Behandeling - Week 2 - Prins et al. Hfst. 1 + 2 + 3

¡Supera tus tareas y exámenes ahora con Quizwiz!

In de jaren 60-80, gedurende de eerste fase/generatie van de gedragstherapie, werd door Bandura ruim baan gemaakt voor...?

*de opkomst van de cognitieve stroming in kindergedragstherapie (imitatie).

Wat bepaalt of men de hulpverlening als een gedragstherapeutisch proces kan zien.

- De keuze voor evidence-based behandelen en voor een cognitieve, gedragsmatige en/of emotionele invalshoek - Het proces dat eraan voorafgaat, met name de empirische cyclus, beginnend bij de concretisering en objectivering van een probleem, de antecedenten en consequenten die het gedrag uitlokken of in stand houden,

In stap 4 (behandelingskeuzen) van het therapeutisch proces worden ook behandeldoelen geformuleerd. Wat is hierbij van belang?

- De resultaten van de functieanalyse en verdere kenmerken van het aangemelde kind spelen een cruciale rol, - De mogelijkheden van ouders/verzorgers - de effectiviteit van beschikbare methoden, - ervaring en specifieke bekwaamheden van de therapeut.

Wat zijn de voordelen van modulaire behandeling?

- Door de mogelijkheid om losse behandelmodules met elkaar te combineren kan beter tegemoet worden gekomen aan de samengesteld aard van veel jeugdproblematiek. - gepersonaliseerde behandeling, - behandeling op maat, - flexibiliteit - tijdswinst.

Waarom zijn de eerste (screenings)vragenlijsten belangrijk?

- Een aantal aanmeldingen past namelijk niet binnen de doelgroep of competentie van de instelling/behandelaar en kan beter doorverwezen worden. - Deze eerste (screenings)vragenlijsten moeten volstaan om de eerste belangrijke afweging te kunnen maken over het diagnostisch traject dat wordt ingezet.

Benoem de basisvaardigheden die speciaal nodig zijn voor gedragstherapeutisch werken met kinderen

- Een sociaal bekrachtigende, cliëntgerichte grondhouding -> empathie, echtheid - Bekrachtiging en modeling van een directe, open wijze van communiceren - Directiviteit: een didactische, speelse, concrete en stimulerende opstelling - Structurering: het aangeven van grenzen in tijd, ruimte en regels - Aansluiting bij leeftijd, ontwikkelingsfase, cognitieve, emotionele en sociale mogelijkheden in de vormgeving van communicatie en therapietechnieken

Benoem de basisvaardigheden van de kindergedragstherapeut voor in de uitvoeringsfase (stap 5: Behandeling uit van het therapeutische proces)

- Goede werkrelaties kunnen opbouwen met ouders met zeer verschillende culturele en gezinsachtergronden - Kunnen werken met ouders die nauwelijks met elkaar willen communiceren - Voorzichtig, maar toch doelgericht kunnen omgaan met een ouder die door persoonlijke psychische problematiek de ouderrol niet goed kan vervullen -> empathie, respect, acceptatie, kennis van zaken en de vaardigheid om concreet en eenvoudig te formuleren wat de essentie is van de problemen - Een goede werkrelatie kunnen krijgen met een (para)professionele mediator, leerkracht of groepsleider

De eerste gedragsveranderingsprogramma's waren vooral gericht op...?

- Het terugdringen van bizar en zelf verwondend gedrag - Het stimuleren van sociale vaardigheid en zelfredzaamheid bij verstandelijk beperkte kinderen - Het systematisch aanleren van taal bij ernstig autistische kinderen. - Later werden ook minder ernstig gestoorde kinderen gedragstherapeutisch behandeling in de ambulante zorg, opvoeding en onderwijs.

Waar geven de eerste (screenings)vragenlijsten inzicht in?

- Is de problematiek die na minimale screening via oplossingsgerichte interventies te behandelen? - Gaat het om enkelvoudige problematiek waarvoor een protocollaire behandeling beschikbaar is? - Is de problematiek dusdanig complex van aard (comorbiditeit en/of gezinsproblematiek) dat een geïndividualiseerd onderzoekstraject vereist is?

Het opstellen van individugerichte gedragsanalyses dient een vereist onderdeel te zijn en te blijven in de opleiding tot gedragstherapeut, om de volgende redenen:

- Men moet als professional wat kennis en vaardigheid betreft boven een protocol kunnen staan om binnen het protocol, als dat nodig is, individuele aanpassingen te kunnen uitvoeren. Een empirisch ondersteund protocol levert pas optimale behandelresultaten op als het flexibel en met kennis van zaken wordt toegepast, vooral bij niet-geselecteerde klinische populaties met veel comorbiditeit. - *Bij het merendeel van de stoornissen is ongeveer de helft van de cliënten na het doorlopen van een protocol klachtenvrij (sommige worden uitgesloten van effectiviteitsonderzoek, anderen weigeren mee te doen). 60-70% die het protocol doorlopen hebben is vrijwel of volledig klachtenvrij.

Kindergedragstherapie wordt gekenmerkt door twee specifieke keuzemomenten, benoem ze.

- Op wie richten? Het therapieproces kan niet uitsluitend als een individueel veranderingsproces bij het kind of de jongere beschouwd worden. - Het uitwaaieringsschema: verschillende benaderingsmogelijkheden

Wat zijn aandachtspunten per probleem bij de beslissing hoe de ouders bij het veranderingsproces betrokken kunnen en moeten worden.

- Taal Sluit aan bij het taalgebruik van de cliënt, geef op een begrijpelijke manier uitleg over wat gedragstherapie inhoudt, wat er gaat gebeuren en waarom bepaalde zaken besproken of onderzocht worden, benadruk het belang om concreet over gedrag te praten, vermijd vakjargon bij het uitleggen van gedragstherapeutische principes, vermijd een te schoolse benadering, wees je bewust van je rol, benadruk het belang van huiswerk en typeer gedragstherapie als een leerproces met als uiteindelijke doel beter functioneren en zelfstandig problemen op te lossen. Aanmelding, uitnodiging, eerste gesprek, keuze voor gedragstherapie en uitleg werkwijze.

Stagnaties in de uitvoerende fase kunnen te maken hebben met een aantal factoren. Benoem ze.

- cliënt - therapeut - therapie - De interactie tussen therapeut en cliënt

Als er verschillende problemen in de HT of CC zijn genoemd zal een keuze gemaakt moeten worden. Daarvoor is het belangrijk de onderlinge samenhang van de verschillende problemen te kennen. Samen met cliënten worden praktische overwegingen gemaakt bij de keuze van het probleemgedrag, benoem ze.

- de mate waarin het probleemgedrag een sleutelpositie inneemt - de mate waarin het probleemgedrag veranderbaar is - gevolgen van de beoogde gedragsverandering (acceptatie door sociale omgeving) - de mogelijkheden van de cliënt

Uitgebreide diagnostiek voorafgaand aan een geïndividualiseerde behandeling | Methoden om hypothesen te genereren en toetsen: 1. Extra klinisch interview met klachtspecifieke vragenlijsten 2. Het uitvoeren van (gedrags)observatie 3. Afname van een ontwikkelings- en biografische anamnese 4. Het verrichten van psychodiagnostisch onderzoek 5. Ander specialistisch onderzoek op andere terreinen. Wat zijn de voordelen van deze methode?

- de objectiviteit van metingen in de natuurlijke omgeving van het kind - de grotere externe of ecologische validiteit vergeleken met beoordelingsschalen - het verwerven van informatie over de functie van gedragingen en de vaak positieve invloed op de samenwerking met de cliënten.

Na een eerste verkennende inventarisatie van probleemgedragingen wordt een ........ uitgewerkt, daarna volgen de ........... en ............ In Nederland de ............. hieraan toegevoegd.

- holistische theorie (HT) - topografische (TA) - functieanalyse (FA) - betekenisanalyse (BA)

Na het vaststellen van het therapiedoel wordt bepaald welke behandelstrategie het beste gekozen kan worden. Noem alle vier.

- individuele behandeling - groepsbehandeling - mediatiebehandeling - gezinsbehandeling

Noem de 4 niveaus van beschermde factoren en veerkracht.

- organisch (gezondheid), - intrapersoonlijk (zelfvertrouwen), - interpersoonlijk (steunende familie/vrienden) - hogere-ordeniveau (voldoende inkomen en goede integratie)

Benoem in stappen wat er volgt na een eerste klachtenanamnese (onderkennende diagnostiek).

1. Een voorlopige probleemsamenhang en hypothesen worden opgesteld. 2. we wordt gezocht naar verbanden via observaties, gesprekken met cliënt en andere betrokkenen (indien geïndiceerd volgt ander onderzoek, verklarende diagnostiek). 3. Alle verkregen informatie wordt tot een (empirisch onderbouwde) holistische theorie geïntegreerd. 4. In overleg met de cliënt wordt het eerste te bewerken probleem geselecteerd, waarvan functie- en/of betekenisanalyse worden gemaakt. 5. O.b.v. beschikbare kennis wordt een concreet behandelplan opgesteld.

Uitgebreide diagnostiek voorafgaand aan een geïndividualiseerde behandeling | Methoden om hypothesen te genereren en toetsen (noem er 5):

1. Extra klinisch interview met klachtspecifieke vragenlijsten 2. Het uitvoeren van (gedrags)observatie 3. Afname van een ontwikkelings- en biografische anamnese 4. Het verrichten van psychodiagnostisch onderzoek 5. Ander specialistisch onderzoek op andere terreinen.

Wat zijn de drie fasen (ook we generaties) van de gedragstherapie?

1. Jaren 60-80: vooral gericht op het uiterlijk waarneembare gedrag. 2. Jaren 80 en 90: gaat ervan uit dat cognities in de vorm van gedachten of zelfspraak niet langer bijverschijnselen zijn van uiterlijk waarneembaar gedrag, maar functionele onderdelen in de gedragsketen. 3. Vanaf eind jaren 90: nieuwe therapeutische stromingen doen hun intrede (bijv. dialectische gedragstherapie) als reactie op de grenzen van de CGT.

Benoem de stappen van het therapeutische proces

1. Kennismaking 2. Probleeminventarisatie 3. Probleemdefiniëring 4. Behandelingskeuzen 5. Behandeling 6. Evaluatie en afsluiting 7. Boostersessies en follow-up: Sleeper-effect

Benoem de drie verschillende diagnostische trajecten binnen de betrapte benadering.

1. Minimale diagnostiek: na een korte papieren screening worden problemen snel en oplossingsgericht geanalyseerd en behandeld. 2. Kortdurende diagnostiek: na een klachtanamnese met ouders/gezin en een klinisch interview met kind/jongere wordt na 1 tot 2 gesprekken o.b.v. een eenvoudige probleemsamenhang een diagnose gesteld en een DSM-classificatie bepaald. Er wordt direct gekozen voor een specifiek daarvoor ontwikkeld behandelprotocol. D.m.v. de interventies wordt de eerder opgestelde hypothese getoetst. 3. Waar nodig uitgebreidere diagnostiek: vanaf de aanmelding of later in het proces een uitgebreidere vorm van psychodiagnostiek en gedragsassessment, volledig afgestemd op de individuele cliënt. Meerdere hypothesen worden opgesteld en getoetst voorafgaand aan de behandeling. Via een complexe probleemsamenhang leiden de uitkomsten ervan naar een geïndividualiseerd behandelplan.

Noem de 5 kenmerken op van kindergedragstherapie

1. Ontwikkelingsperspectief: de therapeut houdt rekening met het feit dat het kind in ontwikkeling is, bijv. in termen van ontwikkelingstaken die het kind met succes moet leren uitvoeren. Kennis van ontwikkelingsfasen, leeftijdsgebonden normatieve gedragingen en van spel en verbeelding is noodzakelijk. 2. Samenwerken met ouders, leerkracht en de context: ouders moeten weten dat interactiepatronen kunnen bijdragen aan het in stand houden van problematisch gedrag en ook aan de verbetering ervan. Daarnaast is samenwerking met ouders noodzakelijk om het kind te ondersteunen in het blijven uitvoeren van de gedragsadviezen. Er wordt ook gekeken of en hoe de omgeving bij de behandeling betrokken kan worden (bijv. bij schoolweigeringsproblemen). 3. Gedragstherapie als probleemoplossend proces: elk kind wordt geconfronteerd met steeds weer nieuwe problemen die om een adequate reactie en oplossing vragen (sluit aan bij het ontwikkelingsperspectief). 4. Niet praten, maar doen: kinderen leren meer door een speelser karakter van therapie. 5. De therapeut als coach: leert het kind zelfstandig na te denken en ook zelf naar oplossingen te zoeken.

Wat zijn de aandachtspunten bij stap 1: de kennismaking in het therapeutisch proces?

1. aansluiten bij taalgebruik van client 2. geef uitleg over wat gedragstherapie inhoudt, wat er gaat gebeuren en waarom bepaalde zaken besproken of onderzocht worden. 3. Benadruk het belang om concreet over gedrag te praten. 4. vermijd vakjargon bij het uitleggen van gedragstherapeutische principes 5. vermijd een te schoolse benadering 6. wees je bewust van je rol 7. benadruk het belang van huiswerk 8. typeer gedragstherapie als een leerproces met als uiteindelijke doel beter functioneren en zelfstandig problemen op te lossen.

Wat zijn de aandachtspunten bij stap 2: de probleeminventarisatie in het therapeutisch proces?

1. taalvaardigheid: bij jonge kinderen moeten de mogelijkheden tot het voeren van een probleemverkennend gesprek niet overschat worden, ook al blijft het mogelijk het kind bij de probleemverkenning te betrekken en zijn ervaringen hierbij op te nemen 2. rolverwachtingen: tussen volwassene en kind, voor het kind is de therapeut vaak gelijk aan een opvoeder 3. fasespecifieke problematiek: tussen 12 en 18 jaar is de beleving gericht op de specifiek met deze leeftijd samenhangende problematiek (losmakingsproblematiek, identiteit en seksuele problemen).

Uitgebreide diagnostiek voorafgaand aan een geïndividualiseerde behandeling | Methoden om hypothesen te genereren en toetsen: 1. Extra klinisch interview met klachtspecifieke vragenlijsten 2. Het uitvoeren van (gedrags)observatie 3. Afname van een ontwikkelings- en biografische anamnese 4. Het verrichten van psychodiagnostisch onderzoek 5. Ander specialistisch onderzoek op andere terreinen.

1e anamnesegesprek uitbreiden met een extra gesprek over klachtenanamnese en/of met een klinisch interview. O.b.v. aanwezige informatie doorvragen op zaken die eerder onvoldoende of helemaal niet aan de orde zijn gekomen d.m.v. specifieke vragenlijsten of (semi)gestructureerde interviews = informatie verschaffen ter verdieping van de gedragsdiagnostiek d.m.v. diverse informanten.

Getrapte benadering

3 verschillende diagnostische trajecten, bij aanvang wordt bij voorkeur voor de minst ingrijpende en tijdsintensieve interventies gekozen. Pas als deze onvoldoende resultaat lijkten op te leveren, wordt overgegaan op vormen van uitgebreidere diagnostiek en behandeling.

Wanneer levert een empirisch ondersteund protocol pas optimale behandelresultaten op?

Als het flexibel en met kennis van zaken wordt toegepast, vooral bij niet-geselecteerde klinische populaties met veel comorbiditeit.

eerste (screenings)vragenlijsten

Bij acceptatie worden vaak tegelijkertijd bij de uitnodiging voor een kennismakingsgesprek vragenlijsten vooraf meegestuurd personalia, ontwikkeling van kind, informatie huidig functioneren van verschillende informanten.

Waarom is het belangrijk in gedragstherapie dat wat er in de therapiesessies gebeurt, afgestemd is op wat er thuis mogelijk is (voor zowel huiswerk drachten en communicatie met ouders)?

Bij gedragstherapie met kinderen is het nodig dat ''thuis'' me verandert. Hiervoor is regelmatig overleg met ouders nodig, overeenstemming over de na te streven doelen en de te gebruiken middelen.

Waar ging men ervan uit in de jaren 80-90, gedurende de tweede fase/generatie van de gedragstherapie?

Dat cognities in de vorm van gedachten of zelfspraak niet langer bijverschijnselen zijn van uiterlijk waarneembaar gedrag, maar functionele onderdelen in de gedragsketen.

Is de betekenisanalyse (BA) operant of klassiek?

De BA is Klassiek

Is de functieanalyse (FA) operant of klassiek?

De FA is Operant

*De transdiagnostische benadering is een reactie op...

De beperkingen van de categoriale diagnostiek en de stoornisspecifieke behandelingen. is aanleiding geweest voor de ontwikkeling. De sterke overlap in symptomen en de substantiële comorbiditeit zijn volgens deze opvatting het gevolg van gedeelde onderliggende processen. Deze onderliggende processen aanpakken (gedeelde risicofactoren of instandhoudende factoren) i.p.v. de stoornisspecifieke symptomen maakt de therapie efficiënter en klinisch relevanter.

Waarom zou een eventuele stap 7 (Boostersessies en follow-up) in het therapeutisch proces nodig kunnen zijn?

De gevoelens van de cliënt rond het naderend afscheid kunnen verschillend zijn (trots, angstig). Enkele boostersessies, met steeds groter wordende tussenfasen kunnen de gedragsverandering positief beïnvloeden.

Wat was de aanleiding voor het ontstaan van de transdiagnostische benadering?

De hoge mate van comorbiditeit

Leg stap 4 (Behandelingskeuzen) uit van het therapeutische proces

De individuele problematiek wordt in min of meer specifieke leerdoelen vertaald.

Wat moet er volgens de transdiagnostische benadering aangepakt worden i.p.v. de stoornisspecifieke symptomen om de therapie efficiënter en klinisch relevanter te maken?

De onderliggende processen (gedeelde risicofactoren of instandhoudende factoren)

Cognitieve gedragstherapie

Denkfouten en disfunctionele denkstijlen worden opgespoord en behandeld, verandering van denken en het aanleren van specifieke gedachten en nieuwe betekenissen ging een centrale rol spelen in gedragstherapie. Tegenwoordig besteed men in toenemende mate aandacht aan de veronderstelde onderliggende infoverwerkingsprocessen, zoals verstoorde aandachts-, interpretatie- en geheugenprocessen en de mogelijkheden om deze via training te beïnvloeden.

'intermediaire' behandelingsdoelen

Doelen die wel toegankelijk zijn en die direct aansluiten bij de klacht waarmee ouders of jeugdige komen. Deze kunnen het beste ingezet worden bij een geringe toegankelijkheid van de problematiek (cliënt kan het niet verwoorden)

De belangrijkste punten in stap 4 (behandelingskeuzen) van het therapeutisch proces:

Doelstellingen, keuze van behandelingsstrategie (individueel, mediatie/oudercursus, gezin, groep, school, klinisch/residentieel, combinaties) en keuze van technieken.

Hoe wordt een holistische theorie (HT) het beste opgesteld?

Door middel van het doorlopen van een empirische cyclus samen met de client.

Wat volgt er na een indicatiestelling?

Een adviesgesprek waarin een specifiek behandelprotocol aangeboden wordt.

Noem een voordeel wat er bij komt bij het opstellen van een HT met de client.

Een duidelijke HT kan al therapeutisch werken voor de client omdat hij inzicht krijgt in zijn eigen probleem en de zeggenschap krijgt om er wat aan te doen, op de manier die hem/haar aanstaat.

Kindergedragstherapie

Een empirische benadering van psychologische problemen waarbij rekening wordt gehouden met alle waarneembare motorische en sociale gedragingen, gedachten, betekenissen en cognitieve schema's, en gevoelens.

Er is ook een toenemende aandacht voor de werkzaamheid van meer algemene, non-specifieke therapiefactoren. De routine process monitoring is hier een van. Leg uit wat dat is.

Een methode om het therapeutische proces op N=1-niveau empirisch in kaart te brengen. Hierbij wordt na elke behandelsessie aan de cliënt gevraagd zijn/haar mening te geven over verschillende aspecten van het behandelproces. Therapeut bespreekt deze feedback direct met de cliënt en stelt de therapeutische aanpak zo nodig bij. Een directe terugkoppeling resulteert in het verder kunnen personaliseren van de behandeling, wat weer minder drop-outs, hogere cliënttevredenheid en behandeleffectiviteit oplevert.

Wat volgt er na een eerste klachtenanamnese (onderkennende diagnostiek)?

Een voorlopige probleemsamenhang en er worden hypothesen opgesteld. Daarna wordt gezocht naar verbanden via observaties, gesprekken met cliënt en andere betrokkenen (indien geïndiceerd volgt ander onderzoek, verklarende diagnostiek). Alle verkregen informatie wordt tot een (empirisch onderbouwde) holistische theorie geïntegreerd. In overleg met de cliënt wordt het eerste te bewerken probleem geselecteerd, waarvan functie- en/of betekenisanalyse worden gemaakt. O.b.v. beschikbare kennis wordt een concreet behandelplan opgesteld.

Uitgebreide diagnostiek voorafgaand aan een geïndividualiseerde behandeling | Methoden om hypothesen te genereren en toetsen: 1. Extra klinisch interview met klachtspecifieke vragenlijsten 2. Het uitvoeren van (gedrags)observatie 3. Afname van een ontwikkelings- en biografische anamnese 4. Het verrichten van psychodiagnostisch onderzoek 5. Ander specialistisch onderzoek op andere terreinen.

Eerst de cliëntspecifieke doelgedragingen vaststellen = operationalisatie. Observatiecategorieën zijn pas goed geformuleerd als ze eenduidig geïnterpreteerd kunnen worden en elkaar niet overlappen. Dan kunnen hypothesen worden opgesteld over de functie van het probleemgedrag, deze kunnen ook worden uitgewerkt tot observatiecategorieën evenals voor de hand liggende reacties uit de omgeving (corrigeren). Hoe ingewikkelder de gekozen observatiemethode is, des te groter de inzet die daarbij van de professionals vereist is. Functionele gedragsanalyse: ABC-schema: Dit moet voldoende informatie opleveren om de bepalende gedragsfactoren vast te stellen en te interpreteren, om daaruit interventiemaatregelen te kunnen kiezen. De ernst van probleemgedrag kan bijv. worden vastgesteld door de intensiteit ervan in frequenties te turven = time sampling. Bij probleemgedrag dat weinig frequent voorkomt, maar bijzonder heftig kan zijn, wordt gefocust op de gedragsmanifestatie zelf en de duur ervan gemeten = event sampling. Interval sampling: wanneer de frequentie van het probleemgedrag sterk afwisselt of als het gedrag geen duidelijk begin en einde heeft, wordt de aan- en afwezigheid hiervan tijdens een groot aantal tijdsintervallen gescoord.

In de laatste sessies van de laatste fase van het therapeutisch proces (Evaluatie en afsluiting) ligt de nadruk op ...

Eevaluatie, samenvatten van de bereikte resultaten en werkzame elementen van de therapie, en vooral afscheid nemen.

modulair behandelen

Er is een voortdurende spanning tussen het kind behandelen als uniek individu en het kind behandelen in het kader van een behandelprotocol dat is ontwikkeld voor een groep kinderen met dezelfde classificatie/diagnose (diagnose-behandelcombinaties, DBC's). Door van specifieke methoden en technieken uit te gaan, kan men op een meer flexibele manier gepersonaliseerde behandelingen vormgeven

Bij voorkeur worden werkzaam gebleken behandelmethoden toegepast. Dit noemen we...

Evidence based.

Gedragstherapie is een werkzaam gebleken behandelmethoden. Dus het is...

Evidence based.

In de jaren 60-80, gedurende de eerste fase/generatie van de gedragstherapie werd er vooral gericht op het uiterlijk waarneembare gedrag. Wat stond stond er voornamelijk centraal in de analyse en behandeling van probleemgedrag van kinderen en jeugdigen?

Gedrag in interactie met specifieke omgevingskenmerken.

Leg stap 1 (kennismaking) uit van het therapeutische proces

Gedragstherapeut speelt direct in op het uitgebreide cliëntsysteem naast het eigene van het kind. In de uitvoerende fase wordt besloten hoe de ouders bij het veranderingsproces betrokken kunnen en moeten worden (per probleem en leeftijdsfase, afhankelijk van betrokkenheid).

In de laatste fase van het therapeutisch proces (Evaluatie en afsluiting) wordt gewerkt aan ...

Het vergroten van de zelfstandigheid van de cliënt, onder meer door generalisatie van het in behandeling nieuw aangeleerde gedrag naar andere situaties te bevorderen. Tegelijkertijd frequentie en intensiteit van het contact terugbrengen.

Kortdurende diagnostiek voorafgaand aan een protocollaire behandeling | Kan zonder functieanalyse een protocolbehandeling gekozen worden?

Het volgen van een kortdurend *diagnostiektraject is niet voor alle gedragstherapeuten een vanzelfsprekendheid.

Een systematische evaluatie van elke behandeling is een onmisbaar onderdeel van evidence-based gedragstherapeutisch werken. De N=1-methode biedt hiervoor goede richtlijnen. Leg deze uit.

Hierin worden herhaalde metingen verricht tijdens baseline- en behandelfase, zodat een behandeleffect kan worden vastgesteld. Het is gebruikelijk om het kind of de jongere in principe gedurende de hele therapie registraties te laten bijhouden van gedrag, gedachten en gevoelens.

Minimale diagnostiek voorafgaand aan oplossingsgerichte interventies | Doeleninventarisatie d.m.v. competentievragen

In de oplossingsgerichte werkwijze wordt de cliënt uitgenodigd om doelen te formuleren die concreet, haalbaar en in positieve toekomstgerichte (gedrags)termen te stellen zijn. De hulpverlener stelt hiervoor perspectief biedende competentievragen, deze zijn gericht op momenten dat een deel van het doelgedrag duidelijk naar voren treedt zodat een (functie)analyse van positieve uitzonderingen gemaakt kan worden.

De modulaire behandeling is samengesteld uit...

Losse, zelfstandige modules gebaseerd op werkzame componenten, die meerdere keren gebruikt kunnen worden of helemaal niet, en die, indien nodig, ook gecombineerd kunnen worden.

Wat veranderd er in de jaren 90, gedurende de derde fase/generatie van de gedragstherapie?

Nieuwe therapeutische stromingen doen hun intrede (bijv. dialectische gedragstherapie) als reactie op de grenzen van de CGT. Ze richten zich minder op het direct veranderen van het denken, voelen en doen, of op de inhoud en vorm van het denken, maar meer op de functie ervan en de context waarin het zich afspeelt. Er wordt veel gebruik gemaakt van zintuigelijk bewust worden, ervaringsgerichte strategieën, relaxatie en verwante emotie-regulatiestrategieën alsook integrerende technieken.

Als er verschillende problemen in de HT of CC zijn genoemd zal een keuze gemaakt moeten worden. Wat is hierbij belangrijk?

Om de onderlinge samenhang van de verschillende problemen te kennen.

Leg stap 2 (Probleeminventarisatie) uit van het therapeutische proces

Onderzoeken wat als probleem wordt ervaren en aan welke gedragingen dit te merken is (inzicht in ontwikkeling en context van het gedrag) - Verkenning van gedragsproblemen, ontwikkeling en context, holistische theorie, selectie van probleemgedrag en concretisering, keuze assessmentinstrumenten en baseline

Holistische theorie (HT)

Ook wel (voorlopige) probleemsamenhang genoemd. Dit is een hypothetisch kader waarin de diverse elementen van de gedragsproblematiek zijn in gezet, a.d.h.v. de probleeminventarisatie.

In een eventuele stap 7 (Boostersessies en follow-up) wordt o.a. aandacht besteed aan het sleeper-effect. Leg uit wat dit inhoudt.

Pas na verloop van tijd en veel oefenen blijkt in de follow-up dat het probleemgedrag verder vermindert zonder bijkomende behandelingen.

Wat geeft de Holistische theorie (HT) weer?

Schematisch de probleemsamenhang zoals door de therapeut en client is geformuleerd o.b.v. intakegesprekken, metingen en observaties. Het formuleert een hypothetische samenhang tussen de gerapporteerde en waarneembare problemen en de oorzakelijke en in stand houdende factoren. Ook omvat de probleemsamenhang hypothesen over veronderstelde functies van het probleemgedrag. Gaandeweg wordt de probleemsamenhang indien nodig bijgesteld en definitief gemaakt.

De belangrijkste punten in stap 6 (Evaluatie en afsluiting) van het therapeutisch proces:

Stabilisering/generalisering, eindevaluatie en laatste baseline en afsluiting.

Doelen gedragstherapeutische interventies

Uitbreiding van gedragsmogelijkheden, gericht op de wijze waarop informatie verwerkt wordt, vermindering van emotionele problematiek of complexe problematiek uiteen rafelen.

De belangrijkste punten in stap 5 (behandeling) van het therapeutisch proces:

Uitvoering van interventies en technieken, gelijktijdige metingen/evaluaties, opheffing stagnaties/eventueel terugkoppeling naar fase 2, 3 of 4 en vervolginterventies.

Sinds de jaren 80 gebruik ook gedragstherapeuten de descriptieve DSM-classificaties. Waarom was dit?

Vanwege aansluting bij klinisch psychologen en psychiaters ten behoeve van betere onderlinge communicatie en afstemming. *Deze wijze van diagnostiek ondersteunt min of meer de topografische analyse.

In de jaren 60-80, gedurende de eerste fase/generatie van de gedragstherapie, waarvan vormden operante en klassieke conditioneringsprincipes de basis?

Voor de gedragstherapeutische interventies.

Waarom moet het behandelingsverloop regelmatig tijdens baseline en behandelfasen worden gemonitord?

Voor een verantwoorde uitvoering en evaluatie van een gedragstherapeutische behandeling. Alleen zo kan antwoord worden verkregen op de vraag of, wanneer en soms zelfs waarom een bepaalde interventie werkt.

Welke onderdelen worden onderwerp van assessment en behandeling in de jaren 80-90, gedurende de tweede fase/generatie van de gedragstherapie?

Vormen van cognitief leren, zoals sociaal leren, regelgestuurd gedrag, instructieleren en probleem oplossen - ook wel cognitieve gedragstherapie.

Binnen de betrapte benadering: uitgebreidere diagnostiek:

Waar nodig! vanaf de aanmelding of later in het proces een uitgebreidere vorm van psychodiagnostiek en gedragsassessment, volledig afgestemd op de individuele cliënt. Meerdere hypothesen worden opgesteld en getoetst voorafgaand aan de behandeling. Via een complexe probleemsamenhang leiden de uitkomsten ervan naar een geïndividualiseerd behandelplan.

Fasering

Wanneer er geen crisissituatie is, kan de therapeut eerst kiezen voor een doel dat op korte termijn effecten heeft, en pas later uitgebreider analyseren en behandelen

Het is niet altijd nodig hypothesen op te stellen, want

beroepsmatig verworven kennis vormt veelal een leidraad.

Uitgebreide diagnostiek voorafgaand aan een geïndividualiseerde behandeling | Een hypothese toetsend model in de diagnostische fase

bij comorbiditeit of ingewikkelde gezinsproblematiek wordt het diagnostisch zoekproces gestuurd door vooraf opgestelde hypothesen. Onderzoek wordt hierbij beperkt tot het strikt noodzakelijke.

Wanneer vindt er uitgebreide diagnostiek plaats voorafgaand aan een geïndividualiseerde behandeling

bij complexe casuïstiek, eventueel na een niet succesvol verlopen (protocol)behandeling.

Kortdurende diagnostiek voorafgaand aan een protocollaire behandeling | Klachtenanamnese en klinisch interview

bij een probleemgerichte benadering volgt eerst een klachtenanamnese (met ouders en kind of met jongere alleen). Dit gebeurt meestal in de vorm van een ongestructureerd klinisch interview, afgewisseld met korte opdrachten en ruimte voor spel. Er wordt gebruik gemaakt van de verkregen informatie uit de vooraf ingevulde screeningsvragenlijsten. Gericht op het verkrijgen van informatie over het probleemgedrag, alsmede de sterke en zwakke kanten in het huidige functioneren van het kind en gezin. Thema's: omschrijving van klachten, aanleiding/duur/intensiteit/frequentie van probleemgedrag, antecedente en consequente factoren, invloed van gedrag op alle gezinsleden, hypothesen van de gezinsleden over de oorzaak van gedrag, coping met de klachten in het gezin, eerdere hulpverlening en verwachtingen van huidige hulp. Ernst bepalen: leeftijdsadequaatheid, specificiteit en situatie specifiek probleemgedrag, enkelvoudig of meervoudig probleemgedrag.

Op basis van wat wordt besloten om de cliënt al dan niet voor onderzoek te accepteren?

de eerste informatie (aanmelding) omtrent de aard en ernst van de klachten. Een aantal aanmeldingen past namelijk niet binnen de doelgroep of competentie van de instelling/behandelaar en kan beter doorverwezen worden.

Overwegingen bij de keuze van behandeldoelen

eerst crisis oplossen, begin met toegankelijke problematiek, vertaal een probleem in leerdoelen, focus op het aanleren van nieuw gedrag, faseer de behandeldoelen (wat eerst, wat later?) en taxeer de pedagogische (on)mogelijkheden van het cliëntsysteem.

Waar zoekt men naar in de FA en de BA?

factoren die een rol spelen in het ontstaan en in stand houden van probleemgedragingen.

Als een therapie niet goed op gang komt of als in de uitvoerende fase het leerproces niet vlot, is het belangrijk om deze stagnatie goed te analyseren. Dit wordt gedaan aan de hand van een ...

functieanalyse (FA).

Volgens de transdiagnostische benadering zijn de sterke overlap in symptomen en de substantiële comorbiditeit het gevolg van ...

gedeelde onderliggende processen.

Kortdurende diagnostiek voorafgaand aan een protocollaire behandeling | Diagnose, indicatiestelling en adviesgesprek

gesprekken met ouders en kind biedt vaak voldoende informatie om tot een beschrijvende diagnose en DSM-classificatie te komen. Na indicatiestelling volgt een adviesgesprek waarin een specifiek behandelprotocol aangeboden wordt. Het is niet altijd nodig hypothesen op te stellen, beroepsmatig verworven kennis vormt veelal een leidraad.

Het maken van een holistische theorie (HT) biedt de gedragstherapeut de mogelijkheid om ...

het eerste te bewerken probleem op een verantwoorde manier te kiezen, waarna functie- en betekenisanalyse kunnen volgen.

casusconceptualisatie

het proces waarbij de therapeut en cliënt gezamenlijk werken aan het schrijven, verklaren en kiezen van doelgedragingen.

Binnen de betrapte benadering: Kortdurende diagnostiek:

na een klachtanamnese met ouders/gezin en een klinisch interview met kind/jongere wordt na 1 tot 2 gesprekken o.b.v. een eenvoudige probleemsamenhang een diagnose gesteld en een DSM-classificatie bepaald. Er wordt direct gekozen voor een specifiek daarvoor ontwikkeld behandelprotocol. D.m.v. de interventies wordt de eerder opgestelde hypothese getoetst.

Binnen de betrapte benadering: Minimale diagnostiek:

na een korte papieren screening worden problemen snel en oplossingsgericht geanalyseerd en behandeld.

Minimale diagnostiek voorafgaand aan oplossingsgerichte interventies | Commitmentfase

overeenstemming wordt bereikt tussen hulpverlener en cliënt over doelen en werkwijze (opnemen in behandelplan). De opzet is dat cliënten directe regie over het therapieproces verwerven en actief meedenken over de beoogde oplossingen. Het is ook wenselijk dat de cliënt zichzelf (met zijn gezin) als een deel van de oplossing gaat ervaren. Bijv. functionele gezinstherapie.

Kortdurende diagnostiek voorafgaand aan een protocollaire behandeling | Beschermende factoren en veerkracht

verminderen de invloed van negatieve factoren op een persoon. 4 niveaus: - organisch (gezondheid), - intrapersoonlijk (zelfvertrouwen), - interpersoonlijk (steunende familie/vrienden) - hogere-ordeniveau (voldoende inkomen en goede integratie). Gegevens over de sterke kanten van het kind en zijn omgeving bieden aanknopingspunten voor de prognose en behandeling. Positieve dingen noemen werkt motivatie verhogend.

Kortdurende diagnostiek voorafgaand aan een protocollaire behandeling | Evaluatie van behandeleffect

voor- en nametingen om effectiviteit van de behandeling te toetsen.

Leg stap 3 (Probleemdefiniëring) uit van het therapeutische proces

wanneer het te bewerken probleem is gekozen, wordt overgegaan tot de specifiek gedragstherapeutische analyse. Hierbij horen de Topografische analyses, functionele analyses en de betekenisanalyse


Conjuntos de estudio relacionados

EMT: Chapter 30 [abdominal and genitourinary injuries]

View Set

Linear Equations, Slope and solving for x

View Set

Manuel transmissions chapter 122

View Set

Fundamentals Chap 26- Skin integrity and wound healing

View Set

chapter 46- oral and esophageal disorder

View Set