjes van Langerhans

groepje cellen in de alvleesklier dat de hormonen insuline en glucagon aanmaakt. Deze hormonen houden samen het glucosegehalte in het bloed constant.

massa

grootheid die aangeeft uit hoeveel materie een bepaald voorwerp of lichaam bestaat, uitgedrukt in de eenheid g (gram) of kg (kilogram). Vaak wordt de term 'het gewicht' hiervoor gebruikt, maar dat is natuurkundig onjuist.

uitzetten

groter worden van een voorwerp doordat moleculen verder van elkaar af gaan. Dit ontstaat door verwarming (toename temperatuur). De enige uitzondering is water: het volume van ijs krimpt als het smelt.

oplossing

helder mengsel van een vloeistof met een vaste stof of twee vloeistoffen. Bijvoorbeeld: suiker in een glas thee of limonadesiroop in water.

elektriciteitstarief

het bedrag dat je betaalt per kWh elektriciteit

celkern

het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.

chromosoom

het deel van een celkern dat genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten.

kringlopen van mineralen en gassen

het doorgeven en omzetten van stoffen door organismen en milieu (leefomgeving). Bijvoorbeeld: waterkringloop, zuurstofkringloop en koolstofkringloop.

iris

het gekleurde deel van het oog

jacht

het jagen op een prooi

energieomzetting

het overgaan van de ene energievorm in de andere. In allerlei toepassingen wordt gebruik gemaakt van dit principe, om een energievorm op te wekken die op dat moment bruikbaar of nodig is.

erfelijkheid

het overgaan van erfelijke eigenschappen op een volgende generatie

voortplanting

het proces waarbij organismen zorgen voor nakomelingen

koken

het proces waardoor een vloeistof overgaat in gas als warmte wordt toegevoegd.

bloedsomloop

het stromen van bloed door aders, slagaders en haarvaten door het lichaam heen

in verband bouwen

het ten opzichte van elkaar laten verspringen van verbindingsnaden. Bijvoorbeeld: bij metselen van stenen en leggen van bestratingen.

elektrische geleiding

het vermogen van een materiaal om een elektrische stroom te geleiden.

voelen

het waarnemen van aanraking, druk, warmte of kou (tastzintuig en drukzintuig, warmte- en koudezintuigen)

horen

het waarnemen van geluid (hoog/laag, hard/zacht) met de oren (gehoorzintuig)

ruiken

het waarnemen van geur met een neus (geurzintuig)

zien

het waarnemen van licht (kleuren, diepte, licht/donker) met de ogen (gezichtszintuig)

proeven

het waarnemen van smaken met een tong (smaakzintuig)

warmtestroming

hierbij verplaatsen moleculen zich van de ene naar de andere plaats, waardoor zij de warmte meenemen. Dit kan in gassen en vloeistoffen

hoek van inval

hoek die de invallende lichtstraal maakt met de normaal

hoek van terugkaatsing

hoek die de teruggekaatste lichtstraal maakt met de normaal

spiegelwet

hoek van inval = hoek van terugkaatsing: als een lichtstraal op een spiegelend oppervlak valt, is de hoek die de weerspiegelde lichtstraal met de normaal maakt hetzelfde als de hoek die de invallende straal met de normaal maakt.

stengel

hoofdas van een plant die bladeren en eventueel bloemen draagt en water, mineralen en suikers vervoert.

geslachtshormonen

hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron.

glucagon

hormoon dat de eilandjes van Langerhans aanmaken in de alvleesklier en het glucosegehalte in het bloed verhoogt (door glycogeen (voorraad) af te breken)

insuline

hormoon dat de eilandjes van Langerhans aanmaken in de alvleesklier en het glucosegehalte in het bloed verlaagt

adrenaline

hormoon dat wordt aangemaakt in de bijnieren en een rol speelt bij vecht- en vluchtreacties. Glycogeen wordt versneld af gebroken waardoor er een glucose-boost ontstaat.

progesteron

hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.

bijnieren

hormoonklier bij de nieren. Maakt o.a. het hormoon adrenaline dat een rol speelt bij vecht- en vluchtreacties.

hypofyse

hormoonklier onder aan de hersenen, die verschillende hormonen aanmaakt en daarmee een groot aantal processen in het lichaam regelt.

doorn

houtachtig en scherp uitsteeksel van een plant om zich te beschermen tegen vraat door dieren (vorm van adaptatie). Bijvoorbeeld: roos.

schijf van vijf

hulpmiddel opgesteld door het Voedingscentrum dat je kunt gebruiken bij het kiezen van gezonde voeding. Eet elke dag iets uit alle vijf vakken; van de grootste vakken moet je het meeste eten.

- Andersdenkenden

iedereen die het niet met het de nazi's eens was.

dag- en nachtritme

in 24 uur draait de aarde om zijn as; een dag (licht) en een nacht (donker) beslaan samen 24 uur.

energiebron

in de biologie is de zon een energiebron voor de fotosynthese, in de natuurkunde is een energiebron alles wat energie oplevert (bijvoorbeeld zon, wind en aardolie).

mier (koningin, werkster)

insecten die veelal in kolonies leven (sociale dieren), die nesten bouwen in de bodem of holle bomen. Een kolonie betstaat uit één (of enkele) koningin(nen) en werksters. In bepaalde periodes komen ook jonge mannetjes voor.

bij (koningin, dar, werkster)

insecten die veelal in volken leven (sociale bijen). Een volk bevat één koningin, die alle eitjes legt, werksters (vrouwtjes), die de larven voeden en verzorgen, en darren (mannetjes), die de eieren van de koningin bevruchten. Honingbijen eten stuifmeel en nectar en maken honing.

paringsdrang

instinctief (= erfelijk vastgelegd), door hormonen gestuurd gedrag van dieren en mensen om te paren, zich voort te planten

nesteldrang

instinctief (= erfelijk vastgelegd), vaak door hormonen gestuurd gedrag van dieren en mensen ter voorbereiding op het krijgen van jongen

mechanische spijsvertering

kauwen en kneden, kleiner maken van voeding door o.a. het gebit en bewegingen in maag en darmen (maag- en darmperistaltiek)

primaire geslachtskenmerken

kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder.

erfelijke eigenschappen

kenmerken/eigenschappen die een organisme aan zijn nakomelingen kan doorgeven.

meiose

kerndeling waarbij geslachtscellen ontstaan, met de helft van het oorspronkelijke aantal chromosomen. Ook reductiedeling genoemd. Het vindt plaats in de geslachtsorganen. Tijdens de meiose zijn de chromosomen zichtbaar.

vorm kiezen

kiezen zijn aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben plooikiezen, carnivoren hebben knipkiezen en omnivoren hebben knobbelkiezen.

kWh (Kilowattuur)

kilowattuur; eenheid van elektrische energie (energieverbruik). Het is afhankelijk van het vermogen van een apparaat (in kilowatt) en de tijdsduur (in aantal uren) dat je het apparaat gebruikt.

mist

kleine waterdruppeltjes die zweven in de lucht (= laaghangende bewolking) en belemmeren het zicht

krimpen

kleiner worden van een voorwerp doordat moleculen dichter naar elkaar toe gaan. Dit ontstaat door afkoeling (afname temperatuur). De enige uitzondering is water: water zet uit als het bevriest.

molecuul

kleinste deeltje van een stof dat nog de chemische eigenschap van de stof bezit

cel

kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme

hemoglobine

kleurstof in rode bloedcellen, bindt en vervoert zuurstof en koolstofdioxide (koolzuurgas)

druk

kracht die een voorwerp of lichaam uitoefent op een oppervlakte-eenheid (van een vaste, vloeibare of gasvormige stof). Formule: druk = kracht : oppervlakte. Druk wordt onder andere uitgedrukt in Newton per vierkante meter (N/m2).

trekkracht

kracht die gericht is in de richting waarin het voorwerp wordt getrokken, zodat het materiaal waar de trekkracht op werkt, de neiging heeft uit te rekken. Bijvoorbeeld: bij een tuibrug (in de tuien) of bij touwtrekken.

wrijvingskracht

kracht die ontstaat wanneer twee oppervlakken (van een vaste, vloeibare of gasvormige stof) langs elkaar schuiven. Hierbij ontstaat warmte of verandert de vorm. Bijvoorbeeld: bij het glijden van een glijbaan.

magnetische kracht

kracht die wordt veroorzaakt door een magnetisch veld.

elektrische kracht

kracht die wordt veroorzaakt doordat verschillende elektrische ladingen elkaar aantrekken of afstoten: positief-negatief trekken elkaar aan en positief-positief en negatief-negatief stoten elkaar af. Bijvoorbeeld: papiersnippers worden aangetrokken door een opgewreven, en daardoor geladen, ballon.

aangrijpingspunt van een kracht

kracht is een natuurkundige grootheid die een voorwerp van vorm of van snelheid kan veranderen. Het effect is afhankelijk van de grootte, richting en het aangrijpingspunt van de kracht. Het begin van de pijl geeft het aangrijpingspunt van de kracht aan.

grootte van een kracht

kracht is een natuurkundige grootheid die een voorwerp van vorm of van snelheid kan veranderen. Het effect is afhankelijk van de grootte, richting en het aangrijpingspunt van de kracht. Het wordt gemeten in Newton (N) en weergegeven door een pijl. De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.

richting van een kracht

kracht is een natuurkundige grootheid die een voorwerp van vorm of van snelheid kan veranderen. Het effect is afhankelijk van de grootte, richting en het aangrijpingspunt van de kracht. Het wordt gemeten in Newton (N) en weergegeven door een pijl. De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan.

zwaartekracht

kracht waarmee voorwerpen door andere voorwerpen worden aangetrokken. Eén voorwerp is meestal de aarde, een andere planeet, de maan of de zon.

zwaartekracht

kracht waarmee voorwerpen door andere voorwerpen worden aangetrokken. In het dagelijks leven is één van deze voorwerpen de aarde.

overbrenging

krachten kunnen worden overgebracht door (tand)wielen, hefbomen en katrollen. Krachten kunnen hiermee worden vergroot, verkleind of van richting worden veranderd en bewegingen kunnen worden versneld, vertraagd of van richting worden veranderd.

genetische modificatie

kunstmatige verandering van het DNA van een bepaald organisme, waarbij genen met positieve eigenschappen van bijvoorbeeld bacteriën of planten worden toegevoegd aan een andere organisme.

baarmoederslijmvlies

laag slijmvlies aan de binnenkant van baarmoeder dat in de loop van de menstruatiecyclus dikker wordt en tijdens de menstruatie wordt afgestoten

endeldarm

laatste deel van de dikke darm waar ontlasting (onverteerbare resten) tijdelijk wordt opgeslagen.

mossen

landplanten die een vochtige leefomgeving nodig hebben; ze hebben geen echte wortels, maar nemen water op via dunne, eenvoudige blaadjes. Voorbeeld van een sporenplant.

vaatplanten

landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten)

symbiose

langdurig samenleven van twee organismen van verschillende soorten, waarbij de samenleving minstens één van de organismen voordeel biedt. Bijvoorbeeld: parasitisme.

hefboom

lange staaf of stang, die draait of scharniert om een draai- of steunpunt en waarmee een voorwerp met een groot gewicht kan worden opgetild of een weerstand kan worden overwonnen met een relatief kleine kracht. Hierbij geldt de hefboomwet: kracht1 x arm1 = kracht2 x arm2. Ook wel uitgedrukt als: "Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand". De arm is de afstand van de last (het voorwerp of de weerstand) tot het draaipunt, in meter (m); Voorbeelden hefboom: wipwap, tang, hamer, breekijzer, steekwagen, steek- en ringsleutel

rups

larve van een vlinder, een rups groeit

lengte van darmkanaal

lengte van darmkanaal, ook wel spijsverteringsstelsel, is aangepast (adaptatie) aan voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en carnivoren hebben aan een korter darmkanaal voldoende.

levenscyclus paddenstoel

levenscyclus champignon: versmelting van schimmeldraden uit twee mycelia (= meervoud van mycelium) die met elkaar verstrengeld zijn - versmolten schimmeldraden groeien uit tot een paddenstoel (= vruchtlichaam van de schimmel) met een steel en een hoed - onder de hoed vormen zich sporen - sporen rijpen - sporen vallen op de grond of worden door de wind verspreid - onder gunstige omstandigheden vormen de sporen een nieuw mycelium.

adolescentie

levensfase tussen puberteit en volwassenheid. Leeftijdsperiode van circa 18 tot 24 jaar

pop

levensfase waarbij de larve zich ontwikkelt tot een volwassen dier. Verpoppen is een proces bij de volledige metamorfose van veel insecten, zoals vlinders, vliegen en kevers. Het dier eet niet, beweegt niet, terwijl van binnen nieuwe organen ontwikkelen (bijvoorbeeld vleugels).

puberteit

levensfase waarin jongens en meisjes onder invloed van geslachtshormonen secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen en geslachtsrijp worden. Leeftijdsperiode van circa 12 tot 18 jaar

bloed

lichaamsvocht dat zuurstof en opgeloste stofwisselingsproducten naar de weefsels aanvoert, en koolstofdioxide en afvalproducten afvoert. Ook transporteert bloed hormonen en warmte, zorgt het voor verdediging tegen indringers en voor bloedstolling bij verwondingen.

lichtstralen

licht beweegt zicht langs rechte lijnen (rechtlijnig)

absorptie licht

licht dat op een materiaal of voorwerp valt, kan worden gereflecteerd of geabsobeerd. Absorptie betekent dat de energie van de straling wordt omgezet in warmte in het materiaal. Geabsorbeerd licht wordt dus niet gereflecteerd. Zwart absorbeert alle kleuren licht.

reflectie van licht

licht dat op een materiaal of voorwerp valt, kan worden gereflecteerd of geabsobeerd. Reflectie betekent dat de energie van de straling wordt teruggekaatst. Wit reflecteert alle kleuren licht.

lichtstralen

lijn waarmee wordt aangegeven hoe licht door een medium beweegt.

menstruatie

maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is).

geluidsisolatie

maatregelen om een ruimte af te schermen voor geluid van buitenaf of andersom.

aardmagnetisme

magnetisch veld dat de aarde omringt. Waarschijnlijk ontstaan door stroming van magnetische materialen in het binnenste van de aarde.

Y-chromosoom

mannelijk geslachtschromosoom; een man heeft in een lichaamscel een

testosteron

mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren)

meeldraad

mannelijk geslachtsorgaan in een bloem dat stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen van de plant) bevat

teelballen

mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt.

penis

mannelijk geslachtsorgaan, ook wel lid genoemd, dat wordt gebruikt om urine te lozen, voor seksualiteit en geslachtsgemeenschap.

man

mannelijk organisme, met alleen mannelijke geslachtskenmerken

stuifmeel

mannelijke voortplantingscellen van zaadplanten

tussenstof

medium

barometer

meetinstrument dat gebruikt wordt om de luchtdruk te meten

thermometer

meetinstrument dat gebruikt wordt om de temperatuur te meten

windmeter

meetinstrument dat gebruikt wordt om de windsnelheid te meten

regenmeter

meetinstrument dat wordt gebruikt om de hoeveelheid gevallen neerslag gedurende een tijdsperiode te meten. 1 mm op de schaal van de regenmeter komt overeen met 1 liter gevallen neerslag per vierkante meter.

zogen

melk geven uit de borst of uier van een moeder aan haar kind of van een ander zoogdier aan haar jong(en).

legering

mengsel van een metaal met één of meer andere metalen.

gasmengsel

mengsel van een of meer gassen. Bijvoorbeeld: lucht (stikstof, zuurstof, koolstofdioxide en overige gassen).

- Homofielen

mensen die op mensen van hetzelfde geslacht vallen;

- Gehandicapten

mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking;

- Joden

mensen met het joodse geloof of Joodse ouders;

luchtkolom (bij muziekinstrument)

met lucht gevulde ruimte in een blaasinstrument. Door de lengte van de kolom te veranderen kan de toonhoogte worden aangepast.

profielen

met profielen worden constructies gemaakt, die krachten goed kunnen opvangen en tegelijk licht van gewicht zijn. Bijvoorbeeld: H-profiel, I-profiel en U-profiel.

evenwichtsorgaan

met vloeistof gevulde kanalen vlakbij het slakkenhuis; het verzamelt informatie over bewegingen van het lichaam en houdt het lichaam in evenwicht.

geneesmiddelen

middel dat is bedoeld om je beter te maken, zoals pijnstillers, antibiotica en koortswerende middelen.

optisch midden

midden van een lens. Lichtstralen die op het optische midden van een lens vallen, gaan rechtdoor en worden dus niet gebroken.

omgeving

milieu, niet-levende factoren zoals water, licht, temperatuur en bodem

ecosysteem

min of meer begrensd deel van de natuur als een samenhangend geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren

DNA

moleculen die de bouwstenen zijn van chromosomen. In het DNA zijn de erfelijke eigenschappen van een organisme vastgelegd.

water

molecuul bestaat uit twee waterstof atomen en één zuurstof atoom; belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en nodig is voor de fotosynthese van planten.

zuurstof

molecuul bestaat uit twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding

temperatuur

natuurkundige grootheid om aan te geven hoe warm of koud iets is. De temperatuur is een maat voor de snelheid van moleculen. Warmte is de energie die nodig is of vrijkomt als die snelheid wordt verhoogd of verlaagd. De eenheid: graden Celsius (of Kelvin of Farhrenheit).

windsnelheid

natuurkundige grootheid om de snelheid van de wind aan te geven, in meters per seconde of kilometers per uur. Ook wel windkracht genoemd. De snelheid wordt aangegeven op de schaal van Beaufort. Bijvoorbeeld windkracht 9 = storm

luchtdruk

natuurkundige grootheid om het gewicht dat de lucht uitoefent op de aarde aan te geven aanfgegeven in bar (eenheid). De officiële (SI) eenheid van druk is Pascal (Pa)

predator

natuurlijke vijand of roofdier, dier dat zijn prooi actief bejaagt om te doden (predatie)

afvalstoffen

niet-bruikbare delen in het voedsel of stoffen die ontstaan in het lichaam bijvoorbeeld door verbranding (koolstofdioxide) en die het lichaam verlaten

bacteriële spijsvertering

omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door bacteriën in de darmen

enzymatische spijsvertering

omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door enzymen in verteringssappen.

chemische spijsvertering

omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door verteringssappen met enzymen (bijvoorbeeld maagsap) en zonder enzymen (gal).

wortel

ondergronds deel van een plant met als functies om water en mineralen uit de bodem op te nemen, reservestoffen op te slaan en de plant vast te zetten in de grond. Bij kieming van een zaad groeit eerst het worteltje.

wortel

ondergronds deel van een plant met de functies: water en mineralen uit de bodem opnemen, reservestoffen opslaan en de plant vastzetten in de grond.

vruchtbeginsel

onderste deel van de stamper dat eicellen (vrouwelijke geslachtscellen van de plant) bevat. Uit het vruchtbeginsel kan na bevruchting een vrucht ontstaan.

foetus

ongeboren individu na de embryonale fase; het embryo is verder gegroeid en alle organen zijn ontwikkeld.

bijwerkingen

ongewenste of onbedoelde effecten van geneesmiddelen

ballaststoffen

onverteerbare resten van plantaardig voedsel; deze voedingsvezels zijn belangrijk voor een effectieve darmperistaltiek en verlaten je lichaam met de ontlasting.

voorbehoedsmiddelen

ook wel anticonceptie genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen

opwaartse kracht

ook wel archimedeskracht genoemd: omhooggerichte kracht die wordt uitgeoefend door vloeistoffen en gassen, als je er een voorwerp in plaatst.

opwaartse kracht

ook wel archimedeskracht genoemd; omhooggerichte kracht die wordt uitgeoefend door vloeistoffen en gassen, als je er een voorwerp in plaatst. Wet van Archimedes: de opwaartse kracht die een voorwerp in een vloeistof of gas ondervindt, is even groot als het gewicht van de verplaatste vloeistof of het gas.

zuigeling

ook wel baby genoemd; eerste levensfase van een mens, van 0 tot circa 1 jaar. Letterlijke betekenis: kind dat nog gezoogd wordt.

schakeling

ook wel circuit genoemd; allerlei elektrische delen in een stroomkring (bestaat bijvoorbeeld uit een spanningsbron, elektrische bedrading, een lampje en een schakelaar)

draagtijd

ook wel dracht genoemd; periode die een embryo of foetus in de baarmoeder doorbrengt, vanaf de bevruchting tot aan de bevalling/geboorte.

duwkracht

ook wel drukkracht genoemd; kracht die gericht is in de richting waarin het voorwerp wordt geduwd, met de neiging het materiaal waarop de duwkracht werkt, samen te drukken. Bijvoorbeeld: bij een tuibrug (in de pylonen) of lucht op je lichaam.

plantencel

ook wel een plantaardige cel genoemd; een cel met celwand en celkern. Plantencellen bevatten meestal bladgroenkorrels.

toonhoogte

ook wel frequentie genoemd; weergegeven door het aantal trillingen per seconde. De eenheid is Hertz (Hz). Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon.

geluidssterkte

ook wel geluidsvolume. De eenheid is decibel (dB).

eb en vloed

ook wel getijden genoemd.Fasen waarbij het zeewater afwisselend daalt (eb) en stijgt (vloed). Deze wisseling van de waterstand ontstaat onder invloed van de zwaartekracht van de maan (en de zon).

jaarringen

ook wel groeiringen genoemd; door groei gevormde lagen hout, bestaande uit lichte en donkere banden als gevolg van groeiverschillen in warmere en koudere perioden van het jaar. Goed te zien in de dwarsdoorsnede van een stam van een houtachtige plant (boom of struik).

vaccinatie

ook wel inenting genoemd; inspuiting met een vaccin, waardoor iemand actief onvatbaar wordt gemaakt voor een bepaalde ziekteverwekker.

warmtestraling

ook wel infraroodstraling genoemd; warmteoverdracht tussen twee lichamen, die niet met elkaar in aanraking zijn, dus zonder gebruik van een tussenstof en zonder verplaatsing van moleculen. Dit kan ook in vacuüm optreden. Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de hoeveelheid straling.

straling

ook wel infraroodstraling genoemd; warmteoverdracht tussen twee lichamen, die niet met elkaar in aanraking zijn, dus zonder gebruik van een tussenstof en zonder verplaatsing van moleculen. Straling kan ook in vacuüm optreden. Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de hoeveelheid straling.

volume

ook wel inhoud; grootheid die aangeeft hoeveel ruimte een bepaald voorwerp, lichaam of een stof inneemt, uitgedrukt in de eenheid dm3 (kubieke decimeter) of L (liter). Het volume van 'iets' hangt af van de fase, de temperatuur en de ruimte die het krijgt.

seizoen

ook wel jaargetijde genoemd; jaarlijks terugkerende periode van drie maanden. De seizoenen zijn lente, zomer, herfst en winter. Seizoenen komen alleen voor boven en onder de evenaar. Dit komt door de hellingshoek van de aardas ten opzichte van de as van de baan rond de zon.

ontkiemen

ook wel kiemen genoemd; proces van groei van een zaad waarin uit een embryo (= kiem) een kiemplantje groeit.

bewegingsenergie

ook wel kinetische energie genoemd; energie van bewegende voorwerpen. Deze energie is afhankelijk van de massa en de snelheid

windrichting

ook wel kompasstreek of windstreek genoemd, om aan te geven uit welke richting de wind waait: noord, oost, zuid of west.

koolzuurgas

ook wel koolstofdioxide genoemd, molecuul bestaat uit één koolstof en twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij verbranding. Koolstofdioxide ontstaat bij verbranding in cellen van organismen (verbrandingsproduct) en wordt opgenomen door planten voor de fotosynthese.

placenta

ook wel moederkoek genoemd; orgaan dat ontstaat in de baarmoeder, waarin de uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het embryo of de foetus plaatsvindt. Voedingsstoffen en zuurstof gaan naar de foetus toe, die afvalstoffen en koolstofdioxide afgeeft aan het bloed van de moeder.

mond

ook wel mondholte genoemd, met functies in onder andere het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel

mond

ook wel mondholte genoemd; onderdeel van het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel

zwamvlok

ook wel mycelium genoemd; het netwerk van alle schimmeldraden van een schimmel.

holtedieren

ook wel neteldieren genoemd; groep ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: kwal en zeeanemoon.

neus

ook wel neusholte genoemd; onderdeel van het ademhalingsstelsel

onvolledige metamorfose

ook wel onvolledige gedaanteverwisseling; de larve lijkt op het volwassen dier, maar heeft nog geen vleugels. Bijvoorbeeld: sprinkhaan.

overblijvers

ook wel overblijvende planten of vaste planten genoemd; kunnen tijdens hun levenscyclus meerdere malen bloeien. Bijvoorbeeld: margriet, maar ook bomen en struiken.

regulerende stoffen

ook wel regelstoffen; stoffen zoals hormonen, die een regulerende rol spelen bij belangrijke lichaamsprocessen. Bijvoorbeeld: geslachtshormonen bij de voortplanting.

feedback

ook wel terugkoppeling genoemd; proces waarbij de uitkomst (uitvoer) van een bewerking wordt teruggemeld om deze te kunnen vergelijken met de ingestelde waarde of het doel van het systeem.

zwezerik

ook wel thymus genoemd; orgaan dat betrokken is bij het afweersysteem

zwezerik

ook wel thymus, orgaan dat betrokken is bij de moleculaire afweer en een rol speelt bij de ontwikkeling van het immuunsysteem

fenotype

ook wel uiterlijke eigenschappen; alle waarneembare kenmerken van een individu. Het fenotype van een organisme komt tot stand door het genotype en milieufactoren (omgeving)

blaas

ook wel urineblaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).

luchtledige

ook wel vacuüm genoemd; een ruimte zonder druk en stoffen

biodiversiteit

ook wel verscheidenheid genoemd; soortenrijkdom binnen een ecosysteem

mineralen

ook wel voedingsstoffen of -zouten genoemd; stoffen die een plant opneemt uit de bodem. Een organisme heeft ze nodig voor de opbouw en groei.

volledige metamorfose

ook wel volledige gedaanteverwisseling genoemd; overgang van larve of rups via een popstadium naar volwassen stadium. De larve lijkt niet op het volwassen dier. Bij een vlinder of kever kent deze metamorfose de volgende fases: ei, rups/larve, pop en volwassen dier (imago).

windvaan

ook wel windwijzer genoemd; instrument om de richting van de wind mee te bepalen

potentiële energie

ook wel zwaarte-energie genoemd; energie die vrijkomt bij het laten zakken van een voorwerp (massa) en die nodig is bij het ophijsen van een voorwerp. Deze energie is afhankelijk van de massa, de zwaartekracht en het hoogteverschil.

mycelium

ook wel zwamvlok genoemd; het netwerk van alle schimmeldraden van een schimmel.

thymus

ook wel zwezerik genoemd; orgaan dat betrokken is bij het afweersysteem

assimilatie

opbouw van organische stoffen uit eenvoudigere organische stoffen (door alle organismen) en/of uit anorganische stoffen zoals kooldioxide en water (door planten). Hiervoor is energie nodig.

huidmondje

opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan

pupil

opening in het midden van de iris, waardoor licht het oog binnenkomt

accumulatie van gifstoffen

ophoping van gifstoffen in voedselketens; hoe hoger in de de top van een voedselpiramide, hoe meer gifstoffen.

ademhaling

opnemen van zuurstof en uitscheiden van koolstofdioxide (koolzuurgas ), inademen en uitademen, met behulp van longen, kieuwen of tracheeën.

galblaas

opslagplaats voor gal, dat is aangemaakt in de lever

alvleesklier

orgaan dat alvleessap maakt voor de spijsvertering; maakt ook hormonen aan (insuline en glucagon), die de hoeveelheid glucose in het bloed regelen.

lever

orgaan dat een belangrijke rol speelt bij de spijsvertering, bloedvorming en uitscheiding

zintuig

orgaan dat een verandering in de omgeving kan waarnemen en signalen doorgeeft aan delen van het zenuwstelsel (zenuwcellen).

hormoonklier

orgaan dat hormonen aan het bloed afgeeft. Bijvoorbeeld: hypofyse, alvleesklier.

milt

orgaan dat is betrokken bij het afweersysteem

lever

orgaan dat o.a. bij de spijsvertering, bloedvorming en uitscheiding is betrokken. De lever maakt gal aan.

zwellichaam

orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt.

maag

orgaan van het spijsverteringsstelsel dat aansluit op de slokdarm. Dient om voedsel te kneden, een deel van het voedsel te verteren en om met behulp van maagzuur schadelijke organismen uit te schakelen (o.a. bacteriën).

kleine hersenen

orgaan van het zenuwstelsel, zorgt o.a. voor coördinatie van bewegingen.

grote hersenen

orgaan van het zenuwstelsel; grootste deel van de hersenen, waar signalen van zenuwen worden verwerkt en de beweging van je lichaam wordt geregeld. Is ook het regelcentrum voor o.a. plannen, redeneren, emotie en het geheugen.

bloedvatenstelsel

orgaanstelsel bestaande uit alle aders, slagaders en haarvaten.

voortplantingsstelsel

orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.

zenuwstelsel

orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij het waarnemen van en reageren op prikkels uit de omgeving en uit het lichaam zelf. Organen van het zenuwstelsel zijn o.a. zintuigen, hersenen en ruggenmerg.

uitscheidingsstelsel

orgaanstelsel bestaande uit organen die samen schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam verwijderen. Uitscheidingsorganen zijn o.a. de nieren, lever en huid.

spijsverteringsstelsel

orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.

ademhalingsstelsel

orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het opnemen van zuurstof en het uitscheiden van koolstofdioxide. Ademhalingsorganen zijn o.a. luchtpijp en longen (met longblaasjes).

uitscheidingsstelsel

orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het verwijderen van schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam. Uitscheidingsorganen zijn o.a. nieren, lever en de huid.

hormoonstelsel

orgaanstelsel bestaande uit organen en klieren die hormonen maken en afgeven. Hormonen worden vervoerd via het bloed en regelen allerlei lichaamsprocessen, zoals ademhaling, bloeddruk, hartslag, spijsvertering, slapen en voortplanting. Betrokken organen zijn o.a. de hypofyse en schildklier.

spierstelsel

orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.

lymfevatenstelsel

orgaanstelsel dat ervoor zorgt dat weefselvloeistof van overal in het lichaam via lymfevaten wordt teruggevoerd en uiteindelijk weer wordt opgenomen in het bloedvatenstelsel. Daarnaast speelt het lymfevatenstelsel een belangrijke rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers.

skelet

orgaanstelsel dat zorgt voor stevigheid en bescherming van een organisme en ook beweging mogelijk maakt door spieraanhechting. Bijvoorbeeld: het geraamte bij gewervelde dieren (inwendig skelet) en het pantser (uitwendig skelet) bij geleedpotige dieren (bijvoorbeeld insecten)

nieren

organen die betrokken zijn bij de uitscheiding (urine)

longen

organen die betrokken zijn bij het in- en uitademen en het opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide. Onderdeel van het ademhalingsstelsel. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide vindt plaats in de longen tussen longblaasjes en bloed.

eencellige

organisme bestaande uit één cel

eencellige

organisme dat bestaat uit één cel. Bijvoorbeeld een bacterie, gist (schimmel), eencellige alg (plant) of amoebe (dier).

parasiet

organisme dat in of op een organisme van een andere soort leeft en zich in stand houdt ten koste van dat andere organisme. De soort die nadeel ondervindt is de gastheer. Bijvoorbeeld: hoofdluis, lintworm.

saprofyt

organisme dat zich voedt met dode (delen van) andere organismen. Bijvoorbeeld: bepaalde soorten bacteriën en schimmels.

dier

organisme waarvan de cellen niet zijn omgeven door een celwand zoals bij planten. Ook mensen bestaan uit dierlijke cellen en behoren in de biologie tot de dieren. Dieren zijn consumenten.

producenten

organismen (planten) die zelf voedsel maken; planten maken door fotosynthese suikers (voedsel) van koolstofdioxide, water en zonlicht.

consumenten

organismen die andere organismen als voedsel gebruiken

schimmels

organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, en geen bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (gist) als meercellige schimmels (zoals paddenstoelen).

schimmels

organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, maar geen bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (gist) als meercellige schimmels (zoals paddenstoelen).

planten

organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, meestal met bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (eencellige algen) als meercellige planten. Door bladgroenkorrels doen planten aan fotosynthese. Planten zijn producenten (ze maken voedsel).

windbestuiving

overbrengen van stuifmeel door de wind van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper)

insectbestuiving

overbrengen van stuifmeel door insecten van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper)

bestuiving

overbrengen van stuifmeel van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper).

condenseren

overgang van gas naar vloeibaar (warmte komt vrij)

smelten

overgang van vast naar vloeibaar (warmte nodig)

verdampen

overgang van vloeibaar naar gas (warmte nodig)

stollen

overgang van vloeibaar naar vast (warmte komt vrij)

allergie

overgevoeligheid voor bepaalde stoffen; overdreven reactie van het afweersysteem op onschuldige stoffen (bijvoorbeeld stuifmeelkorrels) of organismen (bijvoorbeeld stofmijt)

bogen

overspanningen in een gebogen vorm, die zorgen voor een constructie tussen twee steunpunten. Een boogvorm is een stevige constructie doordat deze alleen drukkrachten hoeft te weerstaan en geen trekkrachten.

blinde vlek

plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen kegeltjes of staafjes voorkomen.

ontsteking

plaatselijke reactie van het lichaam op een beschadiging, bijvoorbeeld door een ziekteverwekker, een giftige stof of warmte.

tweejarigen

planten die hun levenscyclus in twee jaar volbrengen, dus van kieming tot zaad in twee jaar, waarna de planten afsterven. Bijvoorbeeld: stokroos, wortel.

eenjarigen

planten die hun levenscyclus in één jaar volbrengen, dus van kieming tot zaad in één jaar, waarna de planten afsterven. Bijvoorbeeld: zonnebloem.

zaadplanten

planten die zich geslachtelijk kunnen voortplanten door zaden

sporenplanten

planten die zich voortplanten met behulp van sporen. Ze hebben geen bloemen, vruchten en zaden. Voorbeelden: varens, mossen en paardenstaarten.

zaadplanten

planten die zich voortplanten met behulp van zaden. Zaadplanten hebben wortels, stengels, vaatbundels en bladeren.

knopvorming

planten vormen knoppen (eindknoppen, zijknoppen, bladknoppen en bloemknoppen) die als ze uitlopen nieuwe bloemen en/of scheuten

herbivoor

planteneter of plantenetend; benaming voor organisme dat alleen plantaardig voedsel eet. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis.

herbivoren

planteneters; eten alleen plantaardig voedsel.

eenslachtig

plantensoort met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke bloemen (voortplantingsorganen). Er zijn dan aparte mannelijke en vrouwelijke planten.

tweeslachtig

plantensoort met mannelijke en vrouwelijke bloemen (voortplantingsorganen) op dezelfde plant.

schakelaar

poortje' tussen de geleidende delen van een stroomkring dat de stroom kan doorlaten of onderbreken.

vorm poten

poten van een vogel zijn aangepast (adaptatie) aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen.

verwerking

proces tussen invoer en uitvoer in een regelsysteem

mitose

proces van (gewone) kerndeling die aan de (gewone) celdeling vooraf gaat

evolutie

proces van geleidelijke verandering in alle vormen van leven van generatie op generatie, gedreven door natuurlijke selectie. Uit eenvoudig gebouwde soorten zijn steeds ingewikkelder soorten ontstaan. Ook: ontstaan van nieuwe soorten.

fotosynthese

proces waarbij water en koolstofdioxide met behulp van zonlicht worden omgezet in suikers (glucose). Dit gebeurt in planten (bladgroenkorrels).

fossiel

rest of afdruk van een organisme dat bewaard is gebleven in gesteente

rode bloedlichaampjes

rode bloedcellen, die hemoglobine bevatten en een functie hebben bij het vervoeren van zuurstof in het bloed

planeten

ronde hemellichamen die zich bevinden in een baan rond de zon

predator

roofvijand, dier dat actief op zoek gaat naar een prooi. Bijvoorbeeld: tijger, haai, spin.

vacuole

ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.

versmelting

samensmelten van twee celkernen bij bevruchting

halfschaduw

schaduw waar nog enig licht op valt, naast de kernschaduw. Dit treedt op bij een lichtbron met een bepaalde minimale grootte of wanneer sprake is van meer dan één lichtbron. Loopt van donker naar licht.

aardlekschakelaar

schakelaar die continu de wegstromende en terugstromende stroom vanuit de meterkast vergelijkt. Deze schakelt automatisch uit als er een verschil tussen ingaande en uitgaande stroom is en werkt zo als beveiliging tegen bijvoorbeeld het ontstaan van brand bij kortsluiting.

isolatie

scheiding van soortgenoten, waardoor er langere tijd geen voortplanting plaatsvindt tussen individuen van verschillende populaties en dus geen uitwisseling van genen.

scheidingstechnieken

scheidingsmethode om de ingrediënten van een mengsel van stoffen te scheiden

filtreren

scheidingstechniek om vaste en vloeibare stoffen van elkaar te scheiden, bijvoorbeeld door een filter of zeef te gebruiken. De vaste deeltjes blijven achter (residu), de vloeistof zakt er doorheen. Bijvoorbeeld: filterkoffie.

indampen

scheidingstechniek voor een oplossing van een vaste stof in een vloeistof. Het oplosmiddel verdampt en de vaste stof blijft achter. Bijvoorbeeld: winning van zeezout.

destilleren

scheidingstechniek voor een oplossing van twee vloeistoffen. De stoffen worden gescheiden door een verschil in kookpunt: de vloeistof met het laagste kookpunt verdampt, de stof met een hoger kookpunt blijft achter. Bijvoorbeeld: scheiding van aardolie in benzine en kerosine.

zeven

scheidingstechniek voor een suspensie of een mengsel van twee vaste stoffen met behulp van een zeef. Het berust op een verschil in korrelgrootte of vaste deeltjes in een vloeistof.

bezinken en afschenken

scheidingstechniek voor een suspensie. De vaste stof zakt naar de bodem (bezinkt), de vloeistof erboven kan er dan afgeschonken worden.

centrifugeren

scheidingstechniek voor een suspensie. Een mengsel wordt hard rondgedraaid, zodat de vaste stof naar de bodem wordt 'geslingerd'. Bijvoorbeeld: het scheiden van bloed in bloedplasma en bloedcellen

kunstmatige selectie

selectie op grond van menselijke voorkeur. Bijvoorbeeld: fokken van dieren en veredelen van planten.

galblaas

slaat gal (afkomstig van de lever) tijdelijk op.

snelheid

snelheid van een organisme kan belangrijk zijn om aan predators te ontsnappen. Bijvoorbeeld: haas.

geluidssnelheid

snelheid waarmee geluid (een geluidstrilling) zich verplaatst. Geluid kan zich alleen door een medium (tussenstof) verplaatsen, dus niet in vacuüm.

lichtsnelheid

snelheid waarmee licht zich verplaatst. De lichtsnelheid is afhankelijk van het medium (= de tussenstof waar licht doorheen gaat). In vacuüm en lucht is de lichtsnelheid ongeveer 300.000 km/s. De lichtsnelheid in glas of water is lager.

sterrenstelsel

soms ook wel melkwegstelsel genoemd; grote verzameling sterren die zich op geringe onderlinge afstand bevinden.

batterij

soort accu; voorwerp waarin chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

zenuwcellen

specifieke cellen van het zenuwstelsel, die bestaan uit een cellichaam en heel lange uitlopers. Ze ontvangen signalen en informatie en geven die door.

middenrif

spier, scheiding tussen borstholte en buikholte, belangrijk bij de ademhaling

gestreepte spieren

spieren die aan het skelet vast zitten en botten kunnen laten bewegen.

gladde spieren

spieren die bewegen zonder dat je er bewust over nadenkt, o.a. de spieren in de darmen.

antagonisten

spieren waarvan de werking tegenovergesteld is, bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).

celwand

stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.

gif

stof die schadelijk of dodelijk is waarmee sommige planten en dieren zich beschermen tegen vraat of predatie (vorm van adaptatie). Bijvoorbeeld: adder.

brandbaarheid

stof- of materiaaleigenschap; de mate waarin de stof brandbaar is

eigenschappen

stof- of materiaalkenmerken, zoals sterkte, hardheid en geleiding

kleur

stofeigenschap die samenhangt met de weerkaatsing van licht door het oppervlak

geur

stofeigenschap die samenhangt met kleine moleculaire deeltjes van een stof die verdampen of vervluchtigen

oplosbaarheid

stofeigenschap; de mate waarin een stof kan oplossen in een andere stof (oplosmiddel)

magnetisch

stofeigenschap; verschijnsel waarbij twee magneten of andere gemagnetiseerde voorwerpen elkaar aantrekken door een magnetische kracht. De kracht wordt opgewekt door een magnetisch veld, dat de voorwerpen zelf opwekken of een elektrische stroom (elektromagnetisme).

antbiotica

stoffen die bacteriën remmen of doden

anorganische stoffen

stoffen die geen koolstof- (C) atomen bevatten, bijvoorbeeld zouten en water.

mineralen

stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft.

vitamines

stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft.

hormonen

stoffen die organen of speciale hormoonklieren afgeven aan het bloed om lichaamspocessen te reguleren.

hormonen

stoffen die organen of speciale hormoonklieren afgeven aan het bloed om lichaamspocessen te reguleren. Bijvoorbeeld: de eierstokken produceren oestrogeen en progesteron, die ervoor zorgen dat een vrouw vrouwelijke vormen krijgt en vruchtbaar wordt.

organische stoffen

stoffen die voornamelijk uit koolstof- (C), zuurstof- (O) en waterstof- (H) atomen bestaan. Organismen zijn opgebouwd uit organische stoffen.

gassen

stoffen in de gasvormige fase; een plant neemt het gas koolstofdioxide op en heeft het gas zuurstof nodig voor fotosynthese.

giftige stoffen

stoffen met een nadelige invloed op organen, bijvoorbeeld alcohol

brandstoffen

stoffen waarbij bij verbrandingsenergie (= chemische energie) vrijkomt.

dissimilatie

stofwisselingsproces; afbraak van organische stoffen, waarbij energie vrijkomt (verbranding). Alle organismen vertonen dissimilatie.

Melkweg

strook van een grote verzameling sterren; benaming van het sterrenstelsel waarin ons zonnestelsel zich bevindt.

energiestroom

stroom van energie door een voedselketen heen, eten en gegeten worden

blinde darm

stukje van de dikke darm zonder functie; bevat wormvormig aanhangsel, dat kan gaan ontsteken (dit heet een blinde darmontsteking).

gebit

tanden en kiezen in de mondholte

gevoel

tastzintuigen, drukzintuigen, warmtezintuigen en koudezintuigen, o.a. in de huid, geven informatie door aan het zenuwstelsel over gevoel

warmteisolatie

tegengaan van warmtegeleiding, warmtestroming en warmtestraling en de materialen die daarvoor worden gebruikt. Bijvoorbeeld: piepschuim is een slechte geleider.

antagonisme

tegenovergestelde werking; vaak bij spieren; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier)

daglengte

tijdsduur tussen zonsopgang en zonsondergang. Dit hangt af van de plaats op aarde (breedtegraad) en/of het seizoen.

dynamisch evenwicht

toestand waarbij alle veranderingen in een ecosysteem binnen bepaalde grenzen blijven schommelen

gezondheid

toestand waarbij je je goed voelt en geen sprake is van een lichamelijke of geestelijke ziekte

fases

toestand waarin een stof zich kan bevinden: gas, vloeibaar of vast

bastvaten

transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei.

houtvaten

transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen

suspensie

troebel mengsel van kleine deeltjes van een vaste stof in een vloeistof. Bijvoorbeeld: modderwater.

stemband

twee delen in het strottenhoofd waarmee een stemgeluid gevormd wordt.

cellulaire afweer

tweede afweer: witte bloedlichaampjes (witte bloedcellen) kunnen ziekteverwekkers insluiten en uitschakelen.

eeneiige tweeling

uit één bevruchte eicel ontstaan twee losse groepjes cellen, die uitgroeien tot aparte embryo's. Eeneiige tweelingen hebben hetzelfde genotype (= DNA).

eikel

uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding

anus

uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat.

zweet

uitscheidingsproduct dat een functie heeft bij het regelen van de temperatuur van het lichaam

darmvlokken

uitstulpingen van de darmwand (vooral dunne darm) om het oppervlak te vergroten

elektronenoverdracht

uitwisseling van negatief geladen deeltjes (= elektronen) tussen atomen en moleculen

huidademhaling

uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide door de huid heen, bijvoorbeeld bij amfibiën, zoals kikkers.

- Roma en Sinti

vaak 'zigeuners' genoemd;

residu

vaste stof die achterblijft in een filter of zeef bij filtreren

innesteling

vasthechten van een jong embryo in het verdikte baarmoederslijmvlies, aan het begin van een zwangerschap

geluidstrilling

verandering in luchtdruk die zich in een golfbeweging door de lucht voortbeweegt. Dit is een beweging rond een evenwichtstoestand, met een bepaalde frequentie en uitwijking (amplitude).

vertraging

verandering van de snelheid van een voorwerp per tijdseenheid, waarbij de snelheid afneemt, uitgedrukt als grootheid s, met de eenheid m/s2

vertraging

verandering van de snelheid van een voorwerp per tijdseenheid, waarbij de snelheid afneemt. Uitgedrukt als grootheid s, met de eenheid m/s2.

versnelling

verandering van de snelheid van een voorwerp per tijdseenheid, waarbij de snelheid toeneemt, uitgedrukt als grootheid s, met de eenheid m/s2

versnelling

verandering van de snelheid van een voorwerp per tijdseenheid, waarbij de snelheid toeneemt. Uitgedrukt als grootheid s, met de eenheid m/s2.

pees

verbinding tussen een spier en een bot

navelstreng

verbinding tussen het embryo of de foetus en de placenta; bevat twee slagaders en een ader.

los-vast verbinding

verbindingstechniek waarbij twee onderdelen zo worden verbonden dat ze gemakkelijk weer los te halen zijn. Bijvoorbeeld: ritssluiting, klittenband.

beweeglijke verbindingen

verbindingstechniek waarbij twee onderdelen zo worden verbonden, dat beweging mogelijk is. Bijvoorbeeld: scharnier.

permanente verbindingen

verbindingstechniek waarbij twee onderdelen zo worden verbonden, dat geen beweging meer mogelijk is. Bijvoorbeeld: lassen, lijmen en schroeven.

koorts

verhoging van de lichaamstemperatuur die vaak ontstaat door een ontsteking

vergroting(sfactor)

verhouding tussen de grootte van het beeld en de grootte van het voorwerp: vergroting = beeldafstand : voorwerpsafstand

stroomsterkte

verplaatsen van elektronen door een geleider (onder invloed van een spanningsbron). Het aantal elektronen per seconde geef je aan in Ampère (eenheid).

fase

verschijningsvorm van een stof: vast, vloeibaar, gas. De vorm is

mimicry

verschijnsel dat een organisme in kleur, gedrag of vorm lijkt op een organisme van een andere soort, die niet gewild is als prooi. Vorm van adaptatie om het organisme te beschermen tegen predatie of vraat. Bijvoorbeeld: zweefvlieg lijkt op wesp.

natuurlijke selectie

verschijnsel dat individuen met een beter bij de omgeving passend fenotype een grotere overlevings- en voortplantingskans hebben en daardoor hun genen vaker doorgeven aan hun nakomelingen. Na verloop van tijd zullen de genen die coderen voor voordelige eigenschappen in grotere aantallen in de populatie voorkomen.

broedzorg

verschijnsel dat één of beide ouders een kortere of langere tijd voor hun nageslacht zorgen (eieren en jongen).

echo

verschijnsel waarbij geluidsgolven vanuit een geluidsbron door een voorwerp of materiaal worden teruggekaatst richting die bron. Ook wel de tijd tussen het uitzenden en ontvangen van het geluid na terugkaatsing genoemd.

takel

verschillende katrollen die samen werken als een set

bevruchting

versmelten van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen. Bij plant: stuifmeelkorrel met eicel. Bij mens (en dier): zaadcel/spermacel met eicel

zaadverspreiding

verspreiding van zaden over een groter gebied, met kans op een gunstigere standplaats om uit te groeien tot (kiem)plant. Kan op verschillende manieren:

alvleeskliersappen

verteringssap, aangemaakt in de alvleesklier

darmsappen

verteringssap, aangemaakt in dunne darm, bevat o.a. enzymen

maagsappen

verteringssap, aangemaakt in maagsapklieren (in de maag), bevat o.a. zoutzuur

speeksel

verteringssap, aangemaakt in speekselklieren; bestaat uit water, slijm en enzymen voor de vertering

lichtbundel

verzameling lichtstralen. Een lichtbundel kan convergent zijn (stralen bewegen naar elkaar toe), parallel (stralen bewegen evenwijdig) of divergent (stralen bewegen uit elkaar).

kraakbeenvis

vis waarvan het skelet uit kraakbeen bestaat, in tegenstelling tot de beenvissen. Kraakbeenvissen zijn o.a. haaien en roggen.

carnivoor

vleeseter of vleesetend; benaming voor organisme dat alleen dierlijk voedsel eet (niet per se vlees). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin.

carnivoren

vleeseters; eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten).

vruchtvliezen

vliezen om een embryo of foetus in de baarmoeder, die het vruchtwater vasthouden en op deze manier de foetus beschermen

celplasma

vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.

reservestoffen

voedingsstoffen die dienen als reservestof. Bijvoorbeeld: vetten

vetten

voedingsstoffen die vooral als brandstof en reservestof dienen, maar ook als bouwstof kunnen worden gebruikt. Wanneer de koolhydraten opgebruikt zijn, worden vetten gebruikt als brandstof.

eiwitten

voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen. Pas wanneer de koolhydraten en vetten opgebruikt zijn, worden ook eiwitten gebruikt als brandstof.

koolhydraten

voedingsstoffen die vooral dienen als brandstof, maar ook als bouwstof en reservestof gebruikt worden. Koolhydraten zijn ontstaan uit glucose. Bijvoorbeeld: suiker, zetmeel en cellulose.

brandstoffen

voedingsstoffen met als functie: leveren van energie door verbranding. Bijvoorbeeld: koolhydraten en vetten en in mindere mate eiwitten.

bouwstoffen

voedingsstoffen met als functie: opbouw, herstel en groei van organismen. Bijvoorbeeld: eiwitten, vetten en water.

beschermende stoffen

voedingsstoffen met als functie: weerstand tegen ziektes vergroten. Bijvoorbeeld: mineralen en vitaminen

predator-prooi relatie

voedselrelatie tussen predator en prooi(dier), waarbij predator en prooi de grootte van elkaars populaties beïnvloeden; zij houden elkaar in (dynamisch) evenwicht.

imago

volwassen insect na metamorfose. In deze levensfase kan het insect zich voortplanten.

twee-eiige tweeling

voor het moment van bevruchting zijn twee eicellen tot rijping gekomen en beide zijn bevrucht, door twee verschillende zaadcellen. Uit deze twee bevruchte eicellen ontstaan twee embryo's. Twee-eiige tweelingen hebben een verschillend genotype (= DNA).

gebergte

voorbeeld van biotoop; gebied met grote verschillen in hoogte

woestijn

voorbeeld van biotoop; gebied met weinig neerslag en grote verschillen in temperatuur

bos

voorbeeld van biotoop; met bomen en vaak een ondergroei van struiken en kruidachtige planten

weide

voorbeeld van biotoop; open grasland

akker

voorbeeld van biotoop; open land waar voedingsgewassen groeien

stad

voorbeeld van biotoop; plaats waar mensen wonen en werken

duin

voorbeeld van biotoop; smalle strook tussen zee en binnenland, soms kaal bestaande uit zand, soms begroeid

rivier

voorbeeld van biotoop; waterloop, afvoer van water uit gebied, zoet water

sloot

voorbeeld van biotoop; zoet stromend water

zee

voorbeeld van biotoop; zout water

kwal

voorbeeld van een holtedier

zeeanemoon

voorbeeld van een holtedier

octopus

voorbeeld van een inktvissoort

zeester

voorbeeld van een stekelhuidige, met een stervormig lichaam, bestaande uit een centrale schijf en meestal vijf 'armen'

schelpen

voorbeeld van een weekdier met een uitwendig skelet, bij schelpdieren bestaande uit twee kleppen

inktvis

voorbeeld van een weekdier, koppotige, acht armen bevinden zich in een kring rond de mond

koppotigen

voorbeeld van een weekdier, met acht of tien vangarmen en goed ontwikkelde ogen. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus).

huisjesslakken

voorbeeld van een weekdier, met een slakkenhuis als uitwendig skelet

naaktslakken

voorbeeld van een weekdier; omdat ze geen huisje hebben en snel uitdrogen kunnen ze alleen leven in een vochtige omgeving

garnalen

voorbeeld van kreeftachtige met tien poten

krabben

voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; geen zichtbare staart

kreeften

voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; wel een zichtbare staart

materialen

voorbeelden van materiaalgroepen zijn metaal, kunststof, hout, glas, steen, textiel. Materiaalgroepen hebben overeenkomstige eigenschappen.

voorhuid

voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt

geslachtelijke voortplanting

voortplanting waarbij bevruchting (= versmelting van geslachtscellen) plaatsvindt. Bij planten smelt een eicel samen met een stuifmeelkorrel. Bij dieren (en mensen) smelt een eicel samen met een zaadcel.

ongeslachtelijke voortplanting

voortplanting waarbij geen bevruchting plaatsvindt: uit (een deel van) één organisme ontstaat een nieuw organisme. De nakomelingen zijn genetisch hetzelfde als het ouderorganisme. Bijvoorbeeld: bollen, knollen, stekken, uitlopers, wortelstokken. Ander vormen: voortplanting door deling (bij bacteriën en eencellige planten en dieren) en maagdelijke voortplanting (vrouwtjes van bepaalde diersoorten kunnen nakomelingen krijgen zonder dat hier mannetjes aan te pas komen, bijvoorbeeld bladluizen).

geslachtscellen

voortplantingscellen met in de celkern een enkele set chromosomen

sporen

voortplantingscellen van schimmels en sporenplanten

paddenstoel

voortplantingsorgaan (vruchtlichaam) van een schimmel; paddenstoelen staan boven de grond, het andere deel van de schimmel, de schimmeldraden, bevinden zich onder de grond

lichtbron

voorwerp dat licht uitzendt. Bijvoorbeeld: lamp, zon en kaars.

geluidsbron

voorwerp dat trillingen veroorzaakt. Bijvoorbeeld: luidspreker, stem, natuurgeluiden, muziekinstrumenten.

magneet

voorwerp van magnetisch of gemagnetiseerd materiaal, dat ijzer, nikkel en andere magnetische materialen aantrekt of afstoot.

afstoting

voorwerpen met dezelfde elektrische lading (positief-positief en

aantrekking

voorwerpen met een tegenovergestelde elektrische lading (positief-negatief) trekken elkaar aan.

uitwendige bevruchting

vorm van geslachtelijke voortplanting waarbij de eicel buiten het lichaam van het vrouwtje wordt bevrucht. Bijvoorbeeld bij kikkers en vissen.

inwendige bevruchting

vorm van geslachtelijke voortplanting waarbij de eicel in het lichaam van het vrouwtje wordt bevrucht, bijvoorbeeld bij zoogdieren en vogels.

vorm van lichaam

vorm van het lichaam is aangepast (adaptatie) aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen

sneeuw

vorm van neerslag die bestaat uit ijskristallen

ijzel

vorm van neerslag die bestaat uit onderkoelde regen die als ijs wordt afgezet op voorwerpen en organismen

stekken

vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten waarbij een stukje blad of stengel van een plant uitgroeit tot een nieuwe plant. Bijvoorbeeld: wilgentakken.

knollen

vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten. Bijvoorbeeld: aardappel.

bollen

vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten. Bijvoorbeeld: ui.

uitlopers

vorm van ongeslachtelijke voortplanting waarbij bovengrondse stengels worden gevormd. Aan deze stengels groeien nieuwe planten. Bijvoorbeeld: aardbei.

korstmossen

vorm van symbiose tussen een schimmel en een alg. Beide organismen hebben voordeel van deze samenlevingsvorm.

menstruatiecyclus

vrij regelmatige reeks van processen in het lichaam van een vruchtbare vrouw. Tijdens de menstruatiecyclus vindt de ovulatie en menstruatie plaats. Het baarmoederslijmvlies wordt tijdens de cyclus dikker om eventueel een bevruchte eicel te laten innestelen. Hormonen regelen de menstruatiecyclus. De menstuatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen.

embryo

vroegste levensfase in de ontwikkeling van een plant of dier; na bevruchting van een eicel deelt de cel zich meerdere keren en gaan cellen zich specialiseren (= differentiatie)

X-chromosoom

vrouwelijk geslachtschromosoom; een vrouw heeft in een lichaamscel twee

oestrogeen

vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.

stamper

vrouwelijk geslachtsorgaan in een bloem, bestaande uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel

eierstok

vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt

vrouw

vrouwelijk organisme, met alleen vrouwelijke geslachtskenmerken

eierstokken

vrouwelijke geslachtsorganen waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt.

eicel

vrouwelijke voortplantingscel

eicel

vrouwelijke voortplantingscel van dier, mens of plant

nageboorte

vruchtvliezen, placenta en een deel van de navelstreng komen, kort na de geboorte van de foetus, naar buiten.

maansverduistering

wanneer de zon, de aarde en de maan op één lijn staan (met de aarde in het midden). De aarde staat in de weg en de maan ontvangt daardoor geen zonlicht van de zon.

zonsverduistering

wanneer de zon, de maan en de aarde op één lijn staan (met de maan in het midden). De maan staat in de weg en een klein stukje van de aarde ontvangt daardoor geen zonlicht van de zon.

serieschakeling

wanneer delen van een schakeling zo zijn geschakeld dat de stroom door alle delen stroomt

parallelschakeling

wanneer delen van een schakeling zo zijn geschakeld dat de stroom wordt gesplitst en daarna weer bij elkaar komt

plaag

wanneer een bepaald soort organisme veel voorkomt en zich snel voortplant, vormt het een bedreiging voor het voortbestaan van andere soorten.

negatief geladen

wanneer een voorwerp negatief (elektrisch) geladen is trekt het positief geladen voorwerpen aan en stoot het negatief geladen voorwerpen aan. Een atoom is negatief geladen wanneer er een overschot is aan (negatieve) elektronen rondom de kern van het atoom (met protonen en neutronen)

positief geladen

wanneer een voorwerp positief (elektrisch) geladen is trekt het negatief geladen voorwerpen aan en stoot het positief geladen voorwerpen aan. Een atoom is positief geladen wanneer er een tekort is aan (negatieve) elektronen rondom de kern van het atoom (met protonen en neutronen)

geluidshinder

wanneer mensen geluid als hinderlijk ervaren

warmbloedig

warmbloedige dieren houden door verbranding van voedingsstoffen hun inwendige lichaamstemperatuur vrijwel constant.

wolken

waterduppeltjes (of ijskristallen) in de lucht, te zien als witte of grijze wolk.

spierweefsel

weefsel dat bestaat uit spiercellen

beenmerg

weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.

transportweefsel

weefsel van een plant dat als functie heeft om water, mineralen en suikers te vervoeren. Bijvoorbeeld: houtvaten en bastvaten.

wrijving

weerstand die optreedt wanneer een voorwerp in of over een ander medium (vaste, vloeibare of gasvormige stof) beweegt

immuniteit

weerstand tegen een bepaalde ziekte of ziekteverwekker; je wordt na besmetting niet (erg) ziek.

mutatie

willekeurige verandering in erfelijke aanleg in een cel

onderlinge interactie

wisselwerking tussen organismen

spermacel

zaadcel van dier of mens, mannelijke voortplantingscel

naaktzadigen

zaadplanten waarbij de zaden onbedekt op de schub van een kegel liggen; bijvoorbeeld naaldbomen zoals een den (de dennenappel is een kegelvrucht).

bedektzadigen

zaadplanten waarbij de zaden zich bedekt in een vrucht ontwikkelen, bijvoorbeeld appelbomen (de appel is een vrucht).

windverspreiding

zaadverspreiding door de wind. De zaden hebben dan speciale vleugels (bijvoorbeeld 'helicopterzaadjes' van de esdoorn) of pluisjes (bijvoorbeeld paardenbloem) of ze zijn heel licht zodat de wind ze gemakkelijk mee kan voeren.

dierverspreiding

zaadverspreiding door dieren. De zaden hebben dan haakjes waarmee ze in de vacht van dieren blijven hangen. Bijvoorbeeld: kleefkruid.

vruchtverspreiding

zaadverspreiding door vruchten.

waterverspreiding

zaadverspreiding door water. Vruchten/ zaden blijven drijven en/of worden meegevoerd met het water. Bijvoorbeeld: kokosnoot, waterlelie.

ziek

zich niet gezond voelen of zijn

gezond

zie gezondheid

griep

ziekte veroorzaakt door een virus

staafjes

zintuigcellen op het netvlies (vooral rondom de gele vlek), die zwart-grijs-wit en contrasten kunnen waarnemen; ze worden vooral gebruikt in schemer en donker en nemen geen kleuren en details waar

kegeltjes

zintuigcellen op het netvlies die kleuren, licht en details kunnen waarnemen; ze liggen vooral in, maar ook rondom de gele vlek.

buideldier

zoogdieren (meestal) zonder placenta, vrouwtjes bezitten vaak een buidel waarin het jong wordt gezoogd en zich verder ontwikkelt. Voorbeelden: kangoeroe en koala.

bliksem

zware elektrische ontlading in de lucht die samengaat met een donderslag. De ontlading kan optreden als gevolg van een groot spanningsverschil in een onweersbui.

De Verlichting

De naam 'de Verlichting' slaat vooral op een manier van denken die zich langzaam verspreidde. Mensen hielden zich meer bezig met gelijke rechten voor iedereen, het ontwikkelen van de wetenschap en het strijden tegen misstanden door de Kerk en de staat. Een voorbeeld van een verlicht wetenschapper in de Republiek was Eise Eisinga. In zijn huis in Franeker bouwde hij een planetarium om de werking van het zonnestelsel aan mensen te laten zien. Ze konden zo zelf de wereld om hen heen beter snappen.

Milieuvervuiling

De natuur leed veel schade door alle rook en afval dat uit de fabrieken kwam. Veel rivieren in industriesteden waren zwart van alle vervuiling die er in terecht kwam. Er uit drinken was dan ook levensgevaarlijk.

Rassenwetten

De nazi's wilden een 'zuiver volk' creëren. Daarom moesten mensen die zogenaamd minder waren verdwijnen. Dat gold voor de groepen mensen links:

Bataafse Republiek

De nieuwe republiek kreeg de naam 'Bataafse' als verwijzing naar de Bataven.

Limes - wachttorens

De noordgrens van het Romeinse Rijk werd gevormd door de rivieren de Donau en de Rijn en een verdedigingslinie tussen beide rivieren. Die grens heet de Limes. Op geregelde afstand stonden wachttorens. Op verschillende plaatsen langs de Limes zijn sporen van de wachttorens teruggevonden, o.m. in Utrecht (Leidse Rijn).

Kolonisatie

De ontdekkingsreizen legden de basis voor het kolonialisme. In Noord- en Zuid-Amerika werden plantages aangelegd (o.m. suikerriet), waar indianen werkten. De indianen bleken niet geschikt voor dit werk en werden vervangen door negerslaven, die aangevoerd werden uit Afrika.

Einde Prehistorie

De ontwikkeling van het schrift betekende het einde van de prehistorie en het begin van de historie. Het jaartal voor het begin van de historie is: 3000 v.C.

Inheemse bevolking

De oorspronkelijke bewoners van een land.

- Unie van Utrecht

De opstandige gewesten sloten samen in Utrecht een Unie (1579). De gewesten bleven zelfstandig, maar gingen allerlei zaken samen doen zoals oorlog en vrede, de verdediging en de financiën.

Interbellum

De periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog.

Franse Tijd

De periode van 1795 tot en met 1813. De Franse tijd begon met de Bataafse Revolutie (gesteund door de Fransen), waarna de Bataafse Republiek werd uitgeroepen. In 1806 werd de Republiek omgevormd tot het Koninkrijk Holland, waarvan Lodewijk Napoleon koning werd. In 1810 werd het koninkrijk opgeheven en werd 'Nederland' een provincie van Frankrijk. De Franse Tijd eindigde toen het Koninkrijk der Nederlanden werd gesticht (nadat Napoleon was verslagen).

Standplaatsgebondenheid

De positie en de ervaringen van iemand (de standplaats) bepalen het denken en handelen van mensen. Standplaatsgebondenheid blijkt bijvoorbeeld in bronnen. Die zijn bepaald door de tijd waarin ze gemaakt zijn, de plaats waar ze gemaakt zijn en de persoon die ze gemaakt heeft.

Prehistorie

De prehistorie is de tijd waaruit geen geschreven berichten bewaard zijn. Op wereldniveau eindigde de prehistorie ongeveer 3000 v.C., in de Lage Landen ongeveer 50 v.C.

- Afsplitsing protestantisme van katholicisme

De protestanten gingen zich organiseren en zo ontstond in de noordelijke Lage Landen de Nederduitse Hervormde kerk. Keizer Karel V verbood in 1529 de verbreiding van de ideeën van Luther. Daartegen werd geprotesteerd. Van dat protest is de naam protestanten afgeleid.

Bouwkunst

De rijkdom van de eerste en de tweede stand bleek uit de prachtige kathedralen en kastelen die in deze tijd gebouwd zijn. Voorbeelden van kathedralen zijn de St. Jan in Den Bosch en de kerken in Antwerpen, Brugge en Keulen.

Franse levensstijl

De rijke kooplieden lieten buitenhuizen bouwen (vaak langs de rivier de Vecht). Ze leefden een luxe en plezierig leven, en deden veel aan bijvoorbeeld muziek. De cultuur van de Franse adel was hun voorbeeld.

- Schout en schepenen

De schout en schepen waren er voor het handhaven van orde en rust. Zij maakten de stedelijke wetten. - handhaving van recht, vrede en veiligheid door stedelijke wetten;

Staatsinrichting

De staatsinrichting is de manier waarop in een land het bestuur is georganiseerd.

driehoekconstructie

De sterkste vorm waarmee je kunt bouwen waarbij de vorm niet verandert als je er op drukt: het is vormvast. De krachten worden verdeeld over de hele driehoek. Constructies met driehoeken zijn stevig. Bijvoorbeeld in: de Eiffeltoren.

Televisie

De televisie is niet meer weg te denken uit de huiskamer en zorgt ervoor dat de hele wereld die huiskamer binnenkomt. De eerste officiële, regelmatige televisie-uitzendingen startten in 1951. Vanaf 1967 werd er in kleur uitgezonden.

- Bonifatius

De tweede was Bonifatius, actief onder de Friezen (omstreeks 750). In 754 werd Bonifatius bij Dokkum vermoord.

Holocaust

De vervolging en vernietiging van de Joden in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.

- Centraal gezag

De vorsten gingen centraal -vanuit één punt (de hoofdstad) - hun gebied besturen. Daarvoor stelden ze ambtenaren aan, o.m. om de financiën te regelen. In het Bourgondische Rijk van Filips de Goede werden afgevaardigden van de verschillende gewesten uitgenodigd om Filips verzoek om belasting te heffen aan te horen. Zo ontstond de Staten-Generaal, de vergadering van afgevaardigden van de gewesten. De Staten-Generaal kwam voor het eerst bijeen in 1464.

- Vroedschap

De vroedschap was een groep wijze mannen, die geraadpleegd erd over belangrijke zaken die de stad aangingen. - het regelen van de markten (de prijzen, maten en gewichten en de kwaliteit van brood en bier);

Invloedssferen

De wereld is verdeeld in twee blokken: het westen en het oosten. Beide blokken proberen de grenzen van deze invloedssferen voortdurend te veranderen.

Hongerwinter

De winter van 1944-1945. In het westen van Nederland waren zeer weinig voedselvoorraden en er was geen transport mogelijk. In die winter was er ook sprake van een enorme kou. De combinatie zorgde ervoor dat veel mensen overleden.

Gouden Eeuw

De zeventiende eeuw wordt ook wel de 'Gouden Eeuw' genoemd, vanwege de enorme winst die handelaren maakten in de Republiek en de mooie gebouwen en schilderijen die ze lieten maken. De Amsterdamse grachtengordel en de schilderijen van Rembrandt zijn allemaal gemaakt in de Gouden Eeuw.

Kleine bloedsomloop

Deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofarm bloed weer zuurstofrijk kan worden: zuurstofarm bloed stroomt van het hart door de longslagader naar de longen. Van de logen stroomt het zuurstofrijke bloed via de longader terug naar het hart

Dikke darm

Deel van de darm waar nog enkele voedingsstoffen en veel water in het bloed worden opgenomen; Onverteerbare resten gaan naar de endeldarm

Dunne darm

Deel van de darm waar verdere vertering plaatsvindt en de meeste voedingsstoffen in het bloed worden opgenomen

Bloem

Deel van de plant (orgaan) dat dient voor de geslachtelijke voortplanting van de plant

Orgaan

Deel van een organisme met een specifieke vorm en functie. Een orgaan bestaat vaak uit verschillende weefseltypes

Blad

Deel van een plant met als belangrijkste functies fotosynthese en verdamping

- Leenheren

Die bestuurders kregen het gebied in leen van de keizer: de keizer was de leenheer en de bestuurders waren leenmannen of vazallen.

Centralisatie

Die staten werden vanuit één centraal punt bestuurd door de vorst en zijn ambtenaren. De Bourgondische vorst Filips de Goede koos Brussel als hoofdstad voor zijn rijk in de tweede helft van de 15e eeuw.

- Leenmannen / vazallen

Dit stelsel heet het leenstelsel of ook wel het feodale stelsel.

- Bevolkingsgroei

Doordat voldoende voedsel aanwezig was groeide de bevolking.

Westerbork

Doorvoerkamp in Nederland in de provincie Drenthe. Hier werden Nederlandse Joden verzameld en daarna per trein naar concentratiekampen in andere landen gestuurd.

Tweefrontenoorlog

Duitsland moest zowel in het westen vechten tegen Engeland en Frankrijk, als in het oosten tegen Rusland.

Centralen

Duitsland, Oostenrijk en het Turkse Rijk

Marshallplan

Economisch herstelplan voor West-Europese landen na WO II in 1947. Het plan is genoemd naar de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marshall.

Toendra

Een boomloos gebied met grassen, mossen en dwergstruiken in koude streken. In de koudste maanden was de temperatuur op de toendra onder -3, in de warmste maanden tussen 0 en 10 graden C. Het landschap in de Lage Landen was tot het einde van de laatste ijstijd een toendralandschap.

Dierlijke cel

Een cel met een celkern. Dierlijke cellen hebben geen celwand en bevatten geen bladgroenkorrels

Decennium

Een decennium is een periode van tien jaar We leven nu in het tweede decennium van de 21ste eeuw

Democratie

Een democratie is een staatsvorm waarin alle burgers kunnen meebeslissen over de manier waarop hun land geregeerd wordt. Vanaf ongeveer 1800 ontstonden in Europa democratieën. Die democratieën waren wel anders ingericht dan onze huidige democratie. Vaak mocht maar een klein deel van de mannen stemmen, namelijk degenen met een groot bezit.

Eeuw

Een eeuw is een periode van honderd jaar De tijd van 1600 tot 1700 wordt wel de Gouden Eeuw genoemd.

Gevolgen

Een gevolg is een ontwikkeling die voorkomt uit een bepaalde gebeurtenis. Een gevolg van het ontstaan van een agrarische samenleving is dat de nomadische levenswijze langzaam maar zeker verdween.

Trechterbekercultuur

Een kenmerkende, veelvuldig voorkomende pot bij de Hunebedbouwers is de Trechterbeker. Daarom heet hun cultuur ook wel de Trechterbekercultuur. Bij opgravingen in hunebedden zijn o.m. trechterbekers gevonden.

Militarisme

Een land is militaristisch wanneer het leger een heel grote rol speelt in de samenleving.

Organisme

Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen (levenskenmerken), zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren

Stoommachine

Een machine die aangedreven wordt door stoom(druk).

Monarchie

Een monarchie is een bestuursvorm waarbij er één persoon aan het hoofd staat, vaak een koning(in). Monarchieën zijn te verdelen in twee soorten: allereerst constitutioneel (met een grondwet, waarin vaak de macht van de koning is ingeperkt), zoals bijvoorbeeld in Nederland. De tweede vorm is een absolute monarchie (waarin alle macht bij de vorst ligt).

Monopolie

Een monopolie is een besluit dat maar één bedrijf in een bepaald product mag handelen. De VOC kreeg een monopolie op de handel met Azië. Andere landen waren het natuurlijk niet eens met het monopolie dat de VOC had gekregen van de Republiek en probeerden ook te handelen in Azië.

- Kathedralen

Een mooi voorbeeld van een kasteel is het Muiderslot in Muiden.

Democratisering

Een ontwikkeling waarbij het bestuur van een land of groep democratischer wordt. De besluiten worden dan dus door meer mensen genomen dan voorheen.

Oorzaken

Een oorzaak is een mogelijke verklaring voor een gebeurtenis. De uitvinding van de stoommachine is één van de oorzaken van het ontstaan van de Industriële Revolutie

- Führerprincipe

Een overeenkomst tussen het fascisme en nazisme is het Führerprincipe: er is één leider die iedereen volgt.

Urbanisatie, verstedelijking

Een proces waarbij de stedelijkheid (grootte van de steden tegenover de hoeveelheid platteland) toeneemt. Veel mensen trokken van het platteland naar de stad om in de fabrieken te werken. Die mensen gaan in de stad wonen, wat een uitbreiding van de stad betekent.

Industrialisatie

Een proces waarin steeds meer werkzaamheden verschuiven van mensen (handenarbeid) naar machines en het werk verschuift naar fabrieken.

Multiculturele samenleving

Een samenleving met mensen uit verschillende culturen. Na WO II komen uit Nederlands-Indië de Indische Nederlanders en de Molukkers. Daarna de gastarbeiders , gevolgd door golven asielzoekers .

Loopgraven

Een soort gang in de grond, die gegraven werd om beschermd te zijn tegen de geweren van de vijand. Die gangen werden op elkaar aangesloten, waardoor hele grote stelsels ontstonden.

Hart

Een spier die regelmatig samentrekt en zorgt voor het stromen van het bloed door het bloedvatenstelsel

Dictatuur

Een staat waarin de absolute macht bij één persoon of groep ligt.

Totalitaire staat

Een staat waarin de politieke leiding (vaak een dictator) alle onderdelen van het bestuur en het leven bepaalt.

Parlementaire democratie

Een staatsvorm waarbij burgers invloed hebben, doordat zij de regering kunnen kiezen.

- Stadhouder

Een stadhouder was de legeraanvoerder en werd door elk gewest apart aangewezen. Het was wel altijd iemand uit de familie Van Oranje.

Vakverenigingen

Een vereniging van mensen die hetzelfde werk doen. Door zich te verenigen stonden ze sterker en konden ze meer eisen stellen aan het loon en de werkomstandigheden.

Trekschuit

Een vervoersmiddel (boot) dat over kanalen (vaarten) getrokken wordt door paarden of mensen. Voor de komst van de trein was dit de snelste en meest comfortabele manier van reizen.

- Rechtsgelijkheid

Eerder was het van belang tot welke sociale stand je behoorde en welke contacten je had, nu werd iedereen voor de rechtspraak gelijk. Iedereen mocht dus evenveel wel en niet.

Twaalfvingerige darm

Eerste deelvan de dunne darm dat direct na de maag komt

Voedseldropping

Eind april 1945 lieten de Engelsen en Amerikanen voedselpakketten aan parachutes neerkomen boven West-Nederland.

Kunst"

En in de beeldende kunst kwamen naast religieuze thema's nu ook wereldlijke thema's als landschappen aan bod.

Continentaal Stelsel

Engeland was de grote vijand van Frankrijk, maar het lukte Napoleon niet het land aan te vallen. Daarom wilde Napoleon alle handel vanuit Europa met Engeland tegenhouden. Het hele continent moest stoppen met de handel. Er werd vanuit Nederland nog wel veel gesmokkeld naar Engeland, om toch geld te kunnen verdienen met de handel.

Milieu - milieuwetten

Er komt steeds meer oog voor wat de mens met het milieu doet en wat daarvan de gevolgen zijn. Via wetten wordt geprobeerd het milieu te ontzien. De industrialisatie en het toegenomen autoverkeer zorgden voor aantastingen van het milieu en resulteerden vanaf de jaren '60 in milieuwetten.

Erasmus

Erasmus is een internationale geleerde afkomstig uit de Lage Landen. Hij bestudeerde o.m. Bijbelteksten en zorgde voor nieuwe vertalingen in het Latijn. Een bekend, nog veel gelezen boek van Erasmus is 'Lof der Zotheid' over menselijke dwaasheden.

Nieuwe producten

Europa leerde dankzij de ontdekkingsreizen nieuwe producten kennen. Tomaten, aardappelen, maïs en tabak.

Feminisme

Feminisme is de beweging die opkomt voor vrouwenemancipatie met name op het gebied van de verhouding man-vrouw. In het begin van de jaren '70 strijdt de actiegroep Dolle Mina voor gelijkberechtiging van man en vrouw.

Bourgondisch Rijk

Filips de Goede bouwde het Bourgondisch rijk op. Zoon Karel de Stoute probeerde het rijk door oorlog uit te breiden. Door latere huwelijken kwam het rijk in handen van het Habsburgse Huis en kwam er een verbinding van het Bourgondische Rijk met Spanje. De Lage Landen waren voor een deel onderdeel van het Bourgondisch Rijk. Zo kwamen deze gewesten in bezit van het Habsburgse Huis en verbonden met Spanje.

Floris V

Floris V is eind 13de eeuw graaf van Holland. Hij maakte 's-Gravenhage tot het bestuurscentrum. Omdat hij rechten gaf aan boeren kreeg hij conflicten met leenmannen van hem. Floris V werd door enkele leenmannen in 1296 vermoord.

Geallieerden

Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland

Gastarbeid

Gastarbeid is het aantrekken van arbeiders uit het buitenland, die tijdelijk (gast) hier verblijven. In de jaren zestig groeide de vraag naar arbeidskrachten. Gastarbeiders kwamen uit Zuid-Europese landen (Spanje, Portugal, Italië en Griekenland) en in een latere fase uit Marokko en Turkije.

- Gedogen

Gedogen betekent iets toestaan dat eigenlijk niet volgens de wet is. Andere geloven (zoals het katholicisme en het jodendom) werden gedoogd, zolang het maar niet in het openbaar zichtbaar was als gelovigen naar de kerk gingen. De katholieken bouwden daarom kerken in allerlei onopvallende panden, zoals huizen en schuren. Zo'n onopvallende kerk werd een schuilkerk genoemd. In sommige plaatsen kun je ze nog bezoeken, o.a. in Amsterdam.

Slokdarm

Gespierde 'buis' van de mondholte naar de maag; peristaltische bewegingen in de slokdarm zorgen voor het vervoer van voedsel richting de maag

Bladgroenkorrel

Groene korrels waarin fotosynthese plaatsvindt; Ze bevinden zich in het celplasma van planten

Weefsel

Groep cellen met dezelfde vorm en functie (hetzelfde celtype)

Mammoeten

Grote dieren met een dikke vacht, die leefden op de toendra's. Omstreeks 4000 jaar geleden zijn ze uitgestorven. Toen het in de Lage Landen warmer werd trokken de mammoeten naar Siberië.

- Hagenpreken

Hagenpreken zijn preken in het geheim in het open veld van aanhangers van Calvijn.

Rendieren

Hertachtige dieren, die in kuddes over de toendra's zwerven. In warmere tijden trekken ze zich terug in het noorden van Scandinavië. In het noorden van Noorwegen en Finland leven mensen nu nog van rendieren.

Onbeperkte duikbotenoorlog

Het Duitse leger besloot geen rekening meer te houden met of een schip van het leger was of gewone burgers vervoerde en liet alle schepen zinken.

IJzeren Gordijn

Het IJzeren Gordijn is de streng beveiligde grens dwars door Europa: aan de ene zijde het Westblok en aan de andere zijde het Oostblok Als gevolg van de onderhandelingen over de toekomst van Europa wordt Europa gescheiden in een westelijk en een oostelijk deel. De Britse premier Churchill noemt de grens het IJzeren Gordijn.

Volksverhuizingen

Het Romeinse Rijk kreeg aan de noordgrens vanaf 300 n.C. te maken met verschillende invallen van Germaanse stammen: de volksverhuizingen. Angelen en Saksen trokken naar de Lage Landen en vandaar naar het huidige Engeland (Angelsaksisch!).

Warschaupact

Het Warschaupact is het samenwerkingsverband op het gebied van defensie tussen Rusland en de bondgenoten, opgericht in 1955. Leden waren alle communistische landen in Oost-Europa met uitzondering van Joegoslavië.

- Afzetten Filips II

Het antwoord hierop van de opstandige gewesten: Filips werd niet meer erkend als vorst. Filips bleef in zijn ogen echter Heer der Nederlanden In 1581 werd Filips afgezet: het Plakkaat van Verlatinge.

Jezus - kruisiging

Het christendom werd gepredikt door Jezus in de eerste eeuw van de jaartelling. Jezus werd omstreeks 30 na C. door de Romeinen veroordeeld tot kruisiging. De kruisiging van Jezus en zijn opstaan uit de dood staan centraal tijdens het Paasfeest.

- Communisme

Het communisme wil dat alle bezit wordt afgeschaft en iedereen een gelijk deel van de inkomsten krijgt.

- Confessionalisme

Het confessionalisme denkt over de politiek vanuit het geloof (protestants of katholiek).

Celkern

Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat

Chromosoom

Het deel van een celkern dat genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten

Verduisteren

Het donker maken van ramen met gordijnen of platen. Iedereen moest zijn ramen verduisteren van de Duitsers. Als er namelijk geen licht vanaf de grond kwam, konden Engelse piloten niet zien waar ze waren en dus ook geen bombardementen uitvoeren.

Indoctrinatie

Het doordringen van de gedachten van mensen, door ze maar één kant van het verhaal te laten horen.

Nationalisme

Het eigen land (de natie) als het belangrijkste beschouwen en andere landen als minder zien.

Nationaalsocialisme (of nazisme)

Het gedachtegoed van Hitler en de nazi's. Zij waren tegen een staat met verkiezingen, tegen persoonlijke vrijheid en tegen het communisme.

Fascisme

Het gedachtegoed van Mussolini. Hij was de leider van Italië en het voorbeeld voor Hitler.

Antisemitisme

Het geven van de schuld van alle problemen aan de Joden en willen dat de Joden verdwijnen.

Heden

Het heden is het steeds opschuivende moment waarin nu geleefd wordt. Het heden zit tussen het verleden en de toekomst in.

Lebensraum

Het idee dat Duitsland het recht had op een groter grondgebied.

Jaartal

Het jaartal geeft het jaar aan waarin een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Het jaartal 1648 heeft betrekking op het zelfstandig worden van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van Spanje: de Vrede van Münster.

- Liberalisme

Het liberalisme wil zo veel mogelijkheid vrijheid voor iedereen en dat iedereen voor zijn eigen bestaan zorgt.

- Socialisme

Het socialisme wil dat de staat mensen zoveel mogelijk ondersteunt.

Verleden

Het verleden is de tijd, die voorbij is. Verleden is de eerste fase in de indeling van de tijd in verleden-heden-toekomst.

Verandering

Het verleden kent aspecten die zorgen voor veranderingen. Een voorbeeld van verandering is de ontkerkelijking.

Continuïteit

Het verleden kent aspecten, die over een langere periode gelijk blijven. Lange tijd bepaalde de kerk in het verleden het leven van de mensen.

Voor en na Christus

Het verleden wordt onderverdeeld in de tijd voor de geboorte van Christus en de tijd na de geboorte van Christus. De Romeinen kwamen naar de Lage Landen omstreeks 50 voor Christus.

Vervoer

Het vervoer wordt gekenmerkt door een toenemende mobiliteit: dankzij de auto, de moderne schepen, de (straal)vliegtuigen en zelfs de ruimtevaart. De tijd dat iemand zijn hele leven niet uit zijn dorp komt, is definitief voorbij.

Deportaties

Het vervoeren van gevangenen naar doorvoer- of concentratiekampen.

Abolitionisme

Het verzet tegen slavernij. Heel langzaam groeide in de Republiek de groep mensen die tegen slavernij was, totdat in 1863 de slavernij werd afgeschaft.

Kolonialisme

Het willen bezitten en veroveren van koloniën. Sommige Europese landen zoals Italië en Duitsland hadden in de twintigste eeuw weinig of geen koloniën, maar wilden die wel veroveren.

Stengel

Hoofdas van een plant die bladeren en eventueel bloemen draagt en water, mineralen en suikers vervoert

- Horigheid

Horigen kunnen niet zonder toestemming van de heer verhuizen.

- De Groot

Hugo de Groot was een belangrijk filosoof en schrijver, maar tegenstander van de regering en werd daarom opgesloten.

Huisnijverheid

Huisnijverheid is het thuis werken, vaak in de vorm van spinnen en/of weven. Het eerste is draad maken van wol, het tweede is een stof maken van de draad.

Tijdbalk

Hulpmiddel om het verleden te ordenen. Op een tijdbalk kan je het verleden aan de hand van jaartallen indelen in tijdvakken.

Beeldenstorm

In 1566 begonnen calvinisten in Vlaanderen beelden uit de kerken neer te halen en kapot te slaan. Deze beeldenstorm ging van plaats naar plaats, tot helemaal in Friesland en Groningen Filips II gaf opdracht streng tegen de beeldenstormers op te treden en stuurde Spaanse soldaten onder leiding van Alva

- Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

In 1588 werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden opgericht. De zeven zijn Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Drenthe, Groningen en Friesland. Het stichten van een republiek was in die tijd een unieke gebeurtenis.

VOC

In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. Het was een vereniging van bedrijven die al bezig waren met de zeehandel met Azië en nu gingen samenwerken, in plaats van elkaar tegenwerken. De VOC kreeg van de Republiek een monopolie op de handel met Azië.

Vrede van Münster

In 1648 werd de Vrede van Münster (een Duitse plaats) getekend tussen Spanje en de Republiek. Dit verdrag betekende het einde van de Opstand.

Koninkrijk der Nederlanden

In 1813 wordt Napoleon verslagen en Willem I tot Souverein Vorst van Nederland uitgeroepen. Omdat er een koning werd aangesteld, werd Nederland een monarchie. Bij het Koninkrijk der Nederlanden hoorde niet alleen het gebied dat nu Nederland is, maar ook België. In 1830 kwamen de inwoners van België in opstand en werd België een onafhankelijk land.

Koning Willem I

In 1814 werd Willem-Frederik van Oranje de eerste koning van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij kreeg toen de naam Willem I.

Trein

In 1839 reed voor het eerst een stoomtrein. De trein verving langzamerhand de rol van de trekschuit en postkoets (diligence) als vervoermiddel. De eerste stoomtrein reed tussen Amsterdam en Haarlem.

Multatuli - Max Havelaar

In 1860 werd het boek 'Max Havelaar' uitgegeven. Het is geschreven door Multatuli, een bijnaam van Eduard Douwes Dekker. Hij had voor Nederland in Nederlands-Indië gewerkt en daar gezien hoe slecht de inheemse bevolking behandeld werd. Zijn boek was bedoeld om dat bekend te maken. Het boek was een enorm succes en heeft er aan bijgedragen dat de overheid een ethische politiek ging voeren. Tegenwoordig wordt de naam 'Max Havelaar' gebruikt voor producten die tegen een goede prijs van de boeren gekocht zijn.

Kinderwetje van Van Houten

In 1874 werd een wet ingevoerd die het verbood dat kinderen onder de 12 jaar in een fabriek werkten.

Vrede van Versailles

In 1919 werd de vrede getekend die een eind maakte aan de Eerste Wereldoorlog. Dat gebeurde in de Franse plaats Versailles.

Beurskrach

In 1929 stortte de beurs van de Verenigde Staten in. Hierdoor verslechterde de economie in de VS en Europa snel. De Beurskrach was het begin van de Grote Depressie.

Stichting BRD en DDR

In 1949 zijn de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) en de Duitse Democratische Republiek (DDR) opgericht. Na WO II is het oosten van Duitsland een Russische bezettingszone, de geallieerden bezetten het westelijk deel. De stad Berlijn is verdeeld in een Russisch en een geallieerd deel.

EGKS / (E)EG / EU

In 1951 is de eerste economische samenwerking in Europa vormgegeven: de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). In 1967 werd de samenwerking uitgebreid: Europese Gemeenschap (EG). In 2009 ontstond de Europese Unie (EU). Sinds 1 juli 2013 telt de Europese Unie 28 lidstaten, waaronder voormalige Oostbloklanden als Polen en Hongarije.

Deltawerken

In 1957 wordt het Deltaplan aangenomen en wordt een begin gemaakt met de Deltawerken: het afsluiten van zeegaten en de verhoging van de zeedijken. De deltawerken werden uitgevoerd in de periode 1957-1987.

Aardgas - Slochteren

In 1959 is bij Slochteren een enorm gasveld gevonden. Nederland schakelde over op aardgas. De vondst van het enorme gasveld leidde tot sluiting van de mijnen in Zuid-Limburg. In 1974 is de laatste staatsmijn gesloten.

Cubacrisis

In 1962 ontstaat er een crisis om Cuba. Rusland bouwt daar installaties voor kernraketten. Cuba is destijds bevriend met Rusland en wordt door Amerika gezien als satellietland van Rusland.

Val Berlijnse Muur

In 1989 valt de Berlijnse Muur en kunnen inwoners van de DDR weer naar het vrije Westen. In feite was het communistisch bewind in de DDR failliet.

Invoering euro

In 2002 wordt in een aantal lidstaten van de EU de nationale munt vervangen door de euro. Anno 2015 kan in achttien lidstaten betaald worden met de euro.

Handel met Azië

In Azië groeiden veel producten die in Europa niet groeiden. De Europeanen waren vooral geïnteresseerd in specerijen en andere luxeproducten. De specerijen waarin gehandeld werd, waren o.a. kruidnagel, nootmuskaat, foelie en peper.

Grondrechten

In Nederland vinden we dat ieder mens bepaalde grondrechten heeft, zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. De grondrechten van een land zijn in de grondwet opgeschreven.

Russische revolutie

In Rusland brak in 1917 een revolutie uit, mede dankzij de ellende die de oorlog veroorzaakte. Bij die revolutie werd de tsaar afgezet en kwamen de communisten aan de macht, onder leiding van Lenin. Rusland wordt een communistisch land en gaat de Sovjet-Unie heten.

Bestuurlijke maatregelen

In de Franse Tijd werden heel veel wetten en maatregelen ingevoerd om het bestuur makkelijker en eerlijker te maken. Hieronder staan de belangrijkste genoemd.

- Protestanten dominant

In de Republiek waren protestanten dominant. Dat wil zeggen dat zij het meest te zeggen hadden. Het protestantisme (calvinisme) was ook de staatsgodsdienst, dus het officiële geloof van de Republiek.

- Dominantie Holland

In de Staten-Generaal hadden officieel alle gewesten evenveel in te brengen. Het gewest Holland betaalde echter het meeste en wilde daarom ook de grootste invloed hebben.

Verspreiding

In de achtste eeuw ontstond een groot Arabisch rijk langs de hele noordkust van Afrika tot in Spanje met de islam als godsdienst. In Spanje herinneren nog prachtige gebouwen aan de islamitische periode in de Spaanse geschiedenis, o.m. in Cordoba.

Opkomst steden

In de derde stand kwamen naast de boeren de stedelingen (burgers). Steden ontwikkelden zich door de toegenomen handel (rol van de kooplieden en markten) en door de opkomst van de ambachten (beroepen).

Jaren '60

In de jaren '60 nam in Nederland de welvaart toe. De lonen stegen. Mensen konden daardoor een woning kopen of huren, een televisie en een auto aanschaffen en op vakantie gaan.

- Handschriften

In de kloosters werden in schrijfkamers fraai versierde handschriften gemaakt.

- Heroriëntatie Oudheid

In de late Middeleeuwen groeide de belangstelling voor de klassieke oudheid, de ideeën van de Grieken en Romeinen. De hernieuwde belangstelling voor de klassieke oudheid wordt wel de Renaissance (wedergeboorte) genoemd.

1953 Watersnoodramp

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 werden Zeeland, en delen van West-Brabant en Zuid-Holland getroffen door een enorme watersnoodramp. Meer dan 1800 mensen vonden de dood, 72.000 mensen werden dakloos, 200.000 hectaren waren overstroomd, tienduizenden woningen waren vernield, vijfhonderd kilometer dijk was weggeslagen.

Ideologieën

In de negentiende eeuw gingen meer mensen nadenken over hoe ze vonden dat het land bestuurd moest worden. Niet iedereen was het eens. Er waren verschillende stromingen.

Goedkope arbeid

In de ontstane fabrieken werkten arbeiders die heel simpele handelingen uitvoerden en dus geen scholing nodig hadden. Ze waren daarom heel goedkoop.

Grotschilderingen

In de prehistorie werd kunst gemaakt in de vorm van grotschilderingen. In Indonesië, Frankrijk en Spanje zijn in grotten schilderingen uit de prehistorie ontdekt.

- Amfitheater / gladiatoren

In de stad is ook behoefte aan vermaak. Daarvoor bouwden de Romeinen amfitheaters, waar zij gladiatorengevechten hielden. Een beroemd, bewaard gebleven amfitheater is het Colosseum in Rome.

- Gilden

In de steden sloten werklieden van hetzelfde beroep zich aaneen tot verenigingen: de gilden. Veelal voor geld kochten steden van hun landsheer voorrechten: stadsrechten. Lid van het gilde word je als leerling (gezel) bij een meester en door daarna een meesterproef af te leggen.

- Theater

In de steden zijn er naast amfitheaters ook theaters voor het opvoeren van toneel. Op het Forum Romanum in Rome bevinden zich ook resten van theaters.

Drie standen:

In de tijd van monniken en ridders ontwikkelden zich drie maatschappelijke standen: Een stand is een gesloten sociale groepering, met daaraan verbonden een zekere sociale status in de vorm van voorrechten en plichten.

Staatsvorming

In de tijd van steden en staten ontstonden staten: gebieden die één vorst bestuurde. De Bourgondische vorst Filips de Goede wist in de 15e eeuw een rijk te verwerven door een aantal vrij zelfstandige staatjes samen te voegen onder zijn leiding: naast Bourgondië onder meer Holland, Zeeland, Vlaanderen, Brabant, Limburg en Luxemburg.

- Betere productie

In de tijd van steden en staten werden de landbouwmethoden verbeterd. Grotere productie leidde tot overschotten, die verkocht konden worden, waardoor markten ontstonden. In plaats van een jaar bebouwen en daarna een jaar braak liggen werd er twee jaar bebouwd en daarna een jaar braak (drieslagstelsel).

Ontdekkingsreizigers

In de tweede helft van de 15e eeuw groeide het idee dat Indië over zee te bereiken moest zijn. Specerijen uit het oosten kwamen via karavanen naar de Middellandse Zee en vandaar naar Europese havens. Is er geen andere weg mogelijk?

Ineenstorting Oostblok

In december 1991 werd de Sovjet-Unie opgeheven: het einde van het Oostblok. Lidstaten van de Sovjet-Unie ontwikkelden zich tot onafhankelijke regeringen.

- Badhuis

In een Romeinse stad hoort een badhuis te zijn. Een voorbeeld van restanten van zo'n badhuis is te vinden in Heerlen.

Pruikentijd

In een groot deel van Europa was het in de achttiende eeuw bij de adel mode om grote pruiken te dragen. Deze mode kwam vanuit Frankrijk.

Verzorgingsstaat

In een verzorgingsstaat zorgt de regering voor het welzijn van de burgers. Het gaat onder andere om gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid.

Stedelijke cultuur

In het Midden-Oosten ontwikkelden zich steden. Die ontwikkeling sloeg over naar Europa: Griekse en Romeinse steden. Zo ontstond de agrarisch-stedelijke samenleving. In Europa ontstonden steden als Athene en Rome.

Schrift - kleitabletten

In het Nabije Oosten is het schrift ontwikkeld. Bewaard bleven o.m. teksten op kleitabletten. Met de komst van de Romeinen naar de Lage Landen en de beschrijvingen door de Romeinen van deze streken eindigde hier omstreeks 50 v.C. de prehistorie en begon de historie.

Stadsbestuur:

In het bestuur van een stad waren de volgende functies te onderscheiden: De belangrijkste taken van een stadsbestuur zijn:

Hofstelsel

In het rijk van Karel de Grote waren grote landgoederen die zelfvoorzienend waren, Zo'n landgoed heet een domein of hof.

Rendierjagers

Jagers-verzamelaars die de kuddes van rendieren volgen om in hun levensonderhoud te voorzien. In de Lage Landen zijn op verschillende plaatsen sporen gevonden van kampen van rendierjagers.

Jagers-verzamelaars

Jagers-verzamelaars leven als nomaden. Zij leven van de jacht (jagers) en van producten uit de natuur als vruchten en wortels (verzamelaars) De eerste mensen die rondtrokken in de Lage Landen waren jagers-verzamelaars.

Pearl Harbor

Japanse aanval op de Amerikaanse vloot op 7 december 1941. De haven waar de Amerikaanse schepen lagen, heette Pearl Harbor. Na deze aanval verklaarden de VS de oorlog aan Japan en Duitsland, die bondgenoten waren.

Hiroshima en Nagasaki

Japanse steden die Amerika met een atoombom vernietigde. Na deze bombardementen gaf Japan zich over.

- Calvijn

Johannes Calvijn begon in Genève een hervormingsbeweging. Hij vond gehoorzaamheid aan God belangrijker dan gehoorzaamheid aan de vorst. Een ander voorbeeld: gaat de gehoorzaamheid aan de vorst boven de gehoorzaamheid aan God?

Anne Frank

Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam

Drees - AOW

Kabinetten Drees bouwen na WO II aan de Nederlandse verzorgingsstaat. Een aspect van de verzorgingsstaat is de Algemene Ouderdomswet uit 1956: een ouderdomspensioen voor iedere Nederlander. Andere voorbeelden zijn onder andere regelingen voor weduwen en wezen en de kinderbijslag.

Concentratiekampen

Kampen waar tegenstanders van de nazi's en Joden werden opgesloten. Ze moesten daar zware arbeid verrichten onder afschuwelijke omstandigheden. De meesten overleefden de kampen niet.

Verzet tegen centralisatie door de edelen

Karel V en Filips II gingen door op de weg van centralisatie van het bestuur: bestuur van de gebieden vanuit één punt. Zowel Karel als Filips waren van mening dat de onderdanen hetzelfde geloof moesten hebben als de vorst: rooms-katholiek.

Karel V

Karel V is de Habsburgse vorst die in de eerste helft van de 16de eeuw leiding gaf aan een wereldrijk. Karel was koning van Spanje (met delen van Italië en van Amerika), keizer van het Duitse Rijk en Heer van de Zeventien Nederlanden.

- Rijk

Karel de Grote wist een groot rijk op te bouwen door oorlogen te voeren onder andere tegen de Saksen. Hij had geen vaste verblijfplaats. Hij verplaatste zich met zijn hof door heel zijn rijk. Karel de Grote werd in 800 keizer over het Frankische rijk.

Leenstelsel - feodale stelsel

Karel deelde zijn rijk op in delen, die edelen en bisschoppen namens hem bestuurden. Het leenstelsel werkt goed zo lang de leenmannen zich als leenmannen gedragen en niet als onafhankelijke vorsten.

Kernenergie

Kernenergie is energie die opgewekt wordt in kerncentrales. Ook in Nederland staan dergelijke centrales. Er is een groeiend verzet tegen kernenergie door ongelukken in Rusland en Japan, maar ook omdat het afval van de reactoren moeilijk op te bergen is vanwege de lange duur van de radioactiviteit.

- kettervervolgingen

Ketters zijn aanhangers van de hervormde kerk. Filips kondigde strenge maatregelen tegen ketters af. De edelen vonden deze kettervervolgingen te streng.

Algemeen kiesrecht

Kiesrecht voor iedereen (vanaf 18 jaar). In Nederland werd het algemeen mannenkiesrecht in 1917 ingevoerd, in 1919 kregen ook vrouw kiesrecht.

Cel

Kleinste organisme-eenheid (bouwsteen) van een organisme

- Gebouwen

Kloosters zijn gebouwen waar mannen of vrouwen zich terugtrokken om hun leven aan God te wijden. Ora et labora - bid en werk. In de kloosters werd gebeden, gestudeerd en gewerkt.

Koran

Koran is het heilige boek van de islam, geopenbaard aan Mohammed. Hierin staan de leefregels van de mohammedanen. De Koran wordt gezien als het woord van God.

Kruistochten

Kruistochten zijn tochten van legers uit West-Europa in de 12e en 13e eeuw met als doel de heilige plaatsen in het Heilige Land te bevrijden van de Mohammedanen. In 1095 riep de paus op om de heilige plaatsen te gaan bevrijden.

Endeldarm

Laatste deel van de dikke darm waar ontlasting (onverteerbare resten) tijdelijk worden opgeslagen

Afzetmarkten

Landen waar bepaalde producten verkocht worden.

- Grenspalen

Langs de routes door het Romeinse Rijk stonden grenspalen. Zo'n grenspaal is nog te zien in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

Mussert

Leider van de NSB.

- Luther

Maarten Luther is een Duitse monnik, die op 31 oktober 1517 met 95 stellingen kwam. De paus zette hem uit de kerk.

Meeldraad

Mannenlijk geslachtsorgaan in een bloem dat stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen van de plant) bevat

- Maurits

Maurits is de zoon van Willem van Oranje. Hij volgde zijn vader op als stadhouder van Holland. Hij was de legeraanvoerder in de strijd tegen de Spanjaarden. Maurits wist heel wat steden op de Spanjaarden te veroveren.

Wapenwedloop

Meerdere landen die niet willen dat hun vijanden beter bewapend zijn en daarom zelf investeren in wapens. Zo krijg je natuurlijk een cirkel: partij A ziet natuurlijk dat partij B weer nieuwe wapens heeft gekocht, waarna partij A dat ook doet. Dat ziet partij B weer en zij koopt vervolgens weer wapens, enzovoorts.

Mekka

Mekka is de plaats waar de islam in 622 ontstond. Iedere gelovige moet zo mogelijk één keer in zijn leven naar Mekka.

Landbouw/veeteelt

Mensen gaan hun eigen voedsel produceren: verbouw van granen (landbouw) en het temmen van vee (veeteelt). De eerste landbouw en veeteelt vond plaats in het Nabije Oosten en verbreidde zich vandaar over Europa.

Nomadische levenswijze

Mensen hebben geen vaste woonplaats maar trekken rond en leven van wat de natuur te bieden heeft. De eerste mensen die leefden in de Lage Landen waren nomaden.

Verzuiling

Mensen verenigden zich vaak met mensen die dezelfde ideologie aanhingen, waardoor er op termijn geen contact was tussen mensen van de verschillende ideologieën. Dit leidde tot een aantal zuilen (katholiek, protestants, socialistisch en liberaal of overig). Mensen leefden volledig binnen hun eigen zuil. Katholieken gingen bijvoorbeeld naar een katholieke school, een katholieke bakker en slager, een katholieke voetbalvereniging en uiteraard een katholieke kerk.

Franse inval en Bataafse Revolutie

Met behulp van het Franse leger wisten de patriotten het leger van de stadhouder te verdrijven. Veel steden sloten zich snel aan bij de revolutie. Willem V vluchtte in 1795 uit angst naar Engeland. Vervolgens werd de Bataafse Republiek uitgeroepen. In de republiek had een veel groter deel van de bevolking invloed op de politiek, hoewel dat alleen voor heren met voldoende geld mogelijk was.

8.2 Parlementair stelsel

Met de invoering van de grondwet werden de ministers van de regering verantwoordelijk voor de politiek in plaats van de koning. De koning had dus veel minder invloed gekregen.

Werkloosheid jaren '80

Met name de tweede oliecrisis luidde een periode van economische achteruitgang in met snel stijgende werkloosheid. Bedrijven als DAF (personenauto-industrie) en Fokker (vliegtuigbouw) verdwijnen. Hoogovens en KLM moeten aansluiting zoeken bij buitenlandse bedrijven.

Migranten

Migranten zijn mensen die zich in Nederland vestigen uit het buitenland. Vanaf 1960 is Nederland een immigratieland, enerzijds vanwege de gastarbeiders, anderzijds vanwege de asielzoekers.

Mohammed

Mohammed is een koopman uit Mekka. Een engel openbaarde hem dat hij de profeet was van god Allah. Hij kreeg de opdracht de nieuwe godsdienst, de islam, te verbreiden. Mohammedanen zijn genoemd naar hun stichter Mohammed.

Wederopbouw

Na WO II is enorm ingezet op de wederopbouw van het land. Nederland krijgt hierbij van 1947 tot 1953 steun van Amerika via het Marshallplan (zie boven).

Koude Oorlog

Na WO II ontstaat een gespannen situatie tussen het kapitalistische Amerika en de communistische Sovjet-Unie. Beide landen breiden hun bewapening enorm uit, met name hun atoomwapens. Omdat er niet echt oorlog gevoerd wordt, noemt men de tijd van 1948 tot 1989 wel de Koude Oorlog of de tijd van gewapende vrede.

Napoleon Bonaparte

Na de Franse Revolutie ontstond een lange periode van chaos in de politiek. In 1799 profiteerde de generaal Napoleon Bonaparte daarvan en greep de macht. In 1804 liet hij zichzelf tot keizer van Frankrijk kronen. Tijdens zijn bestuur veroverde hij grote delen van Europa. In 1812 mislukte de aanval op Rusland. In 1815 werd Napoleon verslagen bij de Slag van Waterloo.

Napoleon Bonaparte

Na de Franse Revolutie ontstond een lange periode van chaos in de politiek. In 1799 profiteerde generaal Napoleon Bonaparte daarvan en greep de macht. In 1804 liet hij zichzelf tot keizer van Frankrijk kronen. Tijdens zijn bestuur veroverde hij grote delen van Europa. In 1812 mislukte de aanval op Rusland. In 1815 werd Napoleon verslagen bij de Slag van Waterloo.

Volkenbond

Na de oorlog was iedereen het er over eens dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. Daarom werd de Volkenbond opgericht, een organisatie waarin landen via overleg konden proberen ruzies op te lossen. De Volkenbond bleek weinig effect te hebben en werd daarom later opgeheven. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Verenigde Naties opgericht met hetzelfde doel. Die organisatie bestaat nog altijd.

Ballingschap

Naar een ander land vluchten of weggestuurd worden.

NSB

Nationaalsocialistische Beweging. Een politieke partij die het nationaalsocialisme van Hitler aanhing en in Nederland probeerde te verspreiden.

NSDAP

Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij of Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei. Een partij met extreem nationalistische en racistische denkbeelden. Zie ook hierboven: 'nationaalsocialisme' en 'antisemitisme'.

Onafhankelijkheidsbeweging

Nationalistische groeperingen in Indië willen onafhankelijkheid. Tegen het einde van WO II kregen de nationalisten / republikeinen beloftes van de Japanners: in de toekomst onafhankelijkheid, een eigen vlag en een eigen volkslied.

Neutraal

Nederland besloot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog niet mee te willen vechten en verklaarde zich 'neutraal'.

Politionele acties

Nederland stuurde meer dan 100.000 soldaten naar Indië om strijd te leveren tegen de republikeinen. Die strijd werd wel de politionele acties genoemd, maar was in feite een koloniale oorlog. De pogingen van Nederland om de republikeinen te onderwerpen werden internationaal afgekeurd, met name door Amerika.

Colijn

Nederlands minister-president in de jaren '33-'39.

Noormannen

Noormannen of Vikingen zijn mensen uit Scandinavië, die in de achtste en de negende eeuw rooftochten ondernamen langs de kusten van Europa. Een geliefd doel van de Noormannen was de handelsstad Dorestad (het huidige Wijk bij Duurstede).

Oliecrises

Oliecrises waren er in 1973 en 1979: er was toen een tekort aan olie. Dit leidde in Nederland tot werkloosheid. Olieproducerende landen in het Midden-Oosten stopten de olielevering of lieten de prijzen stijgen vanwege Westerse steun aan Israël.

Berlijnse Muur 1961

Om te voorkomen dat burgers van de DDR naar het Westen vluchtten via West-Berlijn besloot de regering van de DDR in 1961 een muur aan te leggen tussen Oost- en West-Berlijn. Deze muur is pas in 1989 weer open gegaan.

Werkverschaffing

Om te zorgen dat werklozen niet alleen maar thuis zaten, werden allerlei projecten uitgevoerd waar zij verplicht aan moesten meewerken. Het ging vaak om werk als het aanleggen van parken of graven van zwembaden.

Kernwapens / wapenwedloop

Om tijdens de Koude Oorlog een evenwicht in bewapening te hebben tussen West en Oost produceerden beide kanten atoomwapens. De blokken boden tegen elkaar op: er is sprake van een wapenwedloop. Tijdens de Koude Oorlog is er voortdurend de dreiging van een atoomoorlog. Maar er zijn al zoveel atoombommen geproduceerd, dat een atoomoorlog het einde van de wereld zou betekenen.

Cultuurstelsel

Om zeker te zijn dat Nederland voldoende grondstoffen uit Nederlands-Indië kon halen werden de grondeigenaren verplicht een deel van hun grond te gebruiken voor producten die Nederlandse handelaren goedkoop opkochten. Belangrijke producten die verplicht verbouwd moesten worden, waren: koffie, thee, suiker en indigo (een kleurstof).

Distributiesysteem met bonkaarten

Omdat de handel afnam door de oorlog waren er minder voedsel, brandstof en andere belangrijke producten beschikbaar. Om deze eerlijk te verdelen, kreeg ieder gezin elke week een aantal bonnen. Je kon alleen een bepaald product kopen als je daar ook een bon voor had.

- Statenbijbel

Omdat het geloof zo'n belangrijk deel was van het leven, werd er een Bijbelvertaling gemaakt in het Nederlands en gedrukt. De Staten-Generaal betaalde daarvoor. Daarom heet deze bijbel de Statenbijbel.

Lage Landen

Omschrijving van het huidige Nederland en België, toen deze landen nog niet bestonden. Met de komst van de Romeinen eindigde voor de Lage Landen de prehistorie.

Uitbreiding kiesrecht"

Onder Koning Willem I wilde een steeds groter deel van de bevolking meer te zeggen hebben. Om een revolutie te voorkomen stemde de koning in met een nieuwe grondwet. Die werd in 1848 door de heer Thorbecke geschreven. Nederland kreeg toen een parlementair stelsel. Er stond onder andere een uitbreiding van het kiesrecht in: meer mannen (met voldoende vermogen) mochten daarna stemmen.

Wortel

Ondergronds deel van een plant met functies: water en mineralen uit de bodem opnemen, reservestoffen opslaan en de plant verzetten in de grond

Vruchtbeginsel

Onderste deel van de stamper dat eicellen (vrouwelijke geslachtscellen van de plant) bevat. Uit het vruchtbeginsel kan na bevruchting een vrucht ontstaan

Kampen in Indië

Ongeveer 100.000 blanke mensen in Indië zijn door de Japanners in kampen geplaatst. Er zijn aparte kampen voor mannen en voor vrouwen. Jongens, ouder dan tien jaar, gaan naar het mannenkamp. Het leger in Indië is krijgsgevangen gemaakt door de Japanners. Deze krijgsgevangenen zijn onder meer ingezet bij de aanleg van spoorwegen op Sumatra en in Thailand (Birma-lijn).

Ontkerkelijking

Ontkerkelijking is het verlaten van de kerk door de christenen. Ontkerkelijking heeft betrekking op alle geloofsgemeenschappen. Na WO II bezocht in Limburg nog 80% van de rooms-katholieken de kerk, in 2009 was dat nog maar 8%.

Ontzuiling

Ontzuiling is het verschijnsel dat mensen steeds meer buiten hun eigen zuil, hun eigen levensbeschouwelijke groep, gaan leven. Voor WO II kent Nederland een organisatievorm in zuilen: onder andere rooms-katholiek, protestant, socialistisch. Iedere zuil heeft zijn eigen verenigingen.

Totale oorlog

Ook de burgers die niet in de oorlog vochten of in het gebied woonden kregen veel last van de oorlog: er was veel minder voedsel en brandstof, bijna alle mannen waren aan het front en veel mensen moesten in de wapenindustrie gaan werken.

Plantencel

Ook wel een plantaardige cel genoemd; een cel met celwand en celkern. Plantencellen bevatten meestal bladgroenkorrels

Mond

Ook wel mondholte genoemd, met functies in onder andere het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel

Blaas

Ook wel urineblaas genoemd; Orgaan waarin urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen)

Dodenherdenking

Op 4 mei worden met twee minuten stilte de doden herdacht van de Tweede Wereldoorlog en van latere conflicten. De herdenking is op de Dam in Amsterdam en op andere plaatsen, zoals in het voormalige kamp Westerbork.

Dag van de Vrijheid

Op 5 mei wordt de bevrijding van de Tweede Wereldoorlog gevierd als de Dag van de Vrijheid.

Plantages

Op de plantages in Noord- en Zuid-Amerika werden producten verbouwd, waar veel arbeidskracht (slaven) voor nodig was en die veel winst opleverden. De belangrijkste producten waren: koffie, cacao, suiker en tabak. Oftewel, luxeproducten die in Europa erg duur waren.

- Domeinen

Op het landgoed leefden en werkten boeren. Zij zijn horigen: gebonden aan de grond en verplicht om diensten te leveren aan de heer (herendiensten) en delen van de oogst aan hem af te staan. In ruil daarvoor kregen ze van de heer bescherming. Boeren worden horigen in onrustige tijden toen ze bescherming zochten bij heren.

Huidmondje

Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan

Alvleesklier

Orgaan dat alvleessap maakt voor de spijsvertering; Maakt ook hormonen aan (insuline en glucagon), die de hoeveelheid glucose in het bloed regelen

Lever

Orgaan dat o.a. bij de spijsvertering, bloedvorming en uitscheiding is betrokken. De lever maakt gal aan

Maag

Orgaan van het spijsverteringsstelsel dat aansluit op de slokdarm. Dient om voedsel te kneden, een deel van het voedsel te verteren en om met behulp van maagzuur schadelijke organismen uit te schakelen (o.a. bacteriën)

Bloedvatenstelsel

Orgaanstelsel bestaande uit alle aders, slagaders en haarvaten

Uitscheidingsstelsel

Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam verwijderen. Uitscheidingsorganen zijn o.a. de nieren, lever en huid

Spijsverteringsstelsel

Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm

Nieren

Organen die betrokken zijn bij de uitscheiding (urine)

Eencellige

Organisme dat bestaat uit één cel. Bijvoorbeeld een bacterie, gist (schimmel), eencellige alg (plant), of amoebe (dier)

Capitulatie

Overgeven aan de vijand.

Palestina

Palestina is een landstreek in het Midden-Oosten waar het christendom ontstaan is. Tegenwoordig is Palestina de naam van het Arabische gebied grenzend aan Israël.

Grote Depressie

Periode na 1929, waarin het wereldwijd economisch zeer slecht ging. Er was grote werkeloosheid en armoede.

Hoogconjunctuur

Periode waarin de economie alleen maar blijft groeien. Na een periode van groei volgt altijd een periode van neergang.

IJstijden

Perioden van ijzige kou waarin het land in het noorden van Europa bedekt is met ijs. Uit de ijstijd stammen de enorme zwerfkeien, die het ijs uit Scandinavië meevoerde.

Waterloo

Plaats in België, waar Napoleon definitief werd verslagen in 1815. Willem I wordt vanaf dat moment koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat het huidige Nederland en België omvatte en bovendien in een personele unie met Luxemburg stond.

Radio Oranje

Radio-uitzendingen door de Nederlandse regering en koningin, die naar Engeland gevlucht waren. Het was tijdens de Tweede Wereldoorlog verboden een radio in huis te hebben, maar veel mensen verstopten er toch één om naar Radio Oranje te kunnen luisteren.

- Rembrandt

Rembrandt van Rijn was een zeer beroemde schilder, zowel in de Gouden Eeuw, als in onze tijd.

Romanisatie

Romanisatie is het proces van het overnemen van aspecten van de Romeinse cultuur door de inheemse bevolking. Voorbeelden zijn de overname van Romeinse goden, Romeins geld, Romeins schrift en Romeinse technieken als glaswerk maken.

- Triomfboog

Romeinse keizers lieten ter herinnering aan hun overwinningen triomfbogen bouwen. In Rome zijn nog enkele van die triomfbogen bewaard gebleven op het Forum Romanum.

Veroveringen - Julius Caesar

Romeinse legers onderwierpen het ene na het andere volk. Het was Julius Caesar die Gallië aan het Romeinse Rijk toevoegde tot ongeveer de rivier de Rijn.

Ethische Politiek

Rond 1900 werd in Nederland besloten dat men niet alleen zoveel mogelijk winst aan Nederlands-Indië moest verdienen, maar het land ook moest helpen met scholen, ziekenhuizen, enzovoorts.

- Villa

Rondom de steden bouwden Romeinen villa's: grote huizen met landgoederen, waar zij producten verbouwden. Dergelijke villa's werden op den duur in het hele Romeinse Rijk gebouwd, ook in het huidige Limburg bijvoorbeeld.

Vacuole

Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine

Tsaar

Russische titel voor keizer.

Grondstoffen

Ruwe producten die verwerkt worden tot bruikbare voorwerpen of stoffen. Aardolie is bijvoorbeeld een grondstof die verwerkt wordt tot benzine en plastic: producten die verkocht worden.

Collaboratie

Samenwerken met de bezetter van je land.

schaduwvorming

Schaduw treedt op wanneer een voorwerp licht (deels) blokkeert. Bij een puntbron (1 lichtpunt) ontstaat een scherpe schaduw.

Annie M.G. Schmidt

Schrijfster van radio- en televisieseries, van kinderboeken , cabaretteksten en musicals, waarin zij vanaf de jaren '50 de brave burgerlijke samenleving bekritiseerde. Radioserie De familie Doorsnee.

Galblaas

Slaat gal (afkomstig uit de lever) tijdelijk op

Blitzkrieg

Snelle verrassingsaanval met een sterk leger, zodat de vijand snel verslagen kan worden.

Alva

Spaans hertog en legeraanvoerder. Filips II stuurde hem naar de Nederlanden om de orde te herstellen. Hij trad streng op en liet edelen onthoofden. Alva stelde de Raad van Beroerten in om de aanstichters van de Beeldenstorm te berechten.

- Spinoza

Spinoza was een belangrijk filosoof.

Februaristaking

Staking van Amsterdamse arbeiders in februari 1941. De arbeiders kwamen in opstand toen er een razzia plaatsvond.

Stalin

Stalin is de leider van Rusland tijdens en na WO II. Hij zorgt voor een band van communistische satellietlanden tussen West-Europa en Rusland. Stalin overleed in 1953.

- Aquaduct

Steden moeten kunnen beschikken over water. Romeinen legden waterleidingen aan naar de steden, waar dat onderweg nodig was over hoge bruggen: de aquaducten. Een bekend bewaard gebleven aquaduct is de Pont du Gard in Frankrijk.

Celwand

Stevige structuur rondom een cel; Bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten

Eerste Wereldoorlog

Strijd tussen de Centralen en Geallieerden, tussen 1914 en 1918, die grotendeels in loopgraven werd uitgevochten.

Hervorming / Reformatie

Studie van de Bijbel leidde tot discussie over en kritiek op de rooms-katholieke kerk. Uiteindelijk leidde dat tot scheuring in de kerk: de Hervorming of Reformatie. Een voorbeeld van zo'n discussiepunt: kunnen met geld zonden afgekocht worden?

Blinde darm

Stukje van de dikke darm zonder functie; Bevat wormvormig aanhangsel, dat kan gaan ontsteken (dit heet een blinde darmontsteking)

Gebit

Tanden en kiezen in de mondholte

Terpen

Terpen zijn door mensen gemaakte heuvels ter bescherming tegen het water in de tijd dat er nog geen zeedijken waren. Terpen zijn nu nog te vinden in Noord-Nederland. De terpentijd duurde tot omstreeks 1000 na Chr.

Japanse bezetting Indië

Tijdens WO II verovert Japan Nederlands-Indië in 1942. Deze Japanse bezetting duurt tot 1945: de capitulatie van Japan na de atoombommen op Hirosjima en Nagasaki.

- Sluiting Schelde

Tijdens de oorlog sloten de opstandelingen de toegang tot de Schelde af. Daardoor kon Antwerpen zich niet verder ontwikkelen als haven.

- Tolerantie

Tolerantie betekent het verdragen van mensen met een andere levensstijl/uiterlijk/geloof. In de zeventiende eeuw betekende tolerantie vooral dat katholieken en joden niet vervolgd werden om hun geloof.

- Decimaal stelsel

Tot de Franse Tijd had elke regio zijn eigen manier om gewichten en lengtes te meten. Al die systemen werden vervangen door één systeem: het decimaal stelsel, gebaseerd op de kilo voor gewicht en de meter voor lengte.

Historische bron

Tot historisch bronnen behoren alle overblijfselen uit het verleden, die informatie geven over dat verleden. Voorbeelden van historische bronnen zijn o.a. voorwerpen, brieven, notulen, rekeningen en foto's.

Bastvaten

Transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei

Houtvaten

Transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen

Anus

Uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat

Darmvlokken

Uitstulpingen van de darmwand (vooral dunne darm) om het oppervlak te vergroten

- Handel

Van belang was de overschakeling van ruilhandel naar handel voor geld: de geldeconomie.

Driehoekshandel

Vanuit Europa vertrokken handelsschepen met handelswaar (voornamelijk geweren en stoffen) naar de Goudkust in Afrika. Daar werden de handelswaren geruild tegen slaven, die in de forten aan de kust waren verzameld. De slaven werden vervolgens ingescheept en naar Amerika vervoerd. Daar werden de slaven verkocht en van de winst werden producten van de plantages ingekocht. Daarna voeren de schepen terug naar Europa om de producten daar weer te verkopen.

Vervolgingen

Vanuit Palestina verspreidden de apostelen het christendom in het Romeinse Rijk. Christenen zijn door de Romeinen streng vervolgd, omdat ze weigerden de keizer als god te accepteren. De Romeinen zijn polytheïstisch: zij aanbidden meerder goden, waaronder ook veelal de keizer. De christenen zijn monotheïstisch. Zij erkennen maar één god.

- Politieke partijen

Vanuit elke stroming ontstond later ook een (of meerdere) politieke partij(en).

Missionarissen

Vanuit het huidige Ierland en Engeland kwamen geestelijken naar de Lage Landen om de volken die daar woonden te bekeren tot het christendom. Ze stichtten kerken en kloosters.

Modern imperialisme

Veel Europese landen hadden koloniën om grondstoffen vandaan te halen. Dezelfde koloniën werden ook gebruikt als afzetmarkt voor producten die in Europa gemaakt werden. De Europese landen verdienden dus twee keer aan de handel met de koloniën.

Patriotten

Veel van de leden van de burgerij noemden zichzelf 'patriot'. De patriotten wilden de stadhouder Willem V afzetten en de macht eerlijke verdelen. De patriotten zagen de Franse Revolutie als een goed voorbeeld. De aanhangers van de stadhouder werden de 'Oranjegezinden' genoemd en waren vaak onderdeel van de armere bevolking.

Onderduiken

Verstoppen in een huis (kelder, zolder o.i.d.) of op het platteland, om te voorkomen dat je werd opgepakt. De allerbekendste onderduikster is Anne Frank.

Celplasma

Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen

- Wetenschap

Voor de ontwikkeling van de wetenschap betekende dat meer oog voor de onderzoekende kritische houding, waarbij de mens en de wereld centraal staan.

- Tempel

Voor de vele goden die de Romeinen vereerden bouwden zij in de steden tempels. Op het Forum Romanum in Rome bevinden zich ook resten van tempels.

- Dienstplicht

Voor het eerst moesten mannen verplicht in het leger. Voor de dienstplicht was de burgerlijke stand natuurlijk heel belangrijk, anders wist de regering niet wie er oud genoeg was of waar hij woonde.

Vrije tijd

Vrije tijd is de tijd die een mens vrij te besteden heeft. Tijdens de groei van de consumptiemaatschappij werd die vrije tijd gekenmerkt door tijd voor televisie en vakanties (met de auto).

Stamper

Vrouwelijk geslachtsorgaan in een bloem, bestaande uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel

- Stadsrechten

Waaronder het recht de stad te verdedigen door grachten, ophaalbruggen, stadsmuren en poorten Stadsrechten houden in:

Censuur

Wanneer de staat zijn macht gebruikt om bepaalde informatie tegen te houden. De nazi's zetten propaganda in om mensen ervan te overtuigen dat de Joden de schuld waren van alle problemen.

Massaproductie

Wanneer producten in grote aantallen tegelijk geproduceerd worden. Dat betekent vaak dat de prijs laag is.

- Watergeuzen

Watergeuzen zijn opstandelingen die naar zee uitgeweken zijn. Zij namen in 1572 Den Briel in. Andere Hollandse steden kozen voor de opstand. Willem vestigde zich in Delft. Hij werd stadhouder van Holland. Alva stuurde zijn leger op strafexpeditie: Mechelen, Zutphen, Naarden, Haarlem. Inname van Alkmaar mislukte in 1573.

Transportweefsel

Weefsel van een plant dat als functie heeft om water, mineralen en suikers te vervoeren. Bijvoorbeeld: houtvaten en bastvaten

Willem V

Willem V (de vijfde) was stadhouder van de Republiek tussen 1751 en 1795, maar had problemen om het land tevreden te houden.

- Moord Willem van Oranje

Willem van Oranje werd in 1584 in Delft vermoord. Willem leidde de opstand en werd beschouwd als de Vader des Vaderlands.

Aardewerk

Wonen op één plaats in een boerderij roept de behoefte op aan aardewerk: potten, bekers, schalen en kommen gemaakt van klei of leem. Op grafvelden van de Bandkeramiekers zijn potten gevonden.

Demilitarisatie"

Zo moesten ze enorme bedragen aan de andere landen betalen om de schade van de oorlog te herstellen, grote gebieden afstaan aan andere landen en mochten ze nog maar een heel klein aantal soldaten hebben en geen wapens meer maken.

Filips II

Zoon van Karel V en zijn opvolger in Spanje en de Nederlanden. Hij regeerde vanuit Madrid.

frequentie

aantal trillingen per seconde (in Hertz, Hz). Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon.

tracheeën

ademhalingsbuisjes, ademhalingsorganen bij insecten

kieuwen

ademhalingssorgaan van waterdieren, bijvoorbeeld vissen en kikkervisjes (larven van kikker)

voorwerp(safstand)

afstand tussen een voorwerp en de lens, aangegeven met v in meters (of cm)

beeld(afstand)

afstand tussen het beeld en de lens, aangegeven met b in meters (of cm)

brandpunt(safstand)

afstand tussen het optische midden en het brandpunt van de lens

bladval

afvallen van bladeren in het ongunstige seizoen (herfst/winter of droge periode) bij o.a. de meeste loofbomen en de lariks. Aanpassing (adaptatie) om een boom of struik te beschermen tegen uitdroging, door verdamping tegen te gaan.

urinebuis

afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen.

urinebuis

afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen.

zaadleider

afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat

verdediging

afweer, beschermen tegen vijanden en gevaar

darmperistaltiek

afwisselende samentrekking van spieren in o.a. slokdarm en darmen; zorgt voor transport van de voedselbrij door het spijsverteringskanaal

levensgemeenschap

alle organismen in een ecosysteem

afweersysteem

alle reacties die een organisme heeft op het binnendringen van ziekteverwekkers en lichaamsvreemde stoffen

voedsel

alle stoffen die je als organisme nodig hebt en eet of drinkt

haarvat

allerkleinste bloedvaten in de organen. De wand is heel dun, zodat het bloed en orgaan stoffen gemakkelijk kunnen uitwisselen.

hygiëne

alles wat je doet om ervoor te zorgen dat organismen (planten, dieren en mensen) gezond blijven door ziekteverwekkers uit de buurt te houden of uit te schakelen.

omnivoor

alleseters of allesetend; benaming voor organisme dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet . Bijvoorbeeld: varken, mens, kakkerlak.

omnivoren

alleseters; eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel.

ontlading

als in een voorwerp door statische elektriciteit een hoge elektrische lading is opgebouwd, kan dit heel snel zijn lading kwijtraken doordat elektronen in korte tijd overspringen van het negatief geladen voorwerp naar het positief geladen voorwerp. Je ziet dan vonken. Bijvoorbeeld: bliksem, vonkende trui.

spanningsbron

apparaat dat tussen twee punten (= polen) een bepaalde spanning zet. Een spanningsbron brengt elektronen in beweging (= elektriciteit) tussen de polen en geeft ze energie mee. Met welke kracht de elektronen in beweging worden gebracht, wordt spanning genoemd, uitgedrukt in Volt. Voorbeelden van spanningsbronnen: batterij, accu en stopcontact (230 Volt).

Ampèremeter

apparaat om de stroomsterkte te meten dat in serie geschakeld moet worden in een stroomkring

dynamo

apparaat waarin bewegingsgenergie wordt omgezet in elektrische energie

accu

apparaat waarin chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

elektromotor

apparaat waarin elektrische energie wordt omgezet in bewegingsenergie

Voltmeter

appraat om de spanning te meten dat parallel geschakeld moet worden in een stroomkring

aardas

as waar de aarde dagelijks omheen draait

spiegelbeeld

beeld dat je ziet als je in een spiegel of spiegelend oppervlak kijkt. Het is een


संबंधित स्टडी सेट्स

Nursing 3 exam 3 end of chapter questions, ATI, and NCLEX questions

View Set

Lesson 6: Using Data Types and Lessons

View Set

MUSC 1101 Midterm: Middle Ages and Renaissance

View Set

CH15_SIM File System and its Data Acquisition Method

View Set

Texas Real Estate Exam Practice Question

View Set