Focusvragen H10
What is the difference between the absurd form of the nature-nurture question and the reasonable form? Why is one absurd and the other reasonable?
- De absurde vorm van de nature-nurture question is: Is de intelligentie van een persoon het resultaat van genen of van de omgeving? Dit is absurd omdat er zonder genen er geen persoon en dus geen intelligentie is, en zonder omgeving er geen persoon en dus geen genen is. De genen en de omgeving zijn beide essentieel voor een eigenschap om te ontwikkelen. - De redelijke vorm van het nature-nurture debat is: Hoe interacteren nature en nurture met elkaar om een specifiek patroon in de ontwikkeling van intelligentie te produceren?
How can a person's rearing environment influence the heritability of IQ?
- De gemiddelde indicatie die wij tot nu toe hebben, is dat de erfelijkheid van IQ 57% is. Uit onderzoek is gebleken dat mensen die in opgroeien in de lage-inkomen groep, de erfelijkheid 26% is, terwijl mensen die opgroeien in de hoge-inkomen groep, de erfelijkheid 74% is. - Deze resultaten indicateren dat erfelijkheid toeneemt met verbeterde omstandigheden van de omgeving. - Ongezonde omgeving hebben een erg sterke impact op de ontwikkeling van bepaalde eigenschappen, terwijl gemiddelde of bovengemiddelde omgevingen weinig tot geen invloed zullen hebben buiten datgene wat de genen hebben bijgedragen.
How is heritability defined? Why would we expect heritability to be higher in a population that shares a similar environment than in an environmentally diverse population?
- Erfelijkheid (heritability) is de mate waarin de variatie van een specifieke eigenschap, in een specifieke populatie van individuen, afkomstig is van genetische verschillen in tegenstelling tot verschillen in de omgeving. - Wanneer je kijkt naar een populatie die een vergelijkbare omgeving deelt, en je ziet verschillen in een specifieke eigenschap tussen de individuen, dan weet je dat deze verschillen in hogere mate komen door genetische verschillen, omdat de verschillen in de omgeving (relatief) klein zijn. - Wanneer je kijkt naar een populatie die een verschillende omgeving deelt, is er niet goed te bepalen in welke mate de verschillen van een specifieke eigenschap tussen individuen komen door genetische verschillen, omdat de verschillen in de omgeving ook sterk mee tellen in dit geval. - Daarom kunnen we verwachten dat de erfelijkheid hoger is in een populatie die een vergelijkbare omgeving deelt in tegenstelling tot een populatie die een verschillende omgeving deelt.
Op welke twee verschillende manieren hebben onderzoekers de confirmation bias aangetoond?
1.Door mensen te vragen om te kijken welk wat de regel was voor het rangschikken van getallen. Mensen gingen altijd de nummers vragen waarvan zij dachten dat ze juist waren. Wanneer ze elke keer een ja als antwoord kregen waren ze al heel snel overtuigd dat hun hypothese klopte, terwijl dat helemaal niet de enige mogelijkheid was 2. Proefpersonen werden gevraagd om een ander persoon te interviewen om iets over degene zijn persoonlijkheid te ontdekken. Sommige werden gevraagd om de hypothese te beoordelen dat de persoon introvert is, en anderen werd gevraagd om de hypothese te beoordelen dat de persoon extravert is. De proefpersonen gingen vragen stellen waarvan het ja-antwoord consistent zal zijn met de hypothese die ze aan het testen waren. Deze bias, gekoppeld aan natuurlijke neiging van de geïnterviewden om deze vragen bevestigend te antwoorden, gaf de meeste proefpersonen de betrouwbaarheid van hun hypothese, ongeacht welke hypothese het was of wie ze hadden geïnterviewd.
How are analogies useful in judicial and political reasoning? What distinguishes a useful analogy from a misleading one?
Advocaten, politica en andere mensen gebruiken analogieën vaak om anderen ergens van te overtuigen. In een rechtszaak werd ooit een analogie gebruikt voor het beschrijven van bewijs: de verdedigende partij zei dat het bewijs als een ketting was; het is zo sterk als de zwakste schakel. Is er ook maar 1 schakel die breekt, dan stort al het bewijsmateriaal in elkaar en men zou de beschuldigde niet moeten veroordelen. De aanklager stond op en zei dat het bewijs was als een touw, waarvan de som van de individuele bewijsstukken, gelijk stond aan de sterkte van het touw. Ook al zouden er zwakken draden tussen zitten, de sterkere hielden het touw bij elkaar. De aanklager won de zaak, omdat hij een sterkere analogie gebruikte. Een analogie is bruikbaar in die mate dat de structurele relaties waar blijven, ze zijn misleidend als ze niet waar blijven.
What is the logic of comparing identical and fraternal twins to study the heritability of traits? What difference is observed between identical and fraternal twins in IQ correlation?
Als een eigenschap erfelijk is, zouden mensen die genetisch nauw verwant zijn meer gelijk moeten zijn aan elkaar dan mensen die minder nauw verwant zijn. Eeneiige tweeling zijn nauwer genetisch verwant, terwijl twee-eiige tweeling net zo nauw verwant zijn als een broer en zus die geen tweeling vormen. De omgeving is vergelijkbaar voor de twee categorieën tweelingen, dus de verschillen in de eigenschap moet afkomstig zijn van de genetische verschillen. Er is geobserveerd dat de correlatie van IQ bij de eeneiige tweeling hoger ligt dan de correlatie van IQ bij de twee-eiige tweeling.
Hoe demonstreert een die-tossing-game de predictable-world bias?
Bij een dobbelsteen met 4 rode en 2 groene kanten, kiezen mensen niet de hele tijd voor bijvoorbeeld rood (maximizing). Ze kiezen voor matching, wat houdt in dat ze in twee van de drie gevallen rood kiezen en de rest groen. Terwijl je dit niet kan voorspellen. Bij matching is de kans op winnen minder groot dan wanneer je simpelweg gokt. Dus je beter altijd rood kan kiezen, maar mensen hebben de neiging om dingen ook te verklaren met inductive reasoning.
Welk bewijs leidde Catell naar de onderscheiding van fluid en crystallized intelligentie?
Catell ontdekte dat mentale toetsen in 2 clusters viel: de fluid intelligentie en de crystallized intelligentie. Op meerdere mentale toetsen correleerden de clusters beter met zichzelf dan met de andere cluster. Ook ontwikkelen de clusters verschillend van elkaar met leeftijd. Fluid intelligentie: Kunnen herkennen van relaties tussen stimuli onafhankelijk van ervaring of instructie. Biologisch vastgesteld.Crystallized intelligentie: mentale capaciteit verkregen via ervaringen.
welke bevindingen hebben Galtons idee van mentale snelheid als basis voor algemene intelligentie nieuw leven ingeblazen?
De resultaten van Inspection time testen correleren met de resultaten van IQ testen.
Welk bewijs suggereert dat geluk of speelsheid helpt bij het oplossen van inzichtsproblemen? In hoeverre verschillen positieve emoties volgens de theorie van 'verbreden en bouwen' van negatieve wat betreft hun effecten op perceptie en gedachten?
De verbredende theorie van positieve emoties stelt dat negatieve emoties, zoals angst en woede, de focus van het denken en waarnemen verkleinen. Die emoties leiden ertoe dat mensen zich alleen concentreren op de specifieke emotie-opwekkende objecten een alleen denken aan routinematige, goed aangeleerde manieren van reageren. Positieve emoties verbreden de focus van het denken, reikwijdte van perceptie en creativiteit. Onze eigen interpretatie is niet zozeer het geluk op zich maar het gevoel van speelsheid die bevorderlijk is voor leren en creativiteit. Spelen is de tijd waarin mensen regelmatig objecten en informatie op nieuwe manieren bekijkt.
Hoe verschilt deductief redeneren van inductief redeneren? Hoe wordt het geïllustreerd door series problem en syllogismen?
Deductief redeneren (deductie) gebruikt de redenering dat de gevolgen waar moeten zijn als sommige premissen als waar worden geaccepteerd. Waar inductief redeneren geredeneerd gokwerk is, is deductief redeneren (wanneer dit correct gebeurt) redeneren met logisch bewijs en er daarbij ervanuit gaan dat sommige premissen als waar worden geaccepteerd. Bij series problem moet je een reeks items organiseren op basis van een set vergelijkingsverklaringen (comparison statements) en dan komen op een conclusie die niet in een enkele verklaring stond. Bij een syllogisme presenteert een belangrijk uitgangspunt of voorstel en een ondergeschikt uitgangspunt dat je mentaal moet combineren om te zien of een bepaalde conclusie waar, onwaar of onbepaald is.
How might the historical increase in fluid intelligence scores be explained?
Door de huidige technologie worden ons continu nieuwe ideeën, informatie en problemen om op te lossen aangeboden. IQ testen gericht op fluid intelligence vereisen van ons om vragen te beantwoorden of problemen op dat moment op te lossen, gebaseerd op informatie die net is gegeven. Dit is iets wat nu veel normaler is, en we zijn dus op dat gebied nu veel verder ontwikkeld dan voorheen.
Hoe hebben psychologen de geldigheid (validity)van IQ testen vastgelegd? Wat zijn de generale resultaten?
Een test is geldig(valid) als het meet waar het voor gemaakt is om te meten. De Geldigheid van IQ testen wordt vastgelegd door te kijken of het succes in school en carrière kan voorspellen.IQ scores correleren redelijk goed met schoolcijfers.Hogere IQ scores komen vaak overeen met mensen die een baan vinden van hogere intelligentie en voorspelt de prestatie van mensen met banen van hogere mentale complexiteit.
What evidence suggests that the average IQ difference between black and white Americans derives from the environment, not genes?
Er is onderzoek gedaan naar of het mogelijk is of zwarte kinderen in Amerika die een IQ hadden van 125 of hoger, verklaard kon worden door een grotere percentage Europese voorouders dan het gemiddelde zwarte kind. Hieruit is gekomen dat deze factor helemaal geen invloed heeft op het IQ van een kind. De verschillen in IQ tussen zwarte en blanke kinderen komen dus door verschillen in omgeving, niet genen.
What is stereotype threat, and how does it explain differences in IQ between white and black Americans?
Er is sprake van een stereotype threat (stereotype dreiging) wanneer de mensen bewust worden gemaakt van de negatieve stereotypes die er over hun specifiek sociale groep bestaan. Als mensen bewust worden van deze negatieve stereotypes, hebben zij de neiging om zich te gaan gedragen naar deze stereotypes; om deze stereotypes te bevestigen.
Hoe presteren ongeschoolde leden van niet-westerse culturen doorgaans bij classificatieproblemen? waarom zouden we kunnen concluderen dat verschillen in classificatie meer gebaseerd zijn op voorkeur dan op bekwaamheid?
Er zijn culturele verschillen in waarnemen en redeneren. Niet-westerse allochtonen zijn eerder geneigd om vragen over logica in praktische en functionele termen te beantwoorden dan in abstracte eigenschappen. Westerlingen vinden het over het algemeen slimmer om dingen te sorteren op taxonomische categorie dan op functie, maar mensen in andere culturen niet. Taxonomische categorie is hier een reeks dingen die vergelijkbaar zijn in een eigenschap op kenmerk. Dit verschil in redenering is waarschijnlijk meer voorkeur.
Wat is het bewijs dat de neiging om te vertrouwen op kennis uit de echte wereld ons vermogen tot deductief redeneren kan overweldigen?
Experimenten hebben aangetoond dat ook de inhoud belangrijk is. De voorkeur om kennis te gebruiken in plaats van formele logica bij het beantwoorden van vragen over deductief redeneren, kan worden gezien als een voorkeur voor inductief denken in plaats van deductief. We hebben de neiging om te redeneren door nieuwe informatie te vergelijken met ervaringen uit het verleden en informatie over die ervaringen. Deze neiging helpt ons bij de meeste gelegenheden. Als we onze kennis uit eerdere ervaringen tegenspreken, gebruiken we de vaardigheid om problemen op te lossen, die wordt beïnvloed door onze ervaring in het vermogen en de bereidheid om specifieke kennis te onderdrukken.
How can IQ heritability be estimated using the correlation coefficients for the IQs of identical and fraternal twins raised together?
Heritability = (r identical twins - r nonidentical twins) x 2 Door de correlatie van de eeneiige tweeling en de correlatie van die twee-eiige tweeling in deze formule in te vullen, kom je uit op .52. Dit betekent dat de erfelijkheid van intelligentie (gebaseerd op deze data) .52 is oftewel 52% van de verschillen in intelligentie tussen mensen is toegeschreven aan genetica.
Uit wat voor soorten subtesten bestaat een moderne IQ test, en hoe wordt IQ bepaald?
IQ testen bevatten 4 categorieën subtesten: - Verbaal begrip: woordenschat, overeenkomsten (kunnen uitleggen) en informatie (basis kennis) - Perceptuele verwerking: blok ontwerp, matrix redenering en visuele puzzels. - Werk geheugen: digit span en rekenkundig - Verwerkingssnelheid: symbool zoeken en cijfer symbool codering Moderne IQ testen gebruiken resultaten van grote samples afgenomen IQ testen als normatieve data voor het omzetten van een persoons score in een IQ score. Het precies gemiddelde IQ heeft een score van 100.
hoe zou je een test maken om het vermogen van een persoon om analogieën waar te nemen te beoordelen?
Ik zou gebruik maken van de "A: B : : C: ?" methode. Dus dan zou ik stellingen testen als man is tot vrouw, wat jongen is tot ...? Met dan als correct antwoord: meisje. Je kan dan een test opzetten met steeds 4 meerkeuze antwoorden: vliegtuig is tot lucht, wat boot is tot a) onderzeeër, b) water, c) zuurstof, d) piloot. En dan kijken of de participanten het goede antwoord kiezen.
What evidence suggests that intellectual involvement can increase a person's fluid intelligence over time?
In een onderzoek naar intellectuele flexibiliteit (wat een sterke correlatie heeft met fluid intelligence) bij mannen is aangetoond dat deze mate van intellectuele flexibiliteit toeneemt als hun baan die van hen vereist. Wanneer mannen een meer routine-baan hebben, dan is er ook sprake van een geleidelijke afname in intellectuele flexibiliteit. In een ander onderzoek met zowel mannen als vrouwen is uitgekomen dat betrokkenheid in intellectueel-uitdagende vrijetijdsactiviteiten, ook de intellectuele flexibiliteit laat toenemen.
What is the evidence that the effect of a shared family environment on IQ correlations is lost in adulthood? How might this loss be explained?
In verschillende onderzoeken is gebleken dat de IQ correlaties voor verschillende categorieën van kinderen die opgegroeid zijn in dezelfde familie afneemt als de kinderen volwassen worden. Wel blijkt het zo te zijn dat hoe groter de mate van genetische relatie, hoe kleiner de afname is. Een verklaring is dat wanneer kinderen volwassen worden, ze met toenemende maten hun eigen omgevingen kiezen, en de genetische verschillen de soorten omgevingen die zij kiezen beïnvloed. Dus zij die genetisch op elkaar lijken, en dus meer vergelijkbaar zijn in interesses en temperament, zullen meer vergelijkbare omgevingen kiezen dan zij die genetisch anders zijn.
What is inductive reasoning, and why is it also called hypothesis construction? Why is reasoning by analogy inductive?
Inductief redeneren is de poging om een nieuw principe of nieuwe propositie af te leiden uit observaties of feiten die dienen als aanwijzingen. Het wordt ook wel hypothese constructie genoemd, want de afgeleide propositie is op zijn best een geïnduceerde gok, niet een noodzakelijke conclusie van het beschikbare bewijs. Redeneren door middel van analogieën is inductief, omdat het bewijs waarmee men een conclusie vormt een set is van ervaringen van eerder die op een bepaalde manier gelijk zijn aan de situatie die zich nu voordoet.
welke redenering suggereert dat algemene intelligentie een aanpassing is voor het omgaan met evolutionair nieuwe problemen?
Intelligentie betekent niet het goed om kunnen gaan met je omgeving (sociaal en emotioneel) maar wel met om kunnen gaan met veranderingen in de omgeving. Door intelligentie zien we analogieën, redeneren inductief, kunnen we logische consequenties afleiden en kunnen we de toekomst voorspellen en vooruit plannen. Dit helpt ons om te overleven in nieuwe omgevingen.
Welk bewijs suggereert dat het oplossen van inzichtsproblemen kwalitatief verschilt van deductief redeneren? Hoe kan mentale priming een rol spelen bij het verkrijgen van inzicht?
Inzichtsproblemen zijn problemen die zijn ontworpen om mensen te stimuleren om vanuit een ander perspectief naar het probleem te kijken. Dit is vooral hoe inzichtproblemen worden opgelost. Inzichtsproblemen zijn een mengeling van inductief en deductief redeneren. Bij priming wordt de mentale concentratie geactiveerd naar een niveau dat het bewustzijn niet bereikt, maar dat een concept toch meer beschikbaar maakt voor het leggen van verbindingen met andere concepten. Inzicht kan ook worden bevorderd door een incubatietijd of door een gelukkige of speelse gemoedstoestand. Incubatieperiode verwijst naar een onderbreking van een probleem dat later zal worden besproken. Het reorganiseren van de informatie met betrekking tot het probleem gebeurt onbewust tijdens de incubatie. Tegelijkertijd denkt de persoon aan andere dingen en doet hij iets anders. Dit suggereert dat onbewuste, snelle mentale processen belangrijk zijn voor het oplossen van problemen, met name inzichtproblemen. Incubatie lijkt inzicht te vergemakkelijken maar lijkt niet te helpen bij deductie. Voor deductie is bewuste aandacht voor het probleem vereist: slow-thinking.
What is some evidence concerning the usefulness of analogies in scientific reasoning?
Kevin Dunbar ontdekte dat biologen analogieën regelmatig gebruiken om nieuwe bevindingen te begrijpen en om nieuwe hypothesissen te generaliseren. In een meeting van een uur, werden vaak zo'n 2 tot 14 analogieën besproken. Sommige analogieën waren van andere biologische bevindingen, maar anderen waren fenomenen die van buiten de biologie kwamen.
What kinds of false inferences are likely to result from the availability bias?
Men zal eerder gebruik maken van informatie die makkelijk te verkrijgen is, dan informatie waar ze meer moeite voor moeten doen. Bijvoorbeeld in een experiment van Tversky & Kahneman (1973), waarin ze de vraag stelden of er meer woorden zijn die beginnen met de letter d of woorden die als derde letter de letter d hadden. De meeste mensen gokten voor het eerste, omdat het veel makkelijker is om woorden te bedenken die beginnen met de letter d, dan om woorden te bedenken die als derde letter een d bevatten. Maar dokters zullen bijvoorbeeld ook eerder een diagnose stellen waar ze laatst over gelezen hebben, als de patiënt ook maar iets van de symptomen heeft.
Why can't heritability coefficients found within groups be used to infer the source of differences between groups?
Omdat er tussen groepen grote verschillen zijn in de omgeving. De erfelijkheid gaat om hoe een specifieke eigenschap wordt beïnvloed door de genen, niet door de omgeving. In een groep kun je dus een indicatie opstellen van deze erfelijkheid, omdat je werkt vanuit de aanname dat de verschillen in omgeving in een groep, relatief laag zijn. Wanneer je deze indicatie van erfelijkheid probeert toe te passen op een andere groep, wordt er dus geen rekening gehouden met het verschil in omgeving van deze groep ten opzichte van het verschil in omgeving van de groep waarvan je een indicatie van erfelijkheid heb opgesteld. De erfelijkheid coëfficiënten opgesteld in een groep, zijn dus niet toepasbaar op verschillen tussen groepen.
How does history provide further evidence that IQ is highly susceptible to cultural influence? On which measures had IQ increased the most?
Ongeveer elke 30 jaar neemt het gemiddelde IQ met 9 tot 15 punten toe. Dit laat dus zien dat het IQ zeer vatbaar is voor culturele invloed. Dit is goed terug te zien in het moderne leven. Er zijn verbeteringen in educatie, groter gebruik van technologie, en meer mensen zijn betrokken in intellectueel veeleisend werk. Dit heeft er voor gezorgd dat er een grotere proportie mensen is die ervaring hebben in het manipuleren van abstracte concepten, dan tientallen jaren geleden. De grootste toenames zijn de testen gericht op fluid intelligence, de testen waar origineel over gedacht werd dat het minste beïnvloed is door culturele ervaringen en het meest indicatief is voor het raw reasoning vermogen.
What evidence suggests that the status of being an involuntary minority may be particularly detrimental to IQ development?
Onvrijwillige minderheden zijn groepen die minderheden werden doordat ze werden overwonnen, gekoloniseerd of tot slaaf gemaakt. Groepen die voor lange periodes - en nog steeds - als minder en aparte klasse werden behandeld. Onvrijwillige minderheden presteren overal slechter in school, en scoren gemiddeld 10 tot 15 punten lager op IQ testen, dan de dominante meerderheid. Ook is er onderzoek gedaan naar de Buraku verschoppelingen in Japan in vergelijking tot de zwarte mensen in de Verenigde Staten. De Buraku, een puur culturele groep, niet verschillend met andere Japanse, werden geëmancipeerd van een officiële verschoppelingen status in 1871, 8 jaar nadat zwarte mensen in de Verenigde Staten geëmancipeerd werden van slavernij. Beide groepen presteren, nog steeds, minder goed dan de dominantie meerderheden. Echter zijn er ook Buraku verhuisd naar de Verenigde Staten. Hier werden ze net zo behandeld als andere Japanners en het resultaat was dat ze net zo goed presteerden in school en IQ testen als de andere Japanners.
Wat was Spearmans concept van algemene intelligentie (g) ? Waarom kan g beter gemeten worden via meerdere testen in plaats van een enkele test?
Spearman zegt dat elke mentale test een gemeenschappelijke factor meet, de algemene intelligente(g). g is hier de onderliggende capaciteit die bijdraagt aan de prestatie van een persoon op alle mentale testen.De beste meting van g is door het gemiddelde te nemen van meerdere mentale testen, omdat g de gemiddelde score van mentale testen berekent.
hoe hebben onderzoekers een algemeen verschil tussen westerlingen en oost Aziaten in perceptie en geheugen vastgelegd? Hoe heeft dit effect op redenering?
Volgens onderzoek zijn Oost-Aziaten in hun waarnemingen en redeneringen meer holistisch(alomvattend) en minder analytisch(ontledend). In perceptie testen focussen oost-Aziaten zich meer op het gehele plaatje en de relaties tussen de objecten, waar westerlingen meer focussen op individuen objecten los van hun achtergrond. In een onderzoek waar Japanse en Amerikaanse studenten hetzelfde plaatje te zien krijgen, zullen de Japanse studenten completere antwoorden geven maar hebben meer moeite met het herkennen van individuele objecten uit het plaatje zonder de achtergrond.In redenering zullen oost-Aziaten ook eerder kijken naar de context en onderliggende relaties en Westerlingen eerder naar de individuele redenen.
How can IQ heritability be estimated by studying identical twins who were adopted into different homes?
Wanneer je een identieke tweeling bestudeerd die apart zijn opgegroeid, kan je de aanname stellen dat de verschillen in omgeving hetzelfde zijn als de verschillen in omgeving wanneer je twee random mensen uit de populatie selecteert. Hierdoor kun je stellen dat de correlatie coëfficiënt van de apart opgevoede eeneiige tweeling zelf al een inschatting is van de erfelijkheid coëfficiënt.
Hoe zouden uitvoerende functies een basis kunnen bieden voor individuele verschillen in intelligentie, en hoe beïnvloedt mentale snelheid deze capaciteit? welk bewijs ondersteunt deze logische mogelijkheid?
Werkgeheugen, switching en inhibition hebben samen of los van elkaar invloed op g . Goed kunnen verwerken van informatie betekent beter kunnen rekenen en redeneren. executieve functies worden beïnvloed door mentale snelheid. Verschillen in intelligentie komen overeen met verschillen in executieve functies.
In hoeverre is de ontwerphouding (design stance) met betrekking tot hulpmiddelen een beperking van de menselijke cognitie of een aanpassing?
Zodra een hulpmiddel is uitgevonden en gebruikt wordt voor een specifiek doel, ontwikkelt het zich in een speciale toestand. Het kan voor dat doel effectief worden gebruikt zonder dat door een trial-and-error proces moet gaan. Weten waar een tool voor is en het uitsluitend voor dat doel gebruiken biedt de gebruiker een hoge efficiëntie ten koste van eigen flexibiliteit. Problemen begrijpen is vaak moeilijk omdat hun oplossing afhangt van het verlaten van een gevestigde gewoonte van waarneming of denken, wat een mentale set wordt genoemd, en het probleem vervolgens op een andere manier bekijken. Duncker gebruikte de term functionele vastheid om te verwijzen naar het niet zien van een object met een andere functie dan de gebruikelijke functie.