Frans
Gierig
Avare
De gierigheid
L'avarice
Zijn gekoppeld
S'enchaînent
Ten opzichte van, ten aanzien van
Vis-à-vis de, face à
Geboren worden
voir le jour
In tegenstelling tot
A contrario de, contrairement à
Heersend, huidig
Ambiant(e)
Goed humeur
Bonne humeur
Niets doen
Buller
Dat is geniaal
C'est génial
Het is me gelijk
Ca m'est égal
Dat verheugt me
Cela me réjouit ! / Je m'en réjouis ! / J'en suis ravi(e) !
Dat verwondert me
Cela me surprend / cela m'étonne
Afbreuk doen aan
Comprommettant
Trek je plan
Débrouille-toi
Niet plezierig
Déplaisant
Ontnuchterd, gedesillusioneerd
Désabusé(e)
Onaangenaam
Désagréable
Voortaan
Désormais/ dorénavant
Verwoestend
Dévastateur/ dévastatrice
Egoistisch
Egoïste
Angstig
Enxieux/-se
Vastgekluisterd zijn aan
Etre cloué(e) à
Aangeschoten zijn
Etre imbibé(e), être ivre, saoul(e)
Zelfzeker zijn
Etre sûr de soi
Vastgeschroefd zijn aan
Etre vissé(e) à
Het hoofd bieden aan
Faire face à
Gulzig
Gourmand
Vrijgevig
Généreux/-se
Eerlijk
Honnête
Vernederen
Humilier
Grappig
Humoristique (chose)
Hypocriet
Hypocrite
Ongeduldig
Impatient
Onaanvaardbaar
Inacceptable
Verontrustend
Inquiétant
Onvoldaan
Insatisfaite
Onverantwoordleijk
Irresponsable
Ik schaam me
J'ai honte
Ik ben bang
J'ai peur
Ik heb er genoeg van
J'en ai marre
Jaloers
Jaloux
Ik bewonder haar
Je l'admire
Het spijt me
Je suis désolé
Ik ben ontgoocheld
Je suis déçu(e) décevoir
Ik ben beschaamd
Je suis embarrassé(e)
Ik ben trots
Je suis fier/ fière
Ik ben kwaad
Je suis fâché(e)
Ik ben blij
Je suis heureux/ -se
Ik ben jaloers
Je suis jaloux/ -se
Ik ben gestresst
Je suis stressé(e)
Ik ben verrast
Je suis surpris(e)
Ik ben verdrietig
Je suis triste
Ik vertrouw je
Je te fais confiance
De eerlijkheid
L'honnêteté
De humor
L'humour
de hypocrisie
L'hypocrisie
De ongeduldigheid
L'impatience
De onverschilligheid
L'indifférence
De ongerustheid
L'inquiétude
Egoïsme
L'égoïsme
De nervositeit/ zenuwachtigheid
L'énervement
De boosheid
La colère
De gulzigheid
La gourmandise
De vrijgevigheid
La générosité
De jaloezie
La jalousie
De oneerlijkheid
La malhonnêteté
Opkomst, toename
La montée
De luiheid
La paresse
Onzekerheid, onbestendigheid
La précarité
De gezelligheid
La sociabilité
Bedrog
La triche
De twijfel
Le doute
De spijt
Le regret
De opluchting
Le soulagement
Werkloosheidscijfer
Le taux de chômage
Ongelukkig
Malheureuse
Oneerlijk
Malhonnête
Gebrek aan middelen
Manquent des moyens
Lusteloos zijn
Manquer d'entrain
Slecht humeur
Mauvaise humeur
Meester zijn van hun imago
Maîtres de leur image
Ontevreden
Mécontent
Trek het je niet aan
Ne t'en fais pas
Lui
Paresseux
Lui op het werk
Paresseux au travail
Zorgwekkend, verontrustend
Préoccupant
Geruststellend
Rassurant
Iemand iets onthullen
Révéler qqh à qqn
Het laten vallen
S'affaler/ se laisser tomber
Sociaal
Sociable
Een bank
Un divan
Een enthousiasme
Un entrain, un enthousiasme
Wantrouwen, achterdocht
Une défiance, une méfiance
Bezorgdheid, zorg
Une préoccupation
